Outplacement - specifieke regeling
Op deze pagina
Ter herinnering: basisvoorwaarden
De specifieke regeling van outplacement voor werknemers van minstens 45 jaar is van toepassing wanneer:
- de werkgever van de ontslagen werknemer onder de privé-sector valt en,
Opm.: de werkgevers uit de publieke sector (Federale overheid, Gewesten, Gemeenschappen, lokale en provinciale besturen,…) en de economische overheidsbedrijven (NMBS, B-POST en BELGACOM)) worden niet geviseerd door de specifieke regeling van outplacement voor werknemers van minstens 45 jaar.
- de werknemer niet ontslagen werd om een dringende reden,
- de werknemer recht heeft op een opzeggingstermijn van minder dan 30 weken of op een daarmee overeenstemmende opzeggingsvergoeding,
- de werknemer minstens 45 jaar oud is op het ogenblik van het ontslag,
- en hij minstens één jaar ononderbroken in dienst is bij de onderneming op het moment van het ontslag.
Verplichting om een aanbod te doen en uitsluitingen
Verplichting om een aanbod te doen
Als de ontslagen werknemer deze basisvoorwaarden vervult, is de werkgever ertoe gehouden een aanbod van outplacementbegeleiding te doen.
Opm. : het recht op een outplacementbegeleiding wordt niet langer toegekend vanaf het tijdstip waarop de werknemer het rustpensioen kan vragen.
Uitsluitingen
De werkgever is er niet toe gehouden om op eigen initiatief een outplacementbegeleiding aan te bieden aan de volgende categorieën van werknemers:
Categorie 1 : de deeltijdse werknemer die minder dan halftijds is tewerkgesteld in de onderneming;
Categorie 2: de werknemer die ontslagen wordt in een specifieke tewerkstelling. Het gaat om:
- de werknemer bij een werkgever die valt onder het paritair comité voor het stads- of streekvervoer;
- de gehandicapte werknemer bij een werkgever die valt onder het paritaire comité voor de beschutte werkplaatsen, de sociale werkplaatsen en de maatwerkbedrijven;
- een doelgroepwerknemer bij een sociale werkplaats of maatwerkbedrijf.
Categorie 3 : de werknemer die ontslagen wordt met het oog op werkloosheid met bedrijfstoeslag in het kader van een collectief ontslag in een onderneming in moeilijkheden of in herstructurering;
Categorie 4 : de werknemer die ontslagen wordt met het oog op werkloosheid met bedrijfstoeslag buiten het kader van een collectief ontslag bij een onderneming in moeilijkheden of een onderneming in herstructurering of die ontslagen wordt buiten het kader van de werkloosheid met bedrijfstoeslag, voor zover deze werknemer de leeftijd van 62 jaar heeft bereikt of een beroepsverleden van 42 jaren kan aantonen ;
U vindt meer bijzonderheden over de vier categorieën die uitgesloten zijn van de verplichting om outplacement aan te bieden op de website van de RVA. Deze website geeft meer details over onder meer het moment waarop de vereiste leeftijd en beroepsverleden moeten worden bereikt en over de vroegere regeling die van toepassing was op ontslagen voor 1 december 2018.
Verloop van het outplacement
De outplacementprocedure verloopt in 4 fasen:
- fase 1: outplacementaanbod
- fase 2: aanvaarding of weigering van het aanbod
- fase 3: uitvoering van de outplacementbegeleiding
- fase 4 (facultatief): het aanvatten of verderzetten van de outplacementbegeleiding
Hier moet soms een onderscheid worden gemaakt naargelang de werknemer ontslagen werd met een opzeggingstermijn dan wel met een opzeggingsvergoeding.
Werknemer ontslagen met een opzeggingstermijn |
Werknemer ontslagen met een opzeggingsvergoeding |
FASE 1 : Geldig aanbod van outplacementbegeleiding |
|
De werkgever moet via een aangetekend schrijven een geldig outplacementaanbod doen ten vroegste op het ogenblik van de kennisgeving van de opzeggingstermijn en ten laatste binnen 15 dagen nadat de opzeggingstermijn is beëindigd. |
De werkgever moet via een aangetekend schrijven een geldig outplacementaanbod doen ten laatste 15 dagen na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. |
Een geldig aanbod is een aanbod dat beantwoordt aan de kwaliteitscriteria vastgesteld door of krachtens de wet. |
|
|
|
|
|
De werknemer is niet verplicht om het aanbod te aanvaarden tijdens de opzeggingstermijn. Bijgevolg stemt de werknemer er, met een aangetekend schrijven of door afgifte van een geschrift dat voor ontvangst wordt getekend, al dan niet mee in om de outplacementbegeleiding aan te vatten ten laatste binnen de maand na het einde van de opzeggingstermijn. |
Met een aangetekend schrijven of door afgifte van een geschrift dat voor ontvangst wordt getekend stemt de werknemer er al dan niet mee in om de outplacementbegeleiding aan te vatten binnen de maand volgend op de datum waarop de werkgever het outplacementaanbod heeft gedaan. |
Opm. : Als de werkgever ingevolge een ingebrekestelling een aanbod doet, beschikt hij over een maand vanaf het aanbod om zijn instemming of weigering mee te delen via een aangetekend schrijven of door afgifte van een geschrift dat voor ontvangst wordt getekend. |
|
|
|
Ondanks het feit dat de werknemer niet verplicht is, kan hij het aanbod aanvaarden tijdens de opzeggingstermijn. In dat geval kan hij (via een aangetekend schrijven of door afgifte van een geschrift dat voor ontvangst wordt getekend) als voorwaarde stellen dat het begin van de begeleiding wordt uitgesteld tot na het aflopen van de opzeggingstermijn. |
|
|
|
|
|
Met akkoord van de werkgever kan de outplacementbegeleiding ook doorgaan tijdens de opzeggingstermijn als de werknemer dat vraagt via een aangetekend schrijven of door afgifte van een geschrift dat voor ontvangst wordt getekend. |
|
|
|
! Opgelet ! Als de werknemer een geldig outplacementaanbod zonder motief weigert of als hij niet reageert op een aanbod, is de werkgever bevrijd van zijn verplichting om outplacementbegeleiding aan te bieden. |
|
FASE 3 : uitvoering van de outplacementbegeleiding |
|
De ontslagen werknemer krijgt 60 uren outplacementbegeleiding. |
|
De begeleiding heeft een maximumduur van 12 maanden en verloopt in 3 fasen : |
|
1. uiterlijk binnen de 2 maanden vanaf de aanvangstdatum van het programma moet de werknemer minstens 20 uren outplacementbegeleiding krijgen (*). Opm. : de werknemer kan tijdens deze duur van 2 maanden ook de totaliteit van 60 uren krijgen. |
|
2. uiterlijk binnen de 4 maanden die volgen op de eerste 2 maanden moet de werknemer minstens 20 uren outplacementbegeleiding krijgen (*). Opm. : de werknemer kan tijdens deze duur van 4 maanden ook de totaliteit van 60 uren krijgen. |
|
3. Uiterlijk binnen de 6 maanden die volgen op de eerste 6 maanden moet de werknemer minstens 20 uren outplacementbegeleiding krijgen (*). |
|
(*) behalve wanneer de werknemer de werkgever heeft verwittigd (via aangetekend schrijven of door afgifte van een geschrift dat voor ontvangst wordt getekend) dat hij een betrekking bij een nieuwe werkgever of een beroepsbezigheid als zelfstandige heeft en dat hij de begeleiding niet wenst aan te vatten of verder te zetten. Opm. : het feit dat de werknemer een nieuwe job als loontrekkende heeft gevonden of een activiteit als zelfstandige heeft aangevat, ontslaat de werkgever niet van zijn verplichting om een outplacementbegeleiding aan te bieden. Dit is slechts het geval wanneer de werknemer duidelijk te kennen geeft dat hij afziet van de outplacementbegeleiding omdat hij een nieuwe job als loontrekkende heeft gevonden of een activiteit als zelfstandige heeft aangevat. |
|
Als de outplacementbegeleiding plaatsvindt tijdens de opzeggingstermijn, worden de daarvoor gebruikte dagen en uren aangerekend op het betaald sollicitatieverlof . |
|
FASE 4 (facultatief) : aanvatten of hervatten van de outplacementbegeleiding ingeval van verlies van nieuwe betrekking |
|
Het gaat hier om de situatie waarin de outplacementbegeleiding nooit een aanvang heeft genomen of onderbroken werd omdat de ontslagen werknemer een tegenopzegging heeft gegeven of de werkgever ervan heeft verwittigd dat hij een andere betrekking heeft gevonden en dat hij de outplacementbegeleiding niet wenst aan te vatten of verder te zetten. Het is mogelijk om de outplacementbegeleiding aan te vatten of te hervatten wanneer de werknemer deze nieuwe betrekking verliest. Opm. : de mogelijkheid om de outplacementbegeleiding aan te vatten of te hervatten bestaat niet voor werknemers die een beroepsbezigheid als zelfstandige zijn begonnen en er vervolgens mee stoppen. |
|
|
|
|
|
|
|
Sancties ten aanzien van werkgever en werknemer ingeval van niet-naleving
Ten aanzien van de werkgever
De werkgever die een werknemer ontslaat, moet een outplacementbegeleiding aanbieden. Leeft de werkgever zijn verplichtingen op dit vlak niet na, dan is hij verplicht aan de RVA een bijdrage ter compensatie te betalen die toegewezen wordt aan de begeleiding van werknemers die niet genoten van een outplacementbegeleiding.
Ten aanzien van de werknemer
De werknemer van zijn kant kan gesanctioneerd worden in het kader van de werkloosheidsreglementering als hij weigert mee te werken aan of in te gaan op een outplacementbegeleiding georganiseerd door de werkgever. Dit is onder meer het geval indien hij geen outplacementbegeleiding vraagt waar hij recht op heeft.
Ter herinnering wijzen we er nog op dat wanneer de werkgever nalaat outplacement aan te bieden, de werknemer in principe verplicht is de outplacementbegeleiding zelf aan te vragen.
Meer informatie?
Voor meer informatie over deze sancties kan contact worden opgenomen met de R.V.A.
Medewerking van de werknemer
De werknemer die met de outplacementbegeleiding heeft ingestemd, moet te goeder trouw meewerken. Er wordt verwacht van de werknemer dat hij actief samenwerkt.
Voorbeeld: de werknemer dient de dienstverlener zo snel mogelijk te verwittigen wanneer hij niet kan deelnemen aan een sessie omwille van gezondheidsredenen of andere wettige redenen.
Kostprijs van de begeleiding en de rol van de paritaire comités
De kostprijs van de outplacementbegeleiding is voor rekening van de werkgever die daartoe de opdracht heeft gegeven.
De paritaire comités kunnen beslissen om de kostprijs van de outplacementbegeleiding collectief ten laste te nemen.
- Wet van 5 september 2001 tot verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers, art. 12 tot 17
- Koninklijk besluit van 21 oktober 2007 tot uitvoering van artikel 13, § 3, 2° van de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers
- C.A.O. nr. 82 van 10 juli 2002, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende outplacement voor werknemers van vijfenveertig jaar en ouder die worden ontslagen