De vrijstelling op basis van een geleidelijke afbouw van het personeelsbestand

Op deze pagina

    Categorie

    Het gaat om een reële vrijstelling.  Het jongerenquotum dat de werkgever moet realiseren vervalt geheel of gedeeltelijk.

    Definities

    Wat is "geleidelijke afbouw"?

    "Geleidelijke afbouw" wil zeggen:  de aanhoudende en structurele vermindering van het personeelsbestand gedurende verscheidene kwartalen die de datum van aanvraag tot vrijstelling voorafgaan.

    Wat wordt verstaan onder "personeelsbestand"?

    Met personeelsbestand wordt het begrip "personeelsbestand" voor de toepassing van het startbanenstelsel bedoeld, namelijk alle werknemers waarvoor de werkgever in de loop van een bepaald kwartaal socialezekerheidsbijdragen moet betalen, met uitzondering van de jongeren die in dienst zijn met een startbaanovereenkomst.

    Voor welke werkgevers?

    De vrijstelling op basis van een geleidelijke afbouw van het personeelsbestand kan uitsluitend toegekend worden aan werkgevers uit de private (profit)sector en gelijkgestelden.

    Voorwaarden

    • Ofwel moet de betrokken werkgever daadwerkelijk een geleidelijke afbouw van het personeelsbestand gekend hebben gedurende een referteperiode die bestaat uit de 4 of de 8 kwartalen die de datum van aanvraag tot vrijstelling voorafgaan. Het kwartaal waarin de aanvraag wordt ingediend, telt hierbij niet mee.
    • Ofwel moet de betrokken werkgever vrijgesteld zijn van de vervangingsplicht in het kader van het brugpensioen omwille van een structurele vermindering van het personeelsbestand van zijn onderneming (artikel 4, §2, derde lid, van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen of artikel 9, §2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader van het generatiepact).

    In elk geval moet de werkgever kunnen aantonen dat hij, dankzij de vrijstelling van de verplichte tewerkstellig van jongeren, het ontslag van andere personeelsleden kan vermijden.

    Verplichte kenmerken van de "geleidelijke afbouw"

    • Als de werkgever een daling van het personeelsbestand aantoont over een referteperiode van 4 kwartalen, dan moet het verschil tussen het personeelsbestand (in eenheden) van het laatste kwartaal en dat van het eerste kwartaal van die periode (ook in eenheden), minstens gelijk zijn aan 3%. Het personeelsbestand mag in de loop van de referteperiode schommelen (omhoog/omlaag) of gelijk blijven over meerdere kwartalen: enkel het laatste en het eerste kwartaal worden vergeleken.
    • Als de werkgever een daling van het personeelsbestand aantoont over een referteperiode van 8 kwartalen, dan moet het verschil tussen het personeelsbestand (in eenheden) van het laatste kwartaal en dat van het eerste kwartaal van die periode (ook in eenheden), minstens gelijk zijn aan 6%. Het personeelsbestand mag in de loop van de referteperiode schommelen (omhoog/omlaag) of gelijk blijven over meerdere kwartalen: enkel het laatste en het eerste kwartaal worden vergeleken.
    • Bijkomend criterium: de daling moet structureel zijn, dus niet conjunctureel of seizoensgebonden. Bij een aanhoudende conjuncturele inzinking kunnen bijkomende elementen bekeken worden (bv. verlies van marktaandeel of verminderen/stopzetten van productie van een voorbijgestreefd product).
    • Bij een daling die lager is dan 3% over 4 kwartalen of 6% over 8 kwartalen kan een gedeeltelijke vrijstelling verkregen worden.

    Bestanddelen van de "geleidelijke afbouw"

    Mogen in rekening gebracht worden:

    • de beëindiging van de arbeids- of leerovereenkomst door de werkgever ("ontslag");
    • de beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever bij pensionering of brugpensionering ("eervol ontslag");
    • de beëindiging van de arbeids- of leerovereenkomst bij wederzijds akkoord;
    • de beëindiging van de arbeids- of leerovereenkomst op eenzijdig initiatief van de werknemer ("ontslagname");
    • de normale beëindiging van arbeidsovereenkomsten van bepaalde tijd of voor een duidelijk omschreven werk;
    • de definitieve overdracht van werknemers naar een andere werkgever, zonder dat hun arbeids- of leerovereenkomst beëindigd wordt (de nieuwe werkgever neemt alle contractuele verplichtingen gewoon over);
    • "vrijwillige disponibiliteit": uitstapregeling in de vorm van het definitief op non-actief stellen van (oudere) werknemers, met hun akkoord, waarbij zij niet worden ontslagen en waarbij de werkgever hen hetzij (een deel van) hun loon, hetzij een uitkering of vergoeding betaalt tot zij pensioengerechtigd zijn.

    Mogen niet in rekening gebracht worden:

    • de normale beëindiging van vervangingsovereenkomsten of leerovereenkomsten;
    • interne mutatie (binnen dezelfde juridische entiteit);
    • de beëindiging van startbaanovereenkomsten (want die maken geen deel uit van het personeelsbestand voor de toepassing van het startbanenstelsel).

    Voor de punten a) tot d) wordt, in de gevallen waarin een opzeggingstermijn gerespecteerd moet worden, rekening gehouden met de datum waarop de kennisgeving van de beëindiging wordt gegeven - niet met de eigenlijke datum waarop de overeenkomst eindigt.

    Techniek

    De federale minister van Werk kent een volledige of gedeeltelijke vrijstelling toe inzake jongerenverplichting.  Dit gebeurt aan de hand van een individueel ministerieel besluit.

    Aanvraagdossier

    Elke aanvraag tot vrijstelling moet ingediend worden bij de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, Algemene Directie Individuele Arbeidsbetrekkingen, Afdeling van de werkgelegenheid en moet gebeuren aan de hand van een standaardformulier (DOC, 67.5 KB).

    Het aanvraagdossier moet minstens de volgende gegevens of documenten bevatten:

    1. als de werkgever de vrijstelling vraagt op basis van een daling van het personeelsbestand:
      • de personeelssituatie op het einde van elk kwartaal van de gebruikte referteperiode van 4 of 8 kwartalen;
      • een kopie of een overzichtslijst van de kennisgevingen met betrekking tot de ontslagen of de stopzettingen van beroepsactiviteit die plaatsvonden tijdens die referteperiode;
       
    2. als de werkgever de vrijstelling vraagt op basis van een vrijstellling van vervangingsplicht in het kader van het brugpensioen:
      • een kopie van de beslissing van de minister van Werk in verband met die vrijstelling van vervangingsplicht;
       
    3. in elk van beide gevallen: de elementen waaruit blijkt dat door het bekomen van de gevraagde vrijstelling het ontslag van personeelsleden kan vermeden worden.  

    Volledige en geldige dossiers moeten binnen de 2 maanden na indiening behandeld worden, zoniet wordt de aanvraag tot vrijstelling van rechtswege beschouwd als ingewilligd, en mag de betrokken werkgever ervan uitgaan dat hij vrijgesteld is.

    De minister kan - binnen de hierboven genoemde termijn van 2 maanden - het advies van de commissie "Brugpensioenen" vragen over het dossier.

    Nadere bepalingen

    • De vrijstelling kan toegekend worden voor een hernieuwbare periode van maximum twee jaar.
    • De begindatum van die periode moet steeds samenvallen met het begin van een kalenderkwartaal, en de einddatum ervan moet steeds samenvallen met het einde van een kalenderkwartaal.
    • De vrijstelling kan ten vroegste aanvangen bij het begin van het kwartaal waarin de aanvraag volledig en geldig wordt ingediend.
    • De vrijstelling kan geheel of gedeeltelijk zijn.
    • Bij weigering mag geen nieuwe aanvraag ingediend worden in de loop van de zes maanden die volgen op de weigering.