Doel, doelgroep en betrokken werkgevers

Op deze pagina

    Doel

    Het startbanenstelsel wil jongeren (<26 jaar) de kans geven om zich zo snel mogelijk en op een duurzame manier in te schakelen op de arbeidsmarkt, en dit zowel in de private sector als bij de overheid.

    Welke jongeren?

    Het startbanenstelsel richt zich tot alle jongeren die nog geen 26 jaar oud zijn op het ogenblik dat ze bij een werkgever in dienst treden.

    Na indiensttreding blijven jongeren in het stelsel tot aan het einde van het kwartaal waarin ze 26 jaar worden.

    Enkele voorbeelden:

    • Klaas is geboren op 6 januari 1984 - op 1 april 2006 treedt hij in dienst bij een werkgever;  hij is dan 22 jaar - hij blijft in het startbanenstelsel tot 31 maart 2010 = einde van het kwartaal waarin zijn 26ste verjaardag valt (6 januari 2010)
    • Donna is geboren op 5 mei 1987 - op 1 september 2006 begint ze te werken; ze is dan 19 jaar - ze blijft in het startbanenstelsel tot 30 juni 2013 = einde van het kwartaal waarin haar 26ste verjaardag valt (5 mei 2013)
    • Kris is geboren op 16 oktober 1980 - op 1 oktober 2006 treedt hij/zij in dienst bij een werkgever;  hij/zij is dan nog net geen 26 jaar - hij/zij blijft in het startbanenstelsel tot 31 december 2006 = einde van het kwartaal waarin zijn/haar 26ste verjaardag valt (16 oktober 2006).

    Bij de instap speelt een eventuele vroegere werkervaring van de jongere, zelfs in het kader van een startbaanovereenkomst, geen enkele rol: enkel de leeftijd is van belang.

    Tussen het moment van instap en het einde van het kwartaal waarin de jongere 26 jaar wordt mag hij bij een onbeperkt aantal werkgevers werken.

    Welke werkgevers?

    Algemeen

    Elke werkgever mag jongeren in dienst nemen, zo veel als hij maar wil.

    Het startbanenstelsel mikt echter vooral op de werkgevers die verplicht zijn jongeren aan te werven en op de werkgevers die laaggeschoolde jongeren willen aanwerven, gebruik makend van de voorziene lastenverlaging.

    Soorten werkgevers in het startbanenstelsel

    Werkgevers uit de openbare sector (de overheid):

    dit zijn alle publiekrechtelijke rechtspersonen,
    uitgezonderd 

    • de interprovinciale en intercommunale verenigingen met commerciële of industriële activiteiten,
    • de openbare kredietinstellingen,
    • de autonome overheidsbedrijven.

    Werkgevers uit de private non-profitsector:

    • Alle natuurlijke personen of privaatrechtelijke rechtspersonen die onder één van de volgende paritaire comités ressorteren van de werkgevers uit de sector van de tandprothese:
      • 318.00 - diensten voor gezins- en bejaardenhulp
      • 318.01 - diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap
      • 318.02 - diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap
      • 319.00 - opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten
      • 319.01 - opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap
      • 319.02 - opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap
      • 327.00 - beschutte werkplaatsen, sociale werkplaatsen en maatwerkbedrijven
      • 327.01 - beschutte werkplaatsen, sociale werkplaatsen, maatwerkbedrijven gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap of door de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de sociale werkplaatsen erkend en/of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap
      • 327.02 - beschutte werkplaatsen gesubsidieerd door de Franse Gemeenschapscommissie
      • 327.03 - beschutte werkplaatsen van het Waalse Gewest en van de Duitstalige Gemeenschap 
      • 329.00 - socioculturele sector
      • 329.01 - socioculturele sector van de Vlaamse Gemeenschap
      • 329.02 - socioculturele sector van de Franstalige en Duitstalige Gemeenschap en het Waals Gewest
      • 329.03 - federale en bicommunautaire socioculturele organisaties
      • 330.00 - gezondheidsinrichtingen en -diensten
      • 331.00 - Vlaamse welzijns- en gezondheidssector
      • 332.00 - Franstalige en Duitstalige welzijns- en gezondheidssector
    • De vennootschappen met een sociaal oogmerk waarvan de statuten bepalen dat de vennoten geen enkel vermogensvoordeel nastreven
    • De ziekenfondsen of verbonden van ziekenfondsen.

    Werkgevers uit de onderwijssector:

    De door de overheid opgerichte, gesubsidieerde of erkende onderwijsinstellingen.

    Werkgevers uit de private (profit)sector:

    Alle natuurlijke personen of rechtspersonen die niet tot de types 1, 2 of 3 behoren, met inbegrip van de interprovinciale en intercommunale verenigingen met commerciële of industriële activiteiten, de openbare kredietinstellingen, de autonome overheidsbedrijven, en de werkgevers uit de sector van de tandprothese.

    Werkgevers die VERPLICHT jongeren moeten aanwerven

    Private (profit)sector

    Individuele verplichting:

    Elke werkgever die op 30 juni van het voorgaand jaar minstens 50 werknemers in dienst had (uitgedrukt in eenheden), moet een aantal jongeren tewerkstellen a rato van 3% van het in voltijdse equivalenten (hierna "VTE") berekend personeelsbestand van het 2de kwartaal van het voorgaand jaar.
    Deze verplichting moet nageleefd worden op het niveau van de juridische entiteit (= de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die werkgever is).

    Bijkomende collectieve verplichting:

    Bovenop de individuele verplichting moeten alle werkgevers uit de private sector samen een extra aantal jongeren in dienst nemen a rato van 1% van het globaal, in VTE berekend personeelsbestand van het 2de kwartaal van het voorgaand jaar van de werkgevers die een individuele jongerenverplichting hebben.

    Opmerkingen: 

    • worden ook tot de private (profit)sector gerekend: de interprovinciale en intercommunale verenigingen met commerciële of industriële activiteiten, de openbare kredietinstellingen, de autonome overheidsbedrijven, de werkgevers uit de sector van de tandprothese;
    • in het startbanenstelsel worden de werkgevers uit de private non-profitsector, voor wat hun jongerenverplichting betreft, gelijkgesteld met werkgevers uit de openbare sector.

    Openbare sector en private non-profitsector

    De werkgevers van deze sectoren die op 30 juni van het voorgaand jaar minstens 50 werknemers (eenheden) in dienst hadden moeten jongeren tewerkstellen a rato van 1,5% van het in VTE berekend personeelsbestand van het 2de kwartaal van het voorgaand jaar.

    Afwijkingen op deze regel
    • de diensten en instellingen die afhangen van de federale Staat hebben een jongerenverplichting van 3%;
    • de onderwijssector is volledig vrijgesteld van de jongerenverplichting.