Rechtstreekse participatie van werknemers inzake welzijn

Op deze pagina

    Voor de privésector bepaalt artikel 49 van de welzijnswet dat er een comité voor preventie en bescherming op het werk moet zijn in elke onderneming die gewoonlijk gemiddeld ten minste 50 werknemers tewerkstelt.

    In een onderneming waar geen comité werd opgericht, worden de opdrachten van het comité uitgeoefend door de syndicale afvaardiging.

    Artikel 53 van de welzijnswet bepaalt verder dat in een onderneming waar noch een comité, noch een syndicale afvaardiging is, de werknemers zelf inspraak moeten hebben in de welzijnsproblematiek.

    Titel 8 van boek II van de codex over het welzijn op het werk regelt de wijze waarop deze rechtstreekse participatie moet gebeuren.

    Communicatiemiddelen

    De werkgever moet een register voorzien waarin de werknemers hun voorstellen, opmerkingen of advies kwijt kunnen. Daarnaast moet er ook een uithangbord of een ander communicatiemiddel zijn (bijvoorbeeld elektronische post) waarmee alle werknemers kunnen bereikt worden. De gegevens van de externe dienst staan hierop vermeld, net als die van de toezichthoudende ambtenaren.

    Procedures

    Er zijn twee procedures voorzien: één waarbij het initiatief uitgaat van de werkgever en één waar de werknemers het initiatief nemen.

    Initiatief uitgaande van de werkgever

    De werkgever moet voorafgaandelijk het advies vragen van hetzij de interne, hetzij de externe preventiedienst, naargelang het een onderwerp betreft dat overeenkomstig de vermeldingen in het identificatiedocument van zijn interne preventiedienst, tot de bevoegdheid van de ene of de andere dienst behoort.

    Dit identificatiedocument herneemt de opdrachten en taken die reglementair toebedeeld zijn aan de interne preventiedienst evenals alle opdrachten en taken die de interne preventiedienst daarenboven verricht (cfr. artikel II.1-7 van de codex over het welzijn op het werk).

    Hij licht zijn werknemers in over zijn voorstel en het gegeven advies.

    De werknemers krijgen vervolgens 15 dagen de tijd om hun opmerkingen mee te delen hetzij in het daartoe bestemd register, hetzij aan de interne preventiedienst (of aan de externe preventiedienst in geval de werkgever zelf preventieadviseur is). De preventiedienst deelt de opmerkingen en zijn advies binnen de vijftien dagen mee aan de werkgever.

    Zonder opmerkingen van de werknemers is het voorstel van de werkgever aanvaard. In het ander geval zal de werkgever rekening houden met de gemaakte opmerkingen en de gegeven adviezen. Zo niet, moet hij zijn beslissing motiveren.

    Voorstel uitgaande van de werknemers

    De werknemers kunnen ook uit eigen beweging voorstellen doen betreffende vraagstukken die betrekking hebben op het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.

    Zij kunnen hun voorstel ofwel noteren in het daartoe bestemd register, ofwel zich rechtstreeks wenden tot de interne preventiedienst (of de externe preventiedienst wanneer de werkgever zelf preventieadviseur is).

    Indien de werknemers gebruik maken van het register en de werkgever overweegt geen gunstig gevolg te verlenen aan de voorstellen, moet hij het advies inwinnen van de preventiedienst bevoegd voor het onderwerp van het voorstel, overeenkomstig de vermeldingen in het identificatiedocument.

    Indien de werknemers rechtstreeks de interne preventieadviseur contacteren, maakt deze binnen de 15 dagen het voorstel en zijn advies dienaangaande over aan de werkgever. Het advies van de preventieadviseur kan erin bestaan dat het advies moet ingewonnen worden van de externe dienst wanneer het onderwerp, overeenkomstig de vermeldingen in het identificatiedocument, bestemd is voor de externe preventiedienst.

    Indien de werknemers rechtstreeks de externe dienst contacteren, in het geval dat de werkgever zelf preventieadviseur is, maakt deze dienst binnen de vijftien dagen het voorstel en zijn advies over aan de werkgever.

    Indien de werkgever de gegeven adviezen niet volgt, moet hij zijn beslissing motiveren.