Op 11 maart heeft de Europese Raad van Ministers, voorgezeten door België, een akkoord bereikt over de ontwerprichtlijn inzake platformwerk.
Het doel van deze richtlijn is om minimumnormen te garanderen voor de bescherming van de 28 miljoen mensen die in de Europese Unie voor deze digitale platformen werken.
Er zal een weerlegbaar vermoeden moeten worden ingevoerd om de arbeidsrelatie van mensen die via een platform werken, correct te kunnen vaststellen. Zodat ze gebruik kunnen maken van de rechten die hun toebehoren. In geval van een geschil is het aan het platform om te bewijzen dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst.
De tekst reguleert ook het aansturen van personeel via algoritmes. Belangrijke beslissingen die door een algoritme worden beïnvloed of genomen, zoals verloning, schorsing of ontslag van een account, zullen door een persoon moeten worden gecontroleerd. Werknemers moeten deze beslissingen kunnen aanvechten.
Tot slot introduceert de richtlijn meer beschermende regels voor het werken via een platform op het gebied van gegevensbescherming.
Dit is de eerste EU-wetgeving die algoritmisch beheer op de werkplek regelt.
De tekst van de overeenkomst moet nog formeel worden goedgekeurd door de Raad en het Europees Parlement.
De lidstaten hebben dan twee jaar de tijd om deze bepalingen om te zetten in hun nationale wetgeving.