Oorsprong en situering van het tijdskrediet

Op deze pagina

    Sinds 1985 maakt het stelsel van loopbaanonderbreking deel uit van ons sociaal landschap. Via de Herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen werd een wettelijke omkadering aan dit systeem gegeven.      

    De loopbaanonderbreking biedt de werknemer of werkneemster die het wenst, de gelegenheid zijn of haar beroepsactiviteit tijdelijk te onderbreken of te verminderen. Een bescherming tegen ontslag en de verdere uitoefening van de betrekking zoals voorheen na afloop van de loopbaanonderbreking, worden hierbij gewaarborgd. Tijdens de loopbaanonderbreking heeft de werknemer in principe recht op een onderbrekingsuitkering die wordt uitbetaald door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.  Bovendien zijn een aantal sociale zekerheidsrechten van de loopbaanonderbreker beschermd door een sociaal statuut.

    Met deze maatregel had de wetgever destijds een dubbel doel voor ogen: enerzijds vormde het een instrument van tewerkstellingsbeleid (er gold een zgn. vervangingsplicht: wie zijn loopbaan onderbrak, moest vervangen worden door een volledig vergoede werkloze) en anderzijds was het een middel om tot een betere combinatie tussen het beroeps- en het privé-leven te komen. 

    Oorspronkelijk was het nemen van een loopbaanonderbreking steeds gebaseerd op een akkoord tussen werkgever en werknemer.  Midden de jaren negentig kwam hier verandering in. Via verschillende wijzigingen in de regelgeving, werden aan de werknemer, bijkomend, verschillende rechten op loopbaanonderbreking toegekend. De belangrijkste en vandaag nog steeds bestaande rechten op loopbaanonderbreking zijn de zgn. thematische verloven: het palliatief verlof, het ouderschapsverlof en het medisch zorgverlof.  Van belang is dat deze thematische verlofkredieten volledig los staan van het tijdskrediet. 

    Collectieve arbeidsovereenkomst nr.77bis 

    Tot 31 december 2001 bestond er met betrekking tot de gewone loopbaanonderbreking eenzelfde basisregeling voor de privé-sector en de openbare sector.

    Vanaf 1 januari 2002 kwam daar verandering in. Eind 2001 werkten de sociale partners namelijk voor de gewone loopbaanonderbreking een nieuw systeem uit voor werknemers en werkgevers uit de privé-sector: de collectieve arbeidsovereenkomst nr.77bis 19 december 2001 betreffende het tijdskrediet (cao nr.77bis). Via een aanpassing van de herstelwet van 22 januari 1985 trad dit nieuwe systeem in de plaats van de oude regeling met betrekking tot de gewone loopbaanonderbreking. De oude regeling bleef vanaf dan enkel nog van toepassing op de werkgevers en werknemers uit de publieke sector.  

    Het stelsel uitgewerkt door  cao nr.77bis was niet langer een tewerkstellingsmaatregel. De focus kwam te liggen op het tot stand brengen van een betere combinatie tussen het beroeps- en het gezinsleven. In die logica werd de vervangingsplicht vanaf 1 januari 2002 afgeschaft.  

    Een belangrijke wijziging bestond er verder ook in dat de regeling van cao nr.77bis rechten op verlof toekende aan de werknemer. Dit impliceerde dat het akkoord van de werkgever niet langer een voorwaarde was voor het opnemen van het verlof.

    Het recht op onderbrekingsuitkeringen tijdens het tijdskrediet kreeg een regeling in een apart rechtsinstrument, zijnde het koninklijk besluit van 12 december 2001. 

    De cao nr.77bis kende aan de werknemers  drie autonome verlofkredieten toe:

    • het recht op tijdskrediet in de vorm van een volledige schorsing van de arbeidsprestaties of een vermindering van prestaties tot een halftijdse betrekking, voor één jaar met de mogelijkheid tot uitbreiding tot hoogstens 5 jaar,
    • het recht op een 1/5-loopbaanvermindering voor maximum 5 jaar,
    • de zgn. landingsbanen, zijnde het recht voor werknemers van 50 jaar en ouder op een 1/5-loopbaanvermindering of een vermindering van prestaties tot ½, zonder beperking qua duur (en dus met de mogelijkheid om tot de pensioenleeftijd van het stelsel te genieten). 


    Collectieve arbeidsovereenkomst nr.103 

    Ingevolge het regeerakkoord van 1 december 2011, dat een verstrenging van de toegangsvoorwaarden van het tijdskrediet voorzag, werden de voorwaarden om onderbrekingsuitkeringen te genieten in het kader van tijdskrediet grondig bijgestuurd vanaf 1 januari 2012. Dit gebeurde via een wijziging van het koninklijk besluit van 12 december 2001. 

    Als gevolg daarvan ontstond een ongelijkheid tussen de toegang tot het tijdskrediet geregeld door de cao nr.77bis enerzijds, en de toegang tot de uitkeringen in het kader van dat tijdskrediet anderzijds.

    Om die ongelijkheid weg te werken sloten de sociale partners, op vraag van de regering, een nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst rond tijdskrediet: cao nr.103 van 27 juni 2012.   

    Cao nr.103 heeft de principes van cao nr.77bis grotendeels behouden maar met een aantal belangrijke vernieuwingen.  De belangrijkste vernieuwing bestond in de invoering van een tijdskrediet zonder motief en een tijdskrediet met motief. Concreet voorzag cao nr.103 een onderscheid tussen de drie volgende autonome stelsels van tijdskrediet en loopbaanvermindering:

    • het tijdskrediet zonder motief,
    • het tijdskrediet met motief,
    • de landingsbanen, met een nieuwe algemene leeftijdsvoorwaarde van 55 in plaats van 50 jaar.

    Deze nieuwe regeling trad in werking op 1 september 2012.  De oude regeling rond tijdskrediet van cao nr.77bis bleef vanaf die datum nog van toepassing in een beperkt aantal overgangssituaties. 

    Op 1 januari 2015 werd de toegang tot het recht op onderbrekingsuitkeringen in het kader van het tijdskrediet opnieuw in belangrijke mate gewijzigd, deze keer ingevolge het regeerakkoord van 10 oktober 2014. Zo werd het recht op onderbrekingsuitkeringen voor het niet-gemotiveerd tijdskrediet afgeschaft en werd het recht op onderbrekingsuitkeringen voor het gemotiveerd tijdskrediet met zorgmotieven uitgebreid van 36 maanden naar 48 maanden.  Daarnaast werd de leeftijdsgrens om onderbrekingsuitkeringen bij een landingsbaan te ontvangen van 55 op 60 jaar gebracht. Deze wijzigingen werden doorgevoerd via een wijziging van het koninklijk besluit van 12 december 2001.

    Als gevolg daarvan ontstond opnieuw een ongelijkheid tussen de toegang tot het recht op tijdskrediet geregeld door de cao nr.103 enerzijds, en de toegang tot het recht op uitkeringen in het kader van dat tijdskrediet anderzijds.

    Op vraag van de regering pasten de sociale partners vervolgens hun cao nr. 103 aan. Dit gebeurde door middel van cao nr. 103ter van 20 december 2016. Via die cao werd het  niet-gemotiveerd tijdskrediet vanaf 1 april 2017 afgeschaft. 

    De ongelijkheid met betrekking tot de landingsbanen werd daarentegen tot op vandaag (nog) niet aangepast.  Dit betekent concreet dat werknemers in bepaalde gevallen nog steeds vanaf 55 jaar (en in sommige gevallen zelfs vanaf 50 jaar) een landingsbaan kunnen opnemen maar dan wel zonder recht op onderbrekingsuitkeringen.   

    Via dezelfde cao nr.103ter zorgden de sociale partners tot slot ook nog voor een aantal andere wijzigingen en enkele nieuwigheden.  Zo voerden ze, op vraag van de Minister van Werk, een bijkomende verhoging van het gemotiveerd tijdskrediet met zorgmotief door van 48 naar 51 maanden.  Daarnaast voorzagen ze ook de mogelijkheid om de uitoefening van het recht op een 1/5-tijdskrediet onder bepaalde voorwaarden te spreiden over verschillende werkgevers.