Preventieve maatregelen inzake gezondheid op het werk - Responsabiliseringsbijdrage

Op deze pagina

    Wettelijke bepalingen

    Voorstelling

    Het koninklijk besluit voert artikel 147, §4 en §5, van de programmawet van 27 december 2021 uit.

    Artikel 140 van de programmawet van 27 december 2021 voorziet dat een trimestriële    responsabiliseringsbijdrage verschuldigd is door de werkgevers die onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités die gemiddeld 50 werknemers of meer in dienst hebben en die een bovenmaatse instroom van werknemers in invaliditeit hebben.

    De werkgevers van de beschutte werkplaatsen en de maatwerkbedrijven behorende tot het paritair comité voor de beschutte werkplaatsen, de sociale werkplaatsen en de maatwerkbedrijven zijn daarentegen vrijgesteld van deze bijdrage. Zodoende worden deze werkgevers die net tot doel hebben om personen met een kwetsbaar gezondheidsprofiel kansen op werk te bieden, niet getroffen door de responsabiliseringsbijdrage indien een deel van hun werknemers toch in invaliditeit zou belanden. Er werd dus beslist dat maatwerkbedrijven niet onder de regeling vallen om werkgevers niet af te schrikken om kwetsbare mensen aan te werven (zie artikel 140 van de programmawet).

    De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) informeert jaarlijks, tegen uiterlijk 15 februari van het jaar volgend op het jaar van inning, de bevoegde paritaire comités en paritaire subcomités waaronder de werkgevers ressorteren die de bijdrage hebben betaald, over de beschikbare opbrengst van deze bijdrage.

    In de mate en onder de voorwaarden zoals bepaald in de voormelde wet en koninklijk besluit stort de RSZ de opbrengst van die bijdrage aan het Fonds voor bestaanszekerheid van de paritaire comités of paritaire subcomités waaronder de werkgever ressorteert. Daarvoor is nodig dat de sector ten eerste een specifieke collectieve arbeidsovereenkomst heeft gesloten (zie punt a), én ten tweede dat het in deze collectieve arbeidsovereenkomst aangeduide Fonds voor bestaanszekerheid een ontvankelijke aanvraag tot storting van de beschikbare opbrengst van de bijdrage heeft gedaan (zie punt b).

    Als daarentegen het Fonds voor bestaanszekerheid binnen 3 jaar na de informatie meegedeeld door de RSZ geen ontvankelijke aanvraag tot storting van de beschikbare opbrengst van de bijdrage heeft gedaan, of als de voorwaarden en verplichtingen die uit voormelde wet en koninklijk besluit voortvloeien niet zijn nageleefd, zal de opbrengst van de bijdrage worden gestort aan de Algemene Directie Humanisering van de arbeid van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

    In ieder geval is de opbrengst uitsluitend bestemd voor preventieve maatregelen inzake gezondheid en veiligheid op het werk en/of maatregelen inzake duurzame herinschakeling van langdurig zieken.

    Aandachtspunten voor de sectorale onderhandeling en het sluiten van CAO’s

    a) Voorafgaandelijke afwegingen te maken

    In de eerste plaats zullen de sectorale partners de afweging moeten maken of ze zelf aan de slag gaan met deze gelden via een collectieve arbeidsovereenkomst en een uitvoerend fonds of men eerder kiest om de gelden te laten toekomen aan de AD Humanisering. Hier zou dan met het nodige overleg kunnen worden gekeken hoe de AD Humanisering in zijn initiatieven de nodige aandacht kan besteden aan bepaalde sectorale preoccupaties. In dit kader denken we in de eerste plaats aan sectoren die momenteel niet beschikken over een Fonds actief in deze materie en/of sectoren waar het zelfs gecumuleerd om zéér kleine bedragen zou gaan.

    b) Inhoud van de CAO

    Elk paritair (sub-)comité, met uitzondering van het paritair comité voor de beschutte werkplaatsen, de sociale werkplaatsen en de maatwerkbedrijven dat door voormelde wet is vrijgesteld van deze bijdrage, kan een specifieke collectieve arbeidsovereenkomst sluiten die een Fonds voor bestaanszekerheid aanduidt dat belast wordt met de besteding en het gebruik van de opbrengst van de responsabiliseringsbijdrage bestemd voor preventieve maatregelen inzake gezondheid en veiligheid op het werk en/of maatregelen inzake duurzame herinschakeling van langdurig zieken.

    Deze maatregelen zullen worden gefinancierd door de beschikbare opbrengst van de bijdrage betaald door de werkgevers.

    Om geldig te zijn moet de CAO verplicht alle hieronder opgesomde voorwaarden naleven:

    • vermelden dat zij werd gesloten met toepassing van artikel 147, §2, van de programmawet van 27 december 2021;
    • het bevoegde Fonds voor bestaanszekerheid aanduiden;
    • het Fonds voor bestaanszekerheid belasten met de besteding en het gebruik van de opbrengst van de responsabiliseringsbijdrage bestemd voor preventieve maatregelen inzake gezondheid en veiligheid op het werk en/of maatregelen inzake duurzame herinschakeling van langdurig zieken;
    • beschrijven van de preventieve maatregelen inzake gezondheid en veiligheid op het werk en/of maatregelen inzake duurzame herinschakeling van langdurig zieken die zullen moeten uitgevoerd worden.

    In toepassing van de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid moet de CAO via koninklijk besluit algemeen verbindend worden verklaard en moet dus vooraf onderworpen worden aan een marginale wettigheidscontrole. Hier gaat het uiteraard in de eerste plaats om een controle in welke mate de CAO in overeenstemming is met de voormelde wet en koninklijk besluit. Gelet op de nieuwe soort van inhoud en doelstelling van de CAO, staan uiteraard de diensten van de FOD ter beschikking voor advies in verband met deze CAOs

    c) Voorwaarden te vervullen voor een ontvankelijke aanvraag tot storting van de beschikbare opbrengst van de bijdrage

    Om ontvankelijk te zijn moet de aanvraag van het Fonds voor bestaanszekerheid de volgende informatie bevatten:

    • de benaming, het adres en het ondernemingsnummer (KBO-nummer) van het Fonds voor bestaanszekerheid;
    • de benaming en het nummer van het bevoegde paritair comité of paritair subcomité;
    • de contactgegevens van de verantwoordelijke persoon;
    • het bankrekeningnummer waarop het bedrag van de opbrengst van de bijdrage moet gestort worden;
    • de datum van de sluiting, de geldigheidsduur en het registratienummer van de collectieve arbeidsovereenkomst.

    d) Termijnen

    • Informatie meegedeeld door de RSZ over het bestaan van een beschikbare opbrengst van de bijdrage

    Eén keer per jaar informeert de RSZ de paritaire comités en paritaire subcomités waaronder de werkgevers ressorteren die de bijdrage hebben betaald, over de beschikbare opbrengst van deze bijdrage. Deze mededeling gebeurt tegen uiterlijk 15 februari van het jaar volgend op het jaar van inning.

    • Storting van de opbrengst

    Als de sector een CAO heeft gesloten (zie punt a) én het in deze CAO aangeduide Fonds voor bestaanszekerheid een ontvankelijke aanvraag tot storting van de beschikbare opbrengst van de bijdrage heeft gedaan (zie punt b), stort de RSZ jaarlijks deze opbrengst aan het Fonds voor bestaanszekerheid. Uiteraard slechts tot zolang de CAO van kracht is. Wanneer de CAO ophoudt van kracht te zijn, moet het Fonds voor bestaanszekerheid de RSZ daarvan in kennis stellen.

    De RSZ stort de beschikbare opbrengst van de bijdrage aan het Fonds voor bestaanszekerheid binnen dertig dagen na ontvangst van een ontvankelijke aanvraag.

    • Gebrek aan reactie van het paritair (sub-)comité op de informatie meegedeeld door de RSZ over het bestaan van een beschikbare opbrengst

    Indien binnen drie jaar na de informatie meegedeeld door de RSZ, geen ontvankelijke aanvraag tot storting van de beschikbare opbrengst van de bijdrage werd ingediend, zal het bedrag van de opbrengst ambtshalve gestort worden aan de Algemene Directie Humanisering van de arbeid van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

    • Termijn om de opbrengst van de bijdrage te gebruiken wanneer zij werd gestort aan het Fonds voor bestaanszekerheid

    Vanaf de datum van storting van de beschikbare opbrengst van de bijdrage beschikt het Fonds voor bestaanszekerheid over drie jaar om het bedrag ervan te gebruiken voor de uitvoering van de maatregelen die in de collectieve arbeidsovereenkomst zijn vastgelegd.

    Het KB voorziet dat het niet mogelijk is om het bedrag van de opbrengst voor onbepaalde tijd te houden zonder het te gebruiken voor de uitvoering van de maatregelen die in de collectieve arbeidsovereenkomst zijn vastgelegd.

    De regelgeving voorziet dus dat indien het resultaat van het verschil tussen de middelen van het jaar X-2 en de som van de aanwending van de middelen van de jaren X-2, X-1 en X, bedoeld in punt 4 van het model van verslag over de responsabiliseringsbijdrage, positief is, het Fonds voor bestaanszekerheid ambtshalve het bedrag van dit resultaat zal terugstorten aan de RSZ.

    Elke 3 jaar moeten de gestorte middelen dus daadwerkelijk uitgeput zijn.

    e) Verplichting om verslag uit te brengen over de besteding en het gebruik van de bijdrage

    Om verslag uit te brengen over de besteding en het gebruik van de bijdrage, moet het beheersorgaan van het Fonds voor bestaanszekerheid verplicht het model (DOCX, 35.88 KB) gebruiken.

    Het beheersorgaan van het Fonds voor bestaanszekerheid maakt het verslag over de responsabiliseringbijdrage jaarlijks, tegen uiterlijk 1 juli van het jaar volgend op elk jaar gedurende dewelke de collectieve arbeidsovereenkomst van kracht is, samen met het verslag bedoeld in artikel 13 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid, over aan de voorzitter van het bevoegd paritair (sub)comité die ze onmiddellijk voorlegt aan het paritair (sub)comité.

    De overmaking van het verslag gebeurt digitaal via het emailadres: hua@werk.belgie.be.

    f) Toezicht op de naleving van de voorwaarden en de verplichtingen van de voormelde wet en koninklijk besluit

    De voorzitter van het Directiecomité van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg of zijn gemachtigde, houdt toezicht op de naleving van de voorwaarden en de verplichtingen van de voormelde wet en koninklijk besluit.

    Indien de gemachtigde ambtenaar vaststelt dat de voorwaarden en verplichtingen die uit voormelde wet en koninklijk besluit voortvloeien niet zijn nageleefd, stelt hij de RSZ daarvan in kennis.

    g) Sancties wegens de niet-naleving van de voorwaarden en de verplichtingen van de voormelde wet en koninklijk besluit

    Algemene sanctie

    De bedragen die de RSZ (ingevolge de in punt e) vermelde kennisgeving door de gemachtigde ambtenaar teruggevorderd heeft van een Fonds voor bestaanszekerheid omdat de voorwaarden en verplichtingen die uit de voormelde wet en koninklijk besluit voortvloeien niet zijn nageleefd, worden gestort aan de Algemene Directie Humanisering van de arbeid van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

    Bijvoorbeeld:

    • wegens het onrechtmatig gebruik van de responsabiliseringsbijdrage (voor andere maatregelen dan voorzien in voormelde wet en de algemeen verbindend verklaarde CAO)
    • wanneer uit punt 4 van het verslag over de responsabiliseringsbijdrage blijkt dat een saldo van de gestorte middelen niet binnen 3 jaar werd aangewend

    Specifieke sancties wegens de niet-naleving van de verplichting om verslag uit te brengen over de besteding en het gebruik van de bijdrage

    Wanneer het verslag over de responsabiliseringsbijdrage niet wordt overgemaakt overeenkomstig hoofdstuk 3 van voormeld koninklijk besluit, dan wordt de storting van de bijdrage opgeschort totdat voormeld verslag wordt overgemaakt. Wanneer het voormelde verslag niet binnen de 30 dagen na de aanmaning werd overgemaakt, zal de RSZ ook de opbrengst van de bijdrage die zij gestort heeft in het jaar waarop het ontbrekend verslag betrekking heeft terugvorderen.

    Andere informatie