Ruimtelijke ordening

Op deze pagina

    De overheid moet in haar beleid op vlak van ruimtelijke ordening rekening houden met de Sevesodoelstelling om zware ongevallen te voorkomen en de gevolgen voor mens en milieu te beperken, door toezicht op:

    • de vestiging van nieuwe inrichtingen;
    • het wijzigen van bestaande inrichtingen;
    • nieuwe ontwikkelingen rond inrichtingen zoals transportroutes, woongebieden en door het publiek bezochte plaatsen.

    Het beleid en de uitvoering ervan moeten verzekeren dat op lange termijnbasis:

    • voldoende afstand behouden wordt tussen enerzijds de onderworpen inrichtingen en anderzijds woongebieden, door het publiek bezochte gebouwen en gebieden, recreatiegebieden en voor zover mogelijk grote transportroutes;
    • waardevolle natuurgebieden en bijzonder kwetsbare gebieden in de nabijheid van de inrichtingen beschermd worden;
    • voor bestaande en andere inrichtingen bijkomende technische maatregelen getroffen worden om de risico’s voor de menselijke gezondheid en het milieu niet te vergroten.

    De overheid moet bovendien adviesprocedures opstellen om de bovenstaande principes effectief ten uitvoer te brengen en gegronde besluiten te kunnen nemen.

    Gezien ruimtelijke ordening een exclusief gewestelijke bevoegdheid is, beperkt het samenwerkingsakkoord zich tot deze algemene principes en een doorverwijzing van de verplichting naar de gewesten. De uitvoering wordt geregeld in gewestelijke reglementering.

    Ook de raadpleging en participatie van het publiek in de besluitvorming van dergelijke ontwikkelingen, wordt in gewestelijke reglementering geregeld.