De beslissing van het openbaar ministerie

Op deze pagina

    De bevoegdheden

    Sinds de inwerkingtreding van het Sociaal Strafwetboek is het openbaar ministerie niet meer bevoegd om de inbreuken te vervolgen die worden bestraft met een sanctie van niveau 1 bepaald in het Sociaal Strafwetboek. Met andere woorden alleen de Directie van de administratieve geldboeten kan deze processen-verbaal behandelen.

    Haar bevoegdheid betreft de inbreuken die worden bestraft met een sanctie van niveau 2, 3 of 4.

    Wanneer aan het openbaar ministerie feiten worden voorgelegd die een inbreuk vormen die gepaard gaat met een sanctie van niveau 2, 3 of 4, wordt het inleiden van de strafvordering toevertrouwd aan het arbeidsauditoraat voor alles wat onder de bevoegdheid van de arbeidsrechtbanken valt. In geval van samenhang of samenloop met één of verscheidene inbreuken die niet onder de bevoegdheid van de arbeidsrechtbanken vallen, wijst de procureur-generaal aan wie van het parket van de procureur des Konings of van het arbeidsauditoraat bevoegd is. Concreet betekent dit dat de arbeidsauditeur de strafvordering zal blijven uitoefenen, zelfs in geval van samenloop of samenhang, telkens als het sociaal karakter van de inbreuken gaat overheersen.

    Het is dus meestal de arbeidsauditeur die de keuze zal maken binnen het parket om de strafrechtelijke weg of de administratieve weg te volgen.

    De beslissing

    Op basis van het proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk die wordt bestraft met een sanctie van niveau 2, 3 of 4 van het Sociaal Strafwetboek, kan het openbaar ministerie:

    • strafrechtelijke vervolging instellen voor de correctionele rechtbank;
    • het verval van de strafvordering voorstellen mits een geldsom wordt betaald, bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering;
    • het verval van de strafvordering voorstellen mits maatregelen worden uitgevoerd en de voorwaarden bedoeld in artikel 216ter van het Wetboek van strafvordering worden nageleefd;
    • de burgerlijke rechtsvordering bedoeld in artikel 138bis, §2, 1ste lid, van het Gerechtelijk Wetboek instellen;
    • afzien van strafvervolging.

    Bron: artikel 68 van het Sociaal Strafwetboek 

    De vervolging voor de correctionele rechtbank

    De vervolging voor de correctionele rechtbank van feiten die strafbaar zijn met een sanctie van niveau 2, 3 of 4 van het Sociaal Strafwetboek sluit elke mogelijkheid tot een latere administratieve boete voor dezelfde feiten uit, zelfs als de correctionele rechtbank een vrijspraak uitspreekt.

    Het voorstel tot verval van strafvordering door betaling van een geldsom

    Het openbaar ministerie kan, als de voorwaarden waarin voorzien is in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering voldaan zijn, de betaling van een geldsom voorstellen met het oog op het verval van de strafvordering. Deze procedure wordt eveneens "minnelijke schikking" genoemd.

    Zo kan het voorkomen dat een bepaalde som geld moet worden betaald aan de Federale Overheidsdienst Financiën voor zover het feit niet van die aard lijkt te zijn om te moeten worden bestraft met een correctionele hoofdgevangenisstraf van meer dan twee jaar of met een zwaardere straf, desgevallend met inbegrip van de inbeslagneming, en dat het geen zware inbreuk vormt op de fysieke integriteit.

    Voor de inbreuken op het Sociaal Strafwetboek mag de som niet minder bedragen dan 40 % van de minimumbedragen van de administratieve geldboete, desgevallend, vermenigvuldigd met het aantal werknemers, kandidaat werknemers, zelfstandigen, stagiairs of kinderen die betrokken zijn.

    Het is het verval van de strafvordering door betaling van een geldsom die de toepassing uitsluit van een administratieve geldboete en niet het voorstel tot minnelijke schikking. In geval van mislukking van het voorstel tot minnelijke schikking, dit wil zeggen in geval van weigering om de voorgestelde som te betalen of wanneer de geldsom voorgesteld door het openbaar ministerie niet geheel wordt betaald, blijft de administratieve vervolging door de bevoegde administratie mogelijk.

    Het voorstel tot verval van de strafvordering mits maatregelen worden uitgevoerd

    Het openbaar ministerie kan eveneens het verval van de strafvordering voorstellen mits maatregelen worden uitgevoerd en de voorwaarden bedoeld in artikel 216 ter van het wetboek van strafvordering worden nageleefd.

    Dit voorstel is mogelijk voor zover het feit niet van die aard lijkt om te moeten worden bestraft met een hoofdgevangenisstraf van meer dan twee jaar of met een zwaardere straf en op voorwaarde dat de vermoedelijke dader van de inbreuk, desgevallend, zijn burgerlijke aansprakelijkheid in het feit erkent om de eventuele schade te vergoeden of te herstellen en, desgevallend, in te stemmen met één of meerdere maatregelen die hem worden voorgesteld.

    De maatregelen kunnen bijvoorbeeld de volgende zijn: een medische behandeling volgen of elke andere passende therapie, een werk van algemeen belang uitvoeren of een opleiding volgen.

    In dit geval is het ook het verval van de strafvordering mits maatregelen worden uitgevoerd en de voorwaarden worden nageleefd die de toepassing van een administratieve boete uitsluit en niet het voorstel van de maatregelen en van de voorwaarden.

    De burgerlijke rechtsvordering bedoeld in artikel 138bis, §2, 1ste lid van het Gerechtelijk Wetboek

    Voor de inbreuken bestraft met een sanctie van niveau 2, 3 of 4 van het Sociaal Strafwetboek en die alle werknemers of een deel van de werknemers van een onderneming treffen, kan de arbeidsauditeur ambtshalve, overeenkomstig de formaliteiten van het Gerechtelijk Wetboek, een vordering instellen bij de arbeidsrechtbank, teneinde de inbreuken te laten vaststellen.

    Het gaat dus over een collectieve vordering die moet worden ingesteld door de arbeidsauditeur die een burgerlijke procedure kan instellen namens een collectiviteit van benadeelde personen, zonder het uitdrukkelijk akkoord van deze laatsten bij de arbeidsrechtbank.

    Wanneer de arbeidsauditeur een burgerlijke rechtsvordering instelt voor dit soort feiten, zal hij geen strafvordering meer kunnen instellen of aan de administratie voorstellen om een administratieve boete op te leggen voor diezelfde feiten.

    Afzien van de strafrechtelijke vervolging

    Het openbaar ministerie kan ervan afzien om te vervolgen door één van de voornoemde modaliteiten.

    De Directie van de administratieve geldboeten is in dit geval bevoegd om het proces-verbaal tot vaststelling van de inbreuk te onderzoeken en te beslissen welk gevolg eraan moet worden gegeven.

    Wetgeving:

    Artikelen 72, 92 en 93 van het Sociaal Strafwetboek

    Artikelen 155 en 138bis § 2, van het Gerechtelijk Wetboek

    Artikelen 216bis en 216ter van het Wetboek van Strafvordering