Berekening anciënniteits-, tewerkstellings- en beroepsloopbaanvoorwaarden

Op deze pagina

    Tewerkstellingsvoorwaarde

    Om uit te maken of de tewerkstellingsvoorwaarde is vervuld, wordt rekening gehouden met de werkelijke prestaties en met bepaalde met arbeid gelijkgestelde periodes. Daarnaast zijn er ook bepaalde andere periodes die geneutraliseerd worden voor de berekening van de tewerkstellingsvoorwaarde.

    Situaties gelijkgesteld met effectieve arbeidsprestaties 

    Voor de berekening van de 12 (tijdskrediet met motief) of 24 (landingsbaan) maanden tewerkstelling wordt rekening gehouden met de volgende gelijkgestelde periodes : 

    • de periodes van schorsing van de arbeidsovereenkomst wegens tijdelijke overmacht;
    • de dagen gedekt door een gewaarborgd dagloon (artikel 27 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten);
    • de periodes van jaarlijkse vakantie;
    • de moederschapsrust, het profylactisch verlof of de verwijdering uit nachtarbeid en de tijd die noodzakelijk is voor de medische onderzoeken m.b.t. tot die twee laatste maatregelen;
    • de noodzakelijke tijd voor prenatale medische onderzoeken die niet buiten de werkuren kunnen plaatsvinden;
    • de voor een werknemer noodzakelijke tijd om te zetelen als raadsheer of rechter in sociale zaken in de arbeidshoven en ‑rechtbanken;
    • het betaald educatief verlof;
    • de afwezigheid voor het volgen van cursussen voor sociale promotie;
    • het verlof voor het uitoefenen van een politiek mandaat;
    • de afwezigheid van de werknemer wegens maatregelen van vrijheidsberoving waarvan hij het voorwerp is;
    • de periodes van militaire verplichtingen of gewetensbezwaar;
    • de periodes van klein verlet;
    • de afwezigheid om dwingende redenen;
    • het adoptieverlof (geregeld door de art.30ter van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten);
    • het pleegzorgverlof (geregeld door art.30quater van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten);
    •  het vaderschaps- en geboorteverlof (geregeld door art.30, § 2 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten);
    • de ziekteperiodes voor zover zij gedekt worden door een gewaarborgd loon;
    • de tijdelijke werkloosheid in geval van technische stoornis, slecht weder of gebrek aan werk wegens economische oorzaken;
    • de perioden van schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst als bepaald in artikel 23, §1 van de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis (crisistijdskrediet);
    • de verlofdagen toegekend in uitvoering van een collectief akkoord (bovenwettelijke feestdagen, compenserende rustdagen, ...);

    In het geval dat de werkgever en werknemer in onderling overleg de anciënniteitsvoorwaarde voor de landingsbaan hebben ingekort (<24 maanden), worden de dagen gedekt door de ontslagcompensatievergoeding en de verbrekingsvergoeding eveneens gelijkgesteld voor de berekening van de tewerkstellingsvoorwaarden.
     

    OPGELET   

    Waar de werknemer bij tijdskrediet met motief steeds aan de tewerkstellingsvoorwaarde moet voldoen bij dezelfde werknemer, is dit niet het geval bij de tewerkstellingsvoorwaarde bij de landingsbaan. Aangezien bij deze laatste de mogelijkheid bestaat om de anciënniteitsvoorwaarde in te korten, moet de tewerkstellingsvoorwaarde niet noodzakelijk bij dezelfde werkgever gerealiseerd zijn.
     

    Geneutraliseerde periodes

    Voor de berekening van de 12 (tijdskrediet met motief) of 24 (landingsbaan) maanden tewerkstelling worden de volgende periodes geneutraliseerd (er wordt geen rekening mee gehouden) : 

    • het verlof voor palliatieve zorgen;
    • het ouderschapsverlof (C.A.O. nr. 64 en K.B. 29 oktober 1997);
    • de loopbaanonderbreking voor bijstand of zorgverstrekking aan een ernstig ziek lid van het gezin of van de familie;
    • de periodes van verlof zonder wedde;
    • de dagen van staking of lock‑out;
    • de periode van ziekte of ongeval van gemeen recht die volgt op de door het gewaarborgd loon gedekte periode, voor een duur van maximum 5 maanden;
    • de periode van volledige tijdelijke arbeidsongeschiktheid omwille van een beroepsziekte of van een arbeidsongeval die volgt op de door het gewaarborgd loon gedekte periode, voor een duur van maximum 11 maanden.
    • Indien de periode van schorsing van de arbeidsovereenkomst de hierboven aangehaalde termijn van 5 en 11 maanden overschrijdt, worden volgende twee periodes eveneens geneutraliseerd:
       
      o De periode van ziekte of ongeval van gemeen recht, die niet gedekt is door het gewaarborgd loon voor zover de werkgever één maand na de aanvraag geen schriftelijke bezwaren heeft gemaakt om reden van organisatorische behoeften,
       
      o De periode van progressieve werkhervatting in het kader van artikel 100, §2 van de gecoördineerde wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen van 14 juli 1994, evenals de perioden van schorsing van de arbeidsovereenkomst naar aanleiding van ziekte of ongeval van gemeen recht die eraan voorafgaan, die niet gedekt zijn door het gewaarborgd loon.
        
    • de periodes van tijdskrediet (volledige onderbreking, halftijdse of 1/5de tijdskrediet) genomen op basis van de CAO nr.103, de CAO nr.77bis of artikel 102 van de herstelwet van 22 januari 1985 (voorzover dit stelsel doorloopt na 1 januari 2002);
    • de periodes van crisistijdskrediet in de vorm van een halftijdse of 1/5de  tijdskrediet, genomen met toepassing van de wet van 19 juni 2009;
    • de periodes van vermindering van de arbeidsprestaties in het kader van een herstructureringsplan op basis waarvan de Vlaamse overheden tijdelijk een overbruggingspremie toekennen (besluit van de Vlaamse regering van 1 maart 2002, artikel 13). 

    Alle andere periodes van schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst of van vermindering van arbeidsprestaties, die geen gelijkstelling of neutralisatie tot gevolg hebben, onderbreken de periode van 12 maanden. 

    Voorbeeld : Een werknemer doet op 1 maart 2018 een aanvraag tot vermindering van arbeidsprestaties tot de helft in het kader van het tijdskrediet met motief. De anciënniteits- en loopbaanvoorwaarde is vervuld.  Qua tewerkstellingsvoorwaarde dient deze werknemer effectief ¾-tijds te hebben gewerkt tijdens de 12 maanden die de schriftelijke kennisgeving voorafgaan. Deze werknemer heeft jaarlijkse vakantie genomen tijdens de maand juli en ouderschapsverlof (volledige onderbreking) van 1 oktober 2017 tot 31 december 2017. Om de arbeidsregeling te berekenen voor de 12 maanden die de kennisgeving voorafgaan wordt de periode van jaarlijkse vakantie gelijkgesteld met een gewerkte periode; de periode van ouderschapsverlof wordt evenwel geneutraliseerd, met als gevolg dat voor de betrokken werknemer de te rechtvaardigen periode (van 12 maanden) verlengd zal worden met 3 maanden (12 maanden + 3 maanden), dus van 1 december 2016 tot 28 februari 2018.

    Beroepsloopbaanvoorwaarde

    Beroepsloopbaanvoorwaarde van 25 jaar

    Voor de berekening van de loopbaan van 25 jaar als werknemer, wordt verstaan onder loopbaan de normale werkelijke arbeid en de meerprestaties zonder inhaalrust verricht in een onder de sociale zekerheid, sector werkloosheid, vallend beroep of onderneming waarvoor:

    1. een loon werd uitbetaald dat ten minste gelijk is aan het minimumloon vastgesteld door een wets- of reglementsbepaling of een collectieve arbeidsovereenkomst die de onderneming bindt of bij gebreke daaraan, door het gebruik;
    2. op het uitbetaalde loon de voorgeschreven inhoudingen voor de sociale zekerheid, met inbegrip van de sector werkloosheid werden verricht.

    Voor de berekening van de beroepsloopbaan van 25 jaar als loontrekkende wordt rekening gehouden met de normale arbeidsdagen en de volgende gelijkgestelde dagen:

    • de dagen gedekt door een opzeggingsvergoeding of een ontslagcompensatievergoeding;
    • de dagen van volledige werkloosheid indien de werkloze op deze dagen een beroepsopleiding heeft ontvangen, tewerkgesteld is geweest in een beschermde werkplaats in de hoedanigheid van moeilijk te plaatsen mindervalide werkloze of tewerkgesteld is geweest in toepassing van artikel 161 van het koninklijk besluit van 20 december 1963 betreffende arbeidsvoorziening en werkloosheid;
    • de dagen die aanleiding hebben gegeven tot betaling van een werkloosheidsuitkering ingevolge tijdelijke werkloosheid;
    •  de dagen die aanleiding hebben gegeven tot betaling van een uitkering bij toepassing van de wetgeving op de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen;
    • de dagen die aanleiding hebben gegeven tot betaling van een uitkering bij toepassing van de wetgeving inzake de schadeloosstelling voor arbeidsongevallen, ongevallen op de weg naar en van het werk, inzake beroepsziekten en inzake het invaliditeitspensioen voor mijnwerkers;
    • de dagen wettelijke vakantie en de dagen vakantie krachtens algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst, indien ze aanleiding hebben gegeven tot betaling van vakantiegeld, alsook de dagen gedekt door vakantiegeld gelegen in een periode van volledige werkloosheid;
    • de periode die aanleiding heeft gegeven tot betaling van een overgangsuitkering voorzien in de pensioenregelgeving, onder de voorwaarden bepaald in de werkloosheidsreglementering;
    • de dagen afwezigheid op het werk met behoud van loon waarop sociale zekerheidsbijdragen, met inbegrip van de sector werkloosheid, werden ingehouden;
    • de feest- of vervangingsdagen tijdens een periode van tijdelijke werkloosheid;
    • de dagen van arbeidsongeschiktheid met gewaarborgd loon tweede week en de dagen van arbeidsongeschiktheid met aanvulling-voorschot overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 12bis of nr. 13bis;
    • de dagen inhaalrust;
    • de dagen staking, lock-out en de dagen tijdelijke werkloosheid ingevolge staking of lock-out;
    • de carensdag;
    • de dagen waarop niet werd gewerkt wegens vorst, die door het Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf werden vergoed;
    • de dagen in functie van rechten in sociale zaken;
    • andere dagen afwezigheid op het werk zonder behoud van loon ten belope van ten hoogste tien dagen per kalenderjaar;
    • de dagen afwezigheid op het werk met het oog op het verstrekken van pleegzorgen;
    • de dagen waarop effectief een beroepsopleiding in de zin van de werkloosheidsreglementering werd gevolgd of waarop de werknemer actief was in het kader van een instapstage, ten belope van ten hoogste 96 dagen;
    • de dagen van aanwezigheid onder de wapens wegens oproeping of wederoproeping alsmede de dagen van dienst als gewetensbezwaarde of de dagen van prestaties als dienstplichtige die krachtens de betrokken wetgeving met legerdienst gelijkgesteld worden.

    De dagen van volledige werkloosheid en van volledige schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst wegens uitoefening van het tijdskrediet of wegens een volledige loopbaanonderbreking worden daarentegen uitdrukkelijk niet in aanmerking genomen in de berekening. 

    Het bekomen aantal arbeids- en gelijkgestelde dagen, gedeeld door 312 geeft het aantal jaren beroepsverleden als loontrekkende.

    Beroepsloopbaanvoorwaarde van 28 jaar

    Voor de berekening van de beroepsloopbaan van 28 jaar als loontrekkende wordt rekening gehouden met elk kalenderjaar van ten minste 285 dagen  waarvoor een loon werd uitbetaald.  De volgende periodes  worden gelijkgesteld en kunnen dus ook in aanmerking worden genomen:

    • de periodes van moederschapsverlof;
    • periodes van moederschapsbescherming;
    • periodes van preventieve werkverwijdering tijdens zwangerschap;
    • de dagen geboorteverlof;
    • de periodes van adoptieverlof;
    • de periodes van ouderschapsverlof.

    Voor elk van die kalenderjaren wordt het aantal betaalde dagen dat 285 overschrijdt, buiten beschouwing gelaten.

    Voor de kalenderjaren met minder dan 285 betaalde of gelijkgestelde dagen, worden die dagen samengeteld voor het geheel van die kalenderjaren en vervolgens gedeeld door 285. Het resultaat van die bewerking, afgerond naar de lagere eenheid, geeft het aantal bijkomend in aanmerking te nemen jaren.