Definities

Toelichting over de definities in de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en de codex

Artikel 3 geeft een aantal definities van de in de wet gebruikte begrippen. Men kan hierin drie reeksen onderscheiden, waarvan alleen de eerste twee werkelijke definities zijn.

Een eerste reeks definities duidt aan wat de betekenis is van een aantal begrippen die gebruikt worden in de wet. Het gaat hierbij om de definities van de begrippen welzijn, arbeidsplaats en zelfstandige.

Een tweede reeks definities heeft betrekking op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen. Het gaat om de definities van de begrippen opdrachtgever, bouwdirectie belast met het ontwerp, bouwdirectie belast met de uitvoering, bouwdirectie belast met de controle op de uitvoering, aannemer, coördinator inzake veiligheid en gezondheid tijdens de uitwerkingsfase van het ontwerp van het bouwwerk, coördinator inzake veiligheid en gezondheid tijdens de verwezenlijking van het bouwwerk en tijdelijke of mobiele bouwplaats. Hoewel deze definities passen in een specifiek kader werd het vanuit wetgevingstechnisch standpunt beter gevonden deze definities onder te brengen in het hoofdstuk dat op algemene wijze de definities vaststelt van alle in de wet gebruikte begrippen.

Een derde reeks definities zijn "oneigenlijke definities". Zij doen niets anders dan de mogelijkheid verlenen om op een bepaalde plaats in de wet een bepaalde instantie op een verkorte wijze te citeren.  Het gaat daarbij om de begrippen comité, dienst, Hoge Raad en de wet van 19 maart 1991.

Het begrip welzijn wordt gedefinieerd als "het geheel van factoren betreffende de omstandigheden waarin arbeid wordt verricht, zoals bedoeld in artikel 4, tweede lid". Deze omstandigheden hebben betrekking op de arbeidsveiligheid, de bescherming van de gezondheid van de werknemer op het werk, de psychosociale aspecten van het werk, de ergonomie, de arbeidshygiëne, de verfraaiing van de arbeidsplaatsen en de maatregelen van de onderneming inzake leefmilieu, wat betreft hun invloed op de voormelde punten.

Het welzijnsbegrip is tijdens de voorbereiding van de wet op heel wat weerstand gestoten. Volgens sommigen kon men er om het even wat onderbrengen, volgens anderen was het geen doelgerichte definitie, volgens nog anderen week het te fel af van de sinds lang ingeburgerde begrippen veiligheid en gezondheid. Tijdens de bespreking in de Kamercommissie werd de draagwijdte van dit begrip duidelijker omschreven:

"Het begrip welzijn moet beschouwd worden als een functionele definitie die de resultante is van de klassieke en van de nieuwere domeinen die tot de arbeidsbescherming behoren.  Traditioneel gaat het over:

  • de arbeidsveiligheid, nl. de discipline die tot doel heeft arbeidsongevallen te voorkomen. Daarbij gaat het om de veiligheid van de arbeid wat de interacties tussen de technische installatie en de werknemer impliceert;
  • de arbeidsgeneeskunde, nl. de discipline die tot doel heeft beroepsziekten te voorkomen. Daarbij staat vooral de persoon van de werknemer centraal in zijn verhouding tot zijn werkomgeving;
  • de arbeidshygiëne, nl. de discipline die tot doel heeft schadelijke invloeden te weren die verbonden zijn aan de aard van de activiteit, bijvoorbeeld door te voorzien in luchtverversingsystemen en sanitaire installaties.

Deze drie disciplines hebben in de loop der jaren een evolutie gekend waardoor het ook belangrijk is het werk aan te passen aan de mens (de ergonomie). De arbeidsgeneeskunde legt thans meer de nadruk op preventieve maatregelen, zodat het beter leek dit begrip te verlaten en te spreken over de bescherming van de gezondheid van de werknemers op het werk. Daarbij moet ook rekening gehouden worden met de stress op het werk en de invloed van het leefmilieu op de arbeidsomstandigheden. Rekening houdend met deze evoluties was het beter een nieuwe overkoepelende term te bepalen die beter weergeeft wat zowel onder de traditionele als de nieuwere domeinen valt. Daarbij is het begrip welzijn de meest adequate gebleken".

Het begrip welzijn is dus in feite niets anders dan een gemeenschappelijke noemer, de benaming voor een verzameling van elementen die samen het welzijn van de werknemers omvatten.

In dit verband laat Othmar Vanachter opmerken dat de term "welzijn" staat tegenover de term "welvaart". In de context van de arbeidsverhoudingen duidt deze laatste term op de materiële omstandigheden van de arbeidsvoorwaarden, op wat kwantificeerbaar is.  Welzijn slaat op de immateriële arbeidsomstandigheden, op het niet kwantificeerbare.

Het begrip arbeidsplaats heeft een ruime draagwijdte, nl. elke plaats waar arbeid wordt verricht, ongeacht of deze zich binnen of buiten een inrichting bevindt en ongeacht of deze zich in een besloten of open ruimte bevindt. Centraal in deze definitie staat het feit dat op een bepaalde geografische plaats arbeid wordt verricht. Die geografische plaats is echter niet gebonden aan een welafgebakend terrein.  Ze kan zich zowel in een inrichting (op het bedrijfsterrein van een exploitatiezetel van een bedrijf) of er buiten bevinden (bijvoorbeeld op de openbare weg). Ze kan zich in een besloten ruimte (een werklokaal, een bureau) of in een open ruimte (open lucht) bevinden. 

In dit verband kan de vraag gesteld worden of bijvoorbeeld een vrachtwagen als een arbeidsplaats kan beschouwd worden. Deze vraag dient bevestigend beantwoord te worden.

Het begrip zelfstandige wordt gedefinieerd als iedere natuurlijke persoon die een beroepsactiviteit uitoefent waarvoor hij niet verbonden is door een arbeidsovereenkomst of waarvoor zijn rechtspositie niet eenzijdig is geregeld door de overheid. Dit begrip staat tegenover het begrip werknemer en heeft tot doel vast te stellen op wie zekere bepalingen, vooral in verband met het werken met derden, van toepassing zijn.

De representatieve werknemers- en werkgeversorganisaties worden ook gedefinieerd. De aanduiding van deze organisaties gebeurt met het oog op de samenstelling van het comité voor preventie en bescherming op het werk (nl. wat de werknemersorganisaties betreft) en met het oog op de samenstelling van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het Werk (wat de beide organisaties betreft).

Artikel 32/1 bevat de definitie van het begrip “psychosociale risico’s op het werk” en artikel 32ter geeft ten slotte een omschrijving van de begrippen "geweld op het werk", "pesterijen op het werk" en "ongewenst seksueel gedrag op het werk".

De begrippen risico en risicoanalyse worden gedefinieerd in de artikelen I.1-4, 2° en I.1-4, 3° van de codex over het welzijn op het werk. Dit artikel I.1-4 bevat eveneens de definities van andere belangrijke begrippen in het kader van het welzijn op het werk.