Algemene beginselen

Op deze pagina

    Het algemeen kader waarbinnen de Koning reglementerend kan optreden en de algemene verplichtingen van de werkgevers en de werknemers zijn vastgesteld in hoofdstuk II van de welzijnswet, dat handelt over de algemene beginselen. Deze kunnen nog nader worden bepaald bij koninklijk besluit met toepassing van of ter voorkoming van specifieke risicosituaties.  

    De bevoegdheden van de Koning

    Artikel 4, §1, eerste lid bepaalt: "De Koning kan aan de werkgevers en de werknemers alle maatregelen opleggen die nodig zijn voor het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk".

    Deze bepaling heeft tot doel de bevoegdheid van de Koning in dat verband af te bakenen.

    Daarbij worden de domeinen waarin reglementerend kan worden opgetreden limitatief opgesomd. Het gaat hier om de domeinen die samen het begrip "welzijn" vormen.

    Tevens kunnen bij koninklijk besluit bijzondere maatregelen worden vastgesteld om rekening te houden met de specifieke toestand van een aantal categorieën van personen. Daarbij moet wel een gelijkwaardig beschermingsniveau worden gerealiseerd.

    De wet geeft een exemplatieve opsomming van die personen. Het gaat om:

    • de thuiswerkers;
    • de kleine en middelgrote ondernemingen: er kan immers vastgesteld worden dat de "welzijnsproblematiek" in deze ondernemingen op een dergelijke wijze moet benaderd worden dat rekening gehouden wordt met zowel economische imperatieven, als met de noodzaak de werknemers te beschermen. Ook de kaderrichtlijn "veiligheid en gezondheid" heeft deze bijzondere situatie benadrukt. Het kan hier bijvoorbeeld gaan om vereenvoudiging van documenten;
    • de krijgsmacht, de politiediensten en de diensten voor burgerbescherming: deze diensten zijn onderworpen aan bijzondere wetten die hun statuut bepalen. Dit statuut omvat een reeks opdrachten die van nature uit gevaarlijk zijn, maar waarbij het niet steeds mogelijk is alle beschermingsmaatregelen voorgeschreven door deze wet te nemen. Daarom moeten voor deze categorieën specifieke maatregelen gelden die zullen moeten rekening houden met de bijzondere kenmerken eigen aan bepaalde activiteiten van deze diensten. Zo worden politiediensten geconfronteerd met gevaarlijke situaties waaraan zij zich niet kunnen onttrekken zonder afbreuk te doen aan hun opdracht de burger te beschermen, en moet men bij de krijgsmacht leren omgaan met wapens en explosieven. Nochtans moeten deze maatregelen rekening houden met de algemene preventiebeginselen. Dit impliceert dat waar, gelet op de aard van de activiteit, de gewone reglementering niet kan worden toegepast, er wel een reeks maatregelen moeten gelden die zorgen voor een gelijkwaardig beschermingsniveau.

    Dit betekent dat de principes van de wet volledig van toepassing zijn, maar dat de toepassing ervan op een andere wijze kan gebeuren. De brandweer en bijvoorbeeld het Rode Kruis, behoren naast de Civiele Bescherming, tot de diensten voor burgerbescherming.

    Aangezien de opsomming exemplatief is, kan zij aangevuld worden met andere personen, zoals de leerlingen in scholen, enz.

    Het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk

    Artikel 5 van de welzijnswet legt aan de werkgever de algemene verplichting op de nodige maatregelen te treffen ter bevordering van het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. Hij moet daarbij de preventiebeginselen in acht nemen. Deze beginselen zijn overgenomen uit de kaderrichtlijn "veiligheid en gezondheid". 

    • risico's voorkomen;
    • evaluatie van risico's die niet kunnen worden voorkomen;
    • bestrijding van de risico's bij de bron;
    • vervanging van wat gevaarlijk is door dat wat niet gevaarlijk of minder gevaarlijk is;
    • voorrang aan maatregelen inzake collectieve bescherming boven maatregelen inzake individuele bescherming;
    • aanpassing van het werk aan de mens, met name wat betreft de inrichting van de werkposten en de keuze van de werkuitrusting en de werk- en productiemethoden, met name om monotone arbeid en tempogebonden arbeid draaglijker te maken en de gevolgen daarvan voor de gezondheid te beperken.

    Zij worden aangevuld of nader bepaald door de volgende beginselen:

    • zo veel mogelijk de risico's inperken, rekening houdend met de ontwikkelingen van de techniek;
    • de risico's op een ernstig letsel inperken door het nemen van materiële maatregelen met voorrang op iedere andere maatregel;
    • de informatieplicht t.a.v. de werknemers en de noodzaak passende instructies te verschaffen;
    • de planning van de preventie en de uitvoering van het welzijnsbeleid met het oog op een systeembenadering;
    • het vaststellen van de middelen voor het welzijnsbeleid en het vaststellen van de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de personen die belast zijn met de toepassing van dit beleid.

    Deze preventiebeginselen worden als volgt samengevat: "Het principe van risico-evaluatie staat centraal. Het komt erop aan te onderzoeken aan welke risico's een werknemer kan worden blootgesteld. Na de identificatie van de risico's dient men deze te evalueren en desnoods maatregelen te nemen om risico's te voorkomen, ze bij de bron uit te schakelen of te verminderen.  In deze gevallen wordt ingewerkt op het risico zelf. Daarnaast zijn er ook meer algemene preventiemaatregelen, zoals de keuze van collectieve beschermingsmiddelen boven individuele. Het is steeds belangrijk in te werken op de materiële omstandigheden zelf. Risico's moeten worden beperkt. Nulrisico bestaat echter niet. Er blijven restrisico's over die dan maatregelen in verband met opleiding en informatie van de werknemers vergen. Bovendien moet dit beleid geïntegreerd worden in het volledige management van de onderneming. In dat kader moet ook het beleid inzake het welzijn van de werknemers regelmatig opnieuw geëvalueerd worden en moet de werkgever de doelstellingen, middelen en verantwoordelijkheden voor de realisatie van de preventie nader bepalen".

    De algemene beginselen betreffende de risicoanalyse, de preventieregels, de verplichtingen van de hiërarchische lijn, de regels inzake informatie en vorming van de werknemers en de maatregelen die moeten worden genomen bij noodsituaties, zijn nader omschreven in titel 2 "Algemene beginselen betreffende het welzijnsbeleid" van boek I van de codex over het welzijn op het werk.

    De relaties tussen de verschillende betrokken partijen en de daarmee gepaard gaande verantwoordelijkheden kunnen als volgt worden samengevat:

    • de werkgever staat in voor het voeren van een welzijnsbeleid in de onderneming. Zoals bepaald in artikel I.2-2, is elke werkgever verantwoordelijk voor de structurele planmatige aanpak van preventie door middel van een dynamisch risicobeheersingssysteem. Hij moet het algemeen beleid uitstippelen en instructies geven aan het leidinggevend personeel over de uitvoering van het beleid. Hij draagt daarvoor de volledige eindverantwoordelijkheid.
    • de leden van de hiërarchische lijn, dat wil zeggen de leidinggevenden zowel op hoog niveau als op laag niveau, van manager tot ploegbaas, voeren elk binnen hun bevoegdheid en op hun niveau het beleid van de werkgever met betrekking tot het welzijn van de werknemers uit. Hun verplichtingen zijn omschreven onder artikel I.2-11.
    • de preventieadviseurs geven advies over alle aangelegenheden die betrekking hebben op het welzijnsbeleid en staan alle betrokken partijen bij. Zij dragen een beroepsverantwoordelijkheid.
    • de werknemers hebben de verplichting mee te werken aan de uitbouw van het beleid van de werkgever. Hun verplichtingen worden opgesomd in artikel 6 van de wet. De verplichtingen van de werknemers kunnen bij koninklijk besluit nader worden bepaald met toepassing van of ter voorkoming van specifieke risicovolle situaties. Men kan hierbij denken aan de specifieke situatie van de huisarbeid.

    Advies van de Hoge Raad voor preventie en bescherming op het werk