Het veiligheidsrapport

Op deze pagina

    De verplichting van het veiligheidsrapport is enkel van toepassing op hogedrempelinrichtingen.

    Doel en inhoud van het veiligheidsrapport

    Het samenwerkingsakkoord somt de doelstellingen op die een exploitant moet bereiken met het veiligheidsrapport:

    1. aantonen dat er een preventiebeleid voor zware ongevallen en een veiligheidsbeheersysteem voor het uitvoeren daarvan zijn ingevoerd
    2. aantonen dat de gevaren van zware ongevallen geïdentificeerd zijn en dat de nodige maatregelen zijn getroffen om dergelijke ongevallen te voorkomen en de gevolgen ervan voor de menselijke gezondheid en het milieu te beperken;
    3. aantonen dat het ontwerp, de constructie, de exploitatie en het onderhoud van met de werking van de inrichting samenhangende installaties, opslagplaatsen, apparatuur en infrastructuur die verband houden met de gevaren van een zwaar ongeval binnen de inrichting, voldoende veilig en betrouwbaar zijn
    4. aantonen dat er een intern noodplan is opgesteld
    5. de nodige gegevens verstrekken voor het opstellen van het extern noodplan
    6. voldoende gegevens verstrekken opdat de bevoegde overheid adviezen kan geven over de vestiging van nieuwe activiteiten of over nieuwe ontwikkelingen rond inrichtingen.

    Doelstellingen 1 tot 4 houden een aantoonplicht in: het bedrijf moet in het rapport voldoende bewijsmateriaal leveren dat de vereiste maatregelen genomen werden.

    De minimale inhoud van het veiligheidsrapport is vastgelegd in bijlage 3 van het samenwerkingsakkoord.

    Voor de aspecten met betrekking tot de veiligheid van de werknemers zijn de verwachtingen van de ACR opgenomen in de informatienota "Leidraad voor het beschrijven van de interne veiligheid in het veiligheidsrapport". De nota biedt de exploitant ondersteuning voor het opnemen van het nodige bewijsmateriaal met betrekking tot de interne veiligheid.

    Indiening

    Voor de rapportageverplichtingen is in het samenwerkingsakkoord een éénloketprincipe ingevoerd om de administratieve belasting voor de exploitant te beperken. Per gewest is een dienst aangeduid die deze loketfunctie vervult ("coördinerende dienst", zie bevoegde overheidsdiensten).

    De exploitant dient het veiligheidsrapport in bij deze dienst. Deze dienst zorgt voor de verdere distributie van de exemplaren die bestemd zijn voor de gewestelijke en federale inspectiediensten, FOD binnenlandse zaken, de gouverneur, de bevoegde brandweerdienst en de burgemeester.

    Indien grensoverschrijdende effecten mogelijk zijn, wordt het veiligheidsrapport eveneens bezorgd aan de bevoegde overheid van het buurland. Bij gewestoverschrijdende effecten, wordt een exemplaar bezorgd aan het betrokken gewest.

    Het veiligheidsrapport moet worden ingediend:

    • voor een inrichting die door een initiatief van de exploitant voor het eerst onderworpen wordt aan het samenwerkingsakkoord of van Sevesostatus wijzigt ("nieuwe inrichting"): uiterlijk drie maanden voor de inbedrijfstelling of de wijziging
    • voor een inrichting die door een wijziging van de wetgeving voor het eerst onderworpen wordt aan het samenwerkingsakkoord of van Sevesostatus wijzigt ("andere inrichting"): binnen een termijn van twee maanden volgend op de gewijzigde Sevesostatus.

    Onderzoek van het veiligheidsrapport

    Verschillende overheidsdiensten zijn belast het onderzoek van het veiligheidsrapport, ieder wat hun bevoegdheidsdomein betreft ("beoordelingsdiensten", zie bevoegde overheidsdiensten).

    Ook hier wordt het éénloketprincipe toegepast: de verschillende diensten bezorgen de conclusies van hun onderzoek aan de gewestelijke dienst die belast is met de coördinatie van de kennisgevingen en veiligheidsrapporten, die deze conclusies samenvoegt en aan de exploitant bezorgt.

    Voor een nieuwe inrichting moet de exploitant uiterlijk drie maanden na de indiening de conclusies van het onderzoek ontvangen, zijnde voor de inbedrijfsstelling van de inrichting of de wijziging. Voor alle andere situaties geldt een onderzoekstermijn van maximaal negen maanden.

    De exploitant kan verzocht worden om het rapport binnen een welbepaalde termijn aan te vullen of te wijzigen. Een nieuwe onderzoekscyclus start bij de indiening van deze aanvullende of gewijzigde informatie.

    Er kan een beoordelingscommissie samengeroepen worden om tot een gemeenschappelijke conclusie te komen. Een dergelijke beoordelingscommissie wordt steeds georganiseerd indien een van de diensten wil overgaan tot een verzoek tot exploitatieverbod wegens duidelijk onvoldoende maatregelen. De exploitant wordt op zijn vraag gehoord door de beoordelingscommissie.

    Herziening van het veiligheidsrapport

    Het rapport moet in de volgende gevallen herzien en zo nodig aangepast worden:

    • minstens om de vijf jaar
    • bij wijziging van de installatie(s), de inrichting, het proces, de aard of hoeveelheid van de stoffen, indien dit belangrijke gevolgen kan hebben op de gevaren van zware ongevallen
    • na een zwaar ongeval in de inrichting
    • op initiatief van de exploitant of op verzoek van de overheid, zo nieuwe feiten of kennis dit rechtvaardigen.

    Aangezien het veiligheidsrapport wordt opgesteld op basis van de uitgevoerde veiligheidsstudies, moet een herziening van deze studies aan de basis liggen van de herziening van het veiligheidsrapport. De periodieke herziening van de veiligheidsstudies is overigens een gangbare code van goede praktijk in de procesindustrie (zie ook de informatienota "Procesveiligheidsstudie") Het uitvoeren van deze periodieke herzieningen zou moeten geborgd zijn door het veiligheidsbeheersysteem.

    Een herziening van een veiligheidsrapport kan resulteren in een nieuw rapport, een aanvulling of een gedeeltelijke wijziging, of een geargumenteerde bevestiging dat de informatie nog steeds actueel is.

    De noodzaak om het rapport aan te passen omwille van een wijziging van de inrichting, zou moeten blijken uit de risicoanalyse die gepaard gaat met de wijziging. Resulteert deze wijziging in andere risico’s voor zware ongevallen (voor werknemers, bevolking of milieu) of in andere maatregelen dan deze beschreven in het rapport dan is een aanvulling of aanpassing nodig en dit voorafgaand aan de invoering van de wijziging.

    Vertrouwelijke informatie

    Het veiligheidsrapport is een publiek document: iedereen kan tot inzage verzoeken bij de gewestelijke dienst waar het rapport werd ingediend.

    Indien de exploitant meent dat bepaalde industriële, commerciële of persoonlijke gegevens vertrouwelijk zijn en wenst dat deze als dusdanig behandeld worden, dan kan hij dit vooraf aanvragen en een confidentieel toevoegen aan het veiligheidsrapport. Ook de overheid kan bepaalde informatie vertrouwelijk inhouden, bijvoorbeeld op grond van nationale veiligheid. Voor de beperking van informatie zijn de regels van de wetgeving inzake toegang tot milieu-informatie van toepassing.