Wat wordt verstaan onder redelijke aanpassingen voor personen met een handicap?

Op deze pagina

    Artikel 22ter van de Grondwet en artikel 27 van het VN-Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap, evenals de wetgeving ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie, in het bijzonder de huidige en toekomstige gezondheidstoestand, bepalen dat personen met een handicap recht hebben op redelijke aanpassingen, ook op het werk.

    Het Hof van Justitie heeft dit begrip handicap bovendien ruim ingevuld, in die zin dat een handicap “aldus moet worden uitgelegd dat het mede betrekking heeft op een gezondheidstoestand die voortvloeit uit een door een arts gediagnosticeerde ziekte, wanneer die ziekte leidt tot een beperking die onder meer het gevolg is van lichamelijke, geestelijk of psychische aandoeningen die in wisselwerking met diverse drempels de betrokkene kunnen beletten volledig, daadwerkelijk en op voet van gelijkheid met andere werknemers aan het beroepsleven deel te nemen, en die beperking langdurig is (HJEU 11 april 2013, C-335-11 en C-337/11, Jette en Ring t/ Denemarken).

    Er zal dus steeds in concreto moeten worden beoordeeld of er sprake is van een handicap in de zin van deze rechtspraak, bij een werknemer die langdurig arbeidsongeschikt is. Als dat inderdaad het geval is of kan zijn, kan deze werknemer een recht doen gelden op redelijke aanpassingen, rekening houdende met de indicatoren voor redelijke aanpassingen zoals aangegeven in het Protocol tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, het Waals Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie, ten gunste van personen met een handicap, opgemaakt op 19 juli 2007 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 20 september 2007. Dit protocol geeft niet alleen een omschrijving van wat met een “aanpassing” wordt bedoeld, maar ook van de criteria waaraan de aanpassing moet voldoen en de indicatoren op basis waarvan de redelijkheid onder meer beoordeeld dient te worden. Het gaat daarbij met name om de volgende criteria:

    • De financiële impact van de aanpassing, waarbij rekening wordt gehouden met eventuele ondersteunende financiële tegemoetkomingen (bv. premies ter ondersteuning van aanpassingen) en de financiële draagkracht van degene op wie de aanpassingsplicht rust (van een grotere werkgever kan bv. meer inspanningen verwacht worden dan van een kleinere werkgever);
    • De organisatorische impact van een aanpassing (een aanpassing met een beperkte impact zal sneller redelijk worden geacht dan een aanpassing met een aanzienlijke impact);
    • De te verwachten frequentie en duur van het gebruik van de aanpassing door personen met een handicap (als het zeer frequent gebruikt wordt door de persoon in kwestie zal het sneller redelijk worden geacht dan bij zeer sporadisch gebruik);
    • De impact van de aanpassing op de levenskwaliteit van (een) daadwerkelijke of potentiële gebruiker(s) met een handicap;
    • De impact van de aanpassing op de omgeving en op andere gebruikers;
    • Het ontbreken van gelijkwaardige alternatieven;
    • Het verzuim van voor de hand liggende of wettelijk verplichte normen.

    Deze criteria moeten derhalve gebruikt worden wanneer er sprake is van iemand die als persoon met een handicap kan worden beschouwd, maar zij kunnen uiteraard ook in andere situaties nuttig zijn om af te wegen of een bepaalde aanpassing wel of niet kan worden gerealiseerd