Risicogroepen - Voorstelling

Op deze pagina

    Voorstelling

    De werkgevers zijn krachtens de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I) (B.S. 28 december 2006) een bijdrage verschuldigd van 0,10% berekend op basis van het brutoloon van de werknemers die tewerkgesteld zijn met een arbeidsovereenkomst in de zin van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, zoals voorzien in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 dat de algemene principes van de sociale zekerheid van de bezoldigde werknemers vaststelt evenals in de uitvoeringsbesluiten van deze wet, en dit ten gunste van een categorie van de beroepsbevolking die de risicogroepen worden genoemd.    

    Deze maatregel inzake de inspanning ten voordele van risicogroepen bestaat reeds sinds 1989. Sindsdien is deze inspanning, in uitvoering van elk interprofessioneel akkoord of van een regeringsbeslissing, steeds verder gezet. 

    De wet laat toe dat de Koning bepaalde categorieën van werkgevers geheel of gedeeltelijk onttrekt aan het toepassingsgebied van de reglementering betreffende de risicogroepen. 

    Bij K.B. van 19 februari 2013 houdende uitvoering van de artikelen 189, tweede lid, en 194 van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I) heeft de Koning bijgevolg sommige werkgevers uitgesloten van het toepassingsgebied van deze reglementering, te weten :   

    • het Rijk, met daarin begrepen de rechterlijke macht, de Raad van State, het leger en de federale politie; 
    • de Gemeenschappen en de Gewesten; 
    • de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie, en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie; 
    • de instellingen van openbaar nut en de openbare instellingen, met uitzondering van de openbare kredietinstellingen, en de autonome overheidsbedrijven bedoeld in artikel 1, § 4, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, wat betreft de werknemers tewerkgesteld in de zin van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten; 
    • de gesubsidieerde vrije onderwijsinstellingen, met daarin begrepen het universitair onderwijs; 
    • de diensten voor studie- en beroepsoriëntering en de vrije centra voor leerlingenbegeleiding; 
    • de provincies, de verenigingen van provincies en de instellingen ondergeschikt aan de provincies; 
    • de gemeenten en de verenigingen van gemeenten; 
    • de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de verenigingen van openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de intercommunale centra voor maatschappelijk welzijn; 
    • de korpsen van de lokale politie, zoals bedoeld bij de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus; 
    • de wateringen en de polders; 
    • de beschutte werkplaatsen en de revalidatiecentra die afhangen van een Gemeenschaps- of Gewestfonds of -instelling voor de sociale integratie van personen met een handicap of van zijn rechtsopvolgers. 

    Het K.B. van 26 september 2013 (B.S. 07 oktober 2013) stelt eveneens sommige werkgevers vrij van deze inspanning voor zover zij aan bepaalde voorwaarden voldoen, te weten :    

    • zij in 1996 gebonden waren door een nieuwe of voortgezette collectieve arbeidsovereenkomst die voorzag in een inspanning van minimaal 0,20 %, bestemd voor de personen die behoren tot de risicogroepen of op wie het begeleidingsplan van toepassing is, en 
    • zij in de jaren gelegen tussen 1996 en 1 januari 2013 gebonden waren door een nieuwe of voortgezette collectieve arbeidsovereenkomst die voorzag in een inspanning van minimaal 0,20 %, bestemd voor de personen die behoren tot de risicogroepen of op wie het begeleidingsplan van toepassing is, en 
    • zij het bedrag dat overeenstemt met deze inspanning vanaf 1997 rechtstreeks gestort hebben aan een VZW die dit bedrag aangewend heeft voor de opleiding, vorming of tewerkstelling van deze categorieën, en 
    • zij dit stelsel ononderbroken voortzetten sinds 2013 gedurende de daaropvolgende periodes overeenstemmend met de geldigheidsduur van een interprofessioneel akkoord of van een regeringsbeslissing. 

    Begrip "risicogroepen"

    Het begrip "risicogroepen" kan vrij worden gedefinieerd in de nieuwe of voortgezette collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in een paritair orgaan of gesloten voor een onderneming of een groep van ondernemingen. 

    Het K.B. van 19 februari 2013 tot uitvoering van het artikel 189, vierde lid, van de eerder vermelde wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen(I) (B.S. 08-04-2013), heeft niettemin categorieën van risicogroepen bepaald ten gunste waarvan een bijzondere inspanning van 0,05% van de minimaal verschuldigde 0,10% moet worden verleend. 

    De sectoren of de individuele werkgevers zijn vrij om te bepalen ten gunste van welke categorie risicogroepen deze inspanning van 0,05% zal worden gerealiseerd door middel van een sectorale C.A.O. of door middel van een C.A.O. op ondernemingsniveau, in de mate dat de sectoren of de individuele werkgevers kiezen uit het menu vastgelegd bij het eerder vermelde K.B. van 19 februari 2013. 

    Deze  categorieën zijn de volgende :      

    • de werknemers van minstens 50 jaar oud die in de sector werken; 
    • de werknemers van minstens 40 jaar oud die in de sector werken en bedreigd zijn met ontslag; 
    • de niet-werkenden en de personen die sinds minder dan een jaar werken en niet-werkend waren op het ogenblik van hun indiensttreding.  
    • de personen met een verminderde arbeidsgeschiktheid; 
    • de jongeren die nog geen 26 jaar oud zijn en opgeleid worden, hetzij in een stelsel van alternerend leren, hetzij in het kader van een individuele beroepsopleiding in een onderneming, bedoeld in artikel 27, 6°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991, hetzij een voltijdse onderwijsopleiding, met uitzondering van opleidingen die leiden tot de graad van bachelor of master, houdende de werkloosheidsreglementering, hetzij in het kader van een instapstage, bedoeld in artikel 36quater van hetzelfde koninklijk besluit van 25 november 1991. 

    De begrippen “niet werkenden” en “personen met een verminderde arbeidsgeschiktheid” zijn op een nauwkeurigere wijze gedefinieerd in het K.B. van 19 februari 2013 zelf. 

    Bovendien moet 0,025% van de inspanning (hetzij de helft van de inspanning van 0,05%) bestemd zijn voor initiatieven ten gunste van één of meerdere van volgende groepen : 

    • jongeren die nog geen 26 jaar oud zijn en opgeleid worden; 
    • jongeren die nog geen 26 jaar oud zijn en die niet-werkend waren op het ogenblik van hun indiensttreding of deel uitmaken van personen met een verminderde arbeidsgeschiktheid  

    De sectoren die vinden dat ze niet in de mogelijkheid zijn om inspanningen te doen ten gunste van jongeren, kunnen de bijzondere bijdrage van 0,025% besteden ten gunste van oudere werknemers vanaf 40 jaar die bedreigd zijn met ontslag of ten gunste van volledige werklozen van ten minste 40 jaar oud.  

    Hiervoor moeten de sectoren evenwel een voorafgaand akkoord bekomen van de Minister van Werk en aantonen in een C.A.O. betreffende de risicogroepen dat het gaat om een sector in moeilijkheden of om een sector waar er grotendeels een aanwervingsstop geldt. 

    De inspanningen ten gunste van de risicogroepen kunnen geconcretiseerd worden door het sluiten van één of meer partnerschapsakkoorden tussen het organisme dat op sectorniveau of op ondernemingsvlak verantwoordelijk is voor deze projecten zoals bvb. een fonds voor bestaanszekerheid of een sectoraal vormingsfonds, onderwijsinstellingen of vormingsorganisaties of  regionale vormingsorganisaties en plaatsingsdiensten. 

    De collectieve arbeidsovereenkomst

    De eerder genoemde collectieve arbeidsovereenkomst moet gesloten worden overeenkomstig de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.
    De collectieve arbeidsovereenkomst moet neergelegd worden ter griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg.
     

    Behoudens wanneer de Koning anders beslist voorziet de wet dat de uiterste datum van neerlegging van de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de inspanning ten gunste van de risicogroepen is vastgesteld op 1 oktober van het jaar waarop de C.A.O. betrekking heeft.   

    De partijen die de C.A.O. hebben ondertekend moeten jaarlijks een evaluatieverslag en een financieel overzicht van de uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst neerleggen ter griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg.  

    De uiterste datum van neerlegging is tot op heden 1 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de collectieve arbeidsovereenkomst betrekking heeft. 

    Bij koninklijk besluit van 21 juli 2014 (B.S. 5 september 2014) werden de nadere regelen en voorwaarden vastgelegd waaraan het evaluatieverslag en het financieel overzicht moeten voldoen.  

    Deze evaluatieverslagen en financiële overzichten worden overgezonden aan de griffie van de algemene Directie van de Collectieve Arbeidsbetrekkingen en aan de Kamer van volksvertegenwoordigers. 

    De werkgeversbijdrage ten voordele van de risicogroepen

    De werkgevers die onder het toepassingsgebied van deze reglementering vallen, zijn een inspanning van 0,10% verschuldigd, gedurende de jaren die overeenkomen met een interprofessioneel akkoord.

    Die inspanning is berekend op grond van het volledige loon van de werknemers tewerkgesteld op grond van een overeenkomst in de zin van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, zoals bedoeld in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers en de uitvoeringsbesluiten van deze wet. 

    Te rekenen vanaf 1 januari 2014, dient eveneens een bijzondere bijdrage van 0,05 % van de 0,10% en van 0,025% van de bijzondere bijdrage van 0,05% worden bestemd ten gunste van de genoemde categorieën in et K.B. van 19 februari 2013 tot uitvoering van het artikel 189, vierde lid van de wet van 27 december 2006 houdende de diverse bepalingen (I).  

    Meestal worden de bijdragen rechtstreeks door de R.S.Z. geïnd en vervolgens doorgestort aan het fonds voor bestaanszekerheid of aan de vormingsorganisatie(s) (VZW(’s). Uit CAO-bepalingen blijkt dat de bijdragen gebeurlijk ook rechtstreeks worden geïnd door het fonds voor bestaanszekerheid of door de vormingsorganisatie(s) (VZW’s). 

    De werkgevers die niet ressorteren onder het toepassingsgebied van dergelijke C.A.O. betreffende de risicogroepen gesloten op sectoraal of op ondernemingsniveau, of die slechts voor een gedeelte van haar werknemers onder dergelijke C.A.O. ressorteren, zijn eveneens gehouden een bijdrage van 0,10% te betalen voor het gedeelte van de werknemers die niet ressorteren onder het toepassingsgebied van de C.A.O.   

    De instellingen belast met de inning en de invordering van de sociale zekerheidsbijdragen zijn belast met de inning en de invordering van de bijdragen alsook met overdracht daarvan aan de RSZ-Globaal beheer.  

    De werkgeversbijdragen worden gelijkgesteld met een sociale zekerheidsbijdrage inzonderheid wat betreft de aangiften met verantwoording van de bijdragen, de betalingstermijnen, de toepassing van de burgerlijke sancties en van de strafbepalingen, het toezicht, de aanwijzing van de rechter bevoegd bij betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering van de instellingen belast met de inning en de invordering van de bijdragen. 

    Formulieren

    Evaluatieverslag en financieel overzicht risicogroepen: de modellen bestemd voor de paritaire organen of voor de ondernemingen of groepen van ondernemingen zijn beschikbaar op deze website in de module Documentatie > Procedures en formulieren.