KB '89 non-profit sector

Op deze pagina

    Doelstelling van de maatregel

    Deze maatregel van de federale overheid heeft tot doel meer middelen vrij te maken voor het in dienst nemen van bijkomend personeel in de instellingen voor personen met een handicap door het verlenen van een tegemoetkoming aan deze instellingen.

    Voor welke werkgevers?

    Het gaat om instellingen en diensten uit de gehandicaptensector die door de bevoegde gewest- of gemeenschapminister erkend en gesubsidieerd worden.

    De instellingen moeten werken zonder winstoogmerk.

    De openbare sector is uitgesloten.

    Aangezien sinds 1998 de tegemoetkoming hoogstens gelijk is aan het bedrag van de subsidie voor 1997, is het toepassingsgebied beperkt tot de instellingen die reeds in 1997 een tegemoetkoming ontvingen.

    Voor welke werknemers?

    De maatregel beoogt bijkomende betrekkingen te creëren in de gehandicaptensector.

    Deze betrekkingen worden voorbehouden aan uitkeringsgerechtigde werklozen en aan personen behorend tot de risicogroepen.

    De werknemers worden tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

    Algemene voorwaarden

    Naleven van een collectieve arbeidsovereenkomst

    De instellingen en diensten moeten een collectieve arbeidsovereenkomst naleven die een inspanning oplegt ten voordele van initiatieven tot bevordering van de tewerkstelling van risicogroepen en die de mogelijkheid van loopbaanonderbreking voorziet.

    De inspanning bestaat erin een jaarlijks of tweejaarlijks vastgelegd percentage van de loonmassa te storten aan de RSZ.

    Naleven van de bepalingen van een overeenkomst gesloten tussen de gemeenschapsminister die bevoegd is voor de erkenning en de subsidiëring van de instellingen en diensten en de federale minister van Werk.

    In deze overeenkomst verbindt de bevoegde gemeenschapsminister zich ertoe het bedrag van de ontvangen tegemoetkoming in mindering te brengen van de door hem aan de instellingen verleende subsidies.  Het ingehouden bedrag moet besteed worden aan bijkomende tewerkstelling in de sector.

    De federale minister van Werk sloot een overeenkomst met :

    • de bevoegde minister van de Vlaamse Gemeenschap op 6 november 1989
    • de bevoegde minister van de Franse Gemeenschap op 1 juli 1991.

    Voordeel

    Voor elk jaar waarin de overeenkomst wordt toegepast, krijgen de instellingen een tegemoetkoming van 2% van de loonmassa (voor de werklieden aan 108%), verhoogd met de werkgeversbijdragen.

    Sinds het jaar 1998 is de tegemoetkoming ten hoogste gelijk aan het bedrag van de subsidie voor 1997.

    Procedure

    De bevoegde gemeenschapsminister bezorgt een rapport waaruit blijkt dat er 2% bijkomende tewerkstelling werd gerealiseerd voor uitkeringsgerechtigde werklozen of voor personen behorend tot de risicogroepen.

    Na de controle maakt de federale minister van Werk of zijn gedelegeerde een getuigschrift op voor elke instelling die de collectieve arbeidsovereenkomst heeft nageleefd.  De getuigschriften worden verstuurd naar de bevoegde gemeenschapsminister.

    Om de tegemoetkoming te krijgen moet de instelling bij de RSZ een schriftelijke aanvraag indienen en er het getuigschrift bijvoegen.

    De RSZ deelt het bedrag van de tegemoetkoming aan de werkgever mee.

    Het bedrag van de tegemoetkoming mag in mindering gebracht worden van de eerstvolgende storting van sociale zekerheidsbijdragen.

    Gedetailleerde informatie kan u terugvinden in de administratieve instructies van de RSZ.