De preventieadviseur psychosociale aspecten

Op deze pagina

    Elke werkgever moet beschikken over een preventieadviseur psychosociale aspecten.

    Hij maakt deel uit van hetzij de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk van de onderneming, hetzij de externe dienst waarbij de onderneming is aangesloten.

    Hij is een expert die een adviesbevoegdheid heeft ten aanzien van de werkgever en de werknemers.

    Aanwijzing

    In de ondernemingen met minder dan 50 werknemers

    De werkgevers die minder dan 50 werknemers tewerkstellen, moeten een beroep doen op een preventieadviseur psychosociale aspecten van een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk.

    Het is in de kleinere ondernemingen immers vrij moeilijk om zelf intern over de nodige deskundigheid te beschikken.

    Bovendien kunnen de nauwe interpersoonlijke relaties die binnen een KMO bestaan een hindernis vormen voor de goede uitvoering van de opdrachten van de preventieadviseur psychosociale aspecten indien hij tot de interne dienst behoort.

    De externe dienst zal deze zijn waarop de werkgever reeds een beroep doet voor de uitvoering van opdrachten in het kader van het algemeen welzijnsbeleid, zoals bijvoorbeeld de uitoefening van het gezondheidstoezicht.

    De keuze van de preventieadviseur psychosociale aspecten gebeurt door de bestuursorganen van de externe dienst, maar het geheel van de werknemers, tewerkgesteld door de werkgever, of de vakbondsafgevaardigden kunnen vragen om deze persoon te doen vervangen, wanneer ze er geen vertrouwen meer in hebben.

    In de ondernemingen met 50 werknemers en meer

    De werkgever die meer dan 50 werknemers tewerkstelt beslist, na voorafgaand advies van het Comité, of de opdrachten van de preventieadviseur psychosociale aspecten zullen worden uitgevoerd door een preventieadviseur van de interne dienst dan wel of hij beroep doet op een externe dienst.

    Indien de werkgever beslist om een beroep te doen op een interne preventieadviseur psychosociale aspecten, moet hij het voorafgaand akkoord bekomen van het geheel van de werknemersvertegenwoordigers in het Comité over de aanduiding van deze preventieadviseur.

    Indien dit akkoord niet bereikt wordt, moet de werkgever de interventie vragen van de inspectie van het Toezicht op het Welzijn op het Werk die eerst zal trachten de partijen te verzoenen. Als dit niet lukt zal de inspectie een advies verstrekken, dat door de werkgever moet meegedeeld worden aan het Comité. Indien er dan nog geen akkoord bereikt wordt, moet de werkgever een beroep doen op een preventieadviseur psychosociale aspecten van een externe dienst.

    Indien de werkgever beslist om een beroep te doen op een externe dienst, neemt het aantal opdrachten van de dienst waarbij hij reeds aangesloten is toe of moet hij zich aansluiten bij een dergelijke dienst. De keuze van de preventieadviseur psychosociale aspecten gebeurt door de bestuursorganen van de externe dienst.

    Het geheel van de werknemersvertegenwoordigers in het Comité (of bij gebrek aan een Comité, de vakbondsafgevaardigden, of bij gebrek aan vakbondsafgevaardigden, de werknemers zelf) kunnen vragen om deze persoon te doen vervangen, wanneer ze er geen vertrouwen meer in hebben.

    De contactgegevens van de preventieadviseur psychosociale aspecten of van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk waarvoor hij werkt moeten vermeld worden in het arbeidsreglement, alsook op een voor de werknemers gemakkelijk toegankelijke plaats (door middel van een aanplakking, via het intranet, …).

    Toegang tot de functie

    Om de functie van preventieadviseur psychosociale aspecten te kunnen uitoefenen, zowel van een interne dienst als van een externe dienst, moet men aan de volgende drie voorwaarden voldoen:

    • houder zijn van een universitair einddiploma of een einddiploma hoger onderwijs van universitair niveau waarvan het curriculum een aanzienlijk deel psychologie en sociologie bevat (bijvoorbeeld: master in de psychologie, master in de sociologie, master in de criminologie, master in de arbeidswetenschappen, …) en bovendien reeds beschikken over een eerste specialisatie in de domeinen arbeid en organisatie;
    • een multidisciplinaire basisvorming en een specialisatiemodule psychosociale aspecten van het werk met vrucht beëindigd hebben. De multidisciplinaire basisvorming is een vorming van minimum 120 uur, gespreid over een jaar. De specialisatiemodule psychosociale aspecten van het werk, bedraagt minimum 280 uur, gespreid over één of twee jaar en wordt gevolgd bij de universiteiten of de hogescholen;
    • het bewijs leveren van 5 jaar nuttige praktische ervaring in het domein van de psychosociale aspecten van het werk. Deze ervaring kan verworven worden onder de verantwoordelijkheid van een preventieadviseur psychosociale aspecten.

    Onverenigbaarheden

    De preventieadviseur psychosociale aspecten die binnen de onderneming of instelling werd aangeduid, mag niet tegelijkertijd de functie van preventieadviseur-arbeidsarts uitoefenen in deze onderneming of instelling.

    Een arbeidsarts beschikt namelijk over de bevoegdheid om, in het kader van een medisch onderzoek, een werknemer arbeidsongeschikt te verklaren. Hierdoor kan het noodzakelijke vertrouwen van de werknemer in de functie van de preventieadviseur psychosociale aspecten in het gedrang worden gebracht. Dit kan tot gevolg hebben dat de werknemer dan nog moeilijk op hem een beroep kan doen om tussen te komen in een situatie waarin er bijvoorbeeld sprake is van pesterijen op het werk.

    De preventieadviseur psychosociale aspecten mag evenmin deel uitmaken van het leidinggevend personeel.

    Het leidinggevend personeel wordt gedefinieerd als de personen belast met het dagelijks bestuur, die gemachtigd zijn om de werkgever te vertegenwoordigen en te verbinden (d.w.z. het verrichten van rechtshandelingen in naam en voor rekening van de werkgever), alsmede de personeelsleden, onmiddellijk onderschikt aan die personen, wanneer zij eveneens opdrachten van dagelijks bestuur vervullen.

    Het dagelijks bestuur betreft het effectieve, dagdagelijkse, zelfstandige en voortdurende bestuur van de onderneming of een deel van de onderneming.

    Het betreft de twee hoogste niveaus in de hiërarchie van de structuur van het personeel van de onderneming of instelling, die belast zijn met het dagelijks bestuur. In de ondernemingen waar sociale verkiezingen worden georganiseerd, worden de personen die deel uitmaken van het leidinggevend personeel op een specifieke lijst opgenomen.

    De uitoefening van een leidinggevende functie kan de autonomie aantasten die vereist is voor het uitoefenen van de functie van vertrouwenspersoon. De leidinggevende zou eveneens geneigd kunnen zijn om de informatie die hij in de hoedanigheid van vertrouwenspersoon heeft verkregen, te gebruiken in het kader van zijn leidinggevende bevoegdheden.

    Het begrip leidinggevend personeel is niet hetzelfde als het begrip hiërarchische lijn. Onder hiërarchische lijn wordt verstaan: de leidinggevenden zowel op hoog als op laag niveau, van managers tot ploegbaas, die bevoegd zijn om opdrachten te geven aan hun ondergeschikten. Dit begrip heeft betrekking op alle leidinggevende niveaus in de hiërarchie van de onderneming en is met andere woorden ruimer dan het leidinggevend personeel. Een lid van de hiërarchische lijn mag dus de functie van vertrouwenspersoon uitoefenen, op voorwaarde dat hij geen deel uitmaakt van het leidinggevend personeel.

    Bovendien mag de preventieadviseur psychosociale aspecten die deel uitmaakt van het personeel van de onderneming:

    • geen werkgevers- of werknemersvertegenwoordiger zijn in de ondernemingsraad of het Comité,
    • zich niet kandidaat stellen voor de sociale verkiezingen.

    Rol

    De preventieadviseur psychosociale aspecten is bevoegd voor het geheel van de psychosociale risico’s op het werk, zowel wat het informele als het formele luik betreft.

    Zijn taken zijn:

    Wanneer de preventieadviseur psychosociale aspecten deel uitmaakt van een interne dienst voert hij de 4 hierboven vermelde taken automatisch uit. Wanneer hij deel uitmaakt van een externe dienst voert hij deze taken slechts uit wanneer de complexiteit van het geval het vereist.

    • De behandeling van de verzoeken tot informele psychosociale interventie van de werknemers, onder meer door middel van gesprekken, interventies bij een andere persoon van de onderneming en de verzoening;
       
    • De behandeling van de verzoeken tot formele psychosociale interventie van de werknemers;
       
    • In geval van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk, in bepaalde gevallen een beroep doen op de inspectie van het Toezicht op het Welzijn op het Werk;
       
    • Een individueel dossier samenstellen en bijhouden;
       
    • Regelmatig overleg plegen met de vertrouwenspersoon;
       
    • Aan de preventieadviseur van de interne dienst de anonieme gegevens meedelen zodat hij het jaarverslag van de interne dienst kan opstellen;
       
    • Conclusies trekken uit incidenten van psychosociale aard die zich bij herhaling hebben voorgedaan en het voorwerp hebben uitgemaakt van een verzoek tot informele psychosociale interventie. Deze conclusies deelt hij minstens één maal per jaar, in collectieve en anonieme vorm, mee aan de werkgever met het oog op de evaluatie van het psychosociale preventiebeleid;
       
    • Een advies geven over de keuze van de diensten die een passende psychologische ondersteuning kunnen bieden aan de werknemers die het slachtoffer worden van geweld gepleegd door derden;
       
    • In voorkomend geval, deelnemen aan de concrete uitwerking van de interne procedure;
       
    • In voorkomend geval, het register van feiten van derden bijhouden.

    Voor een beschrijving van de taken die deel uitmaken van de forfaitaire bijdrage die aan de externe dienst wordt betaald door de werkgever van groep C die in zijn interne dienst niet over een preventieadviseur niveau I of II, noch over een preventieadviseur psychosociale aspecten beschikt en door de werkgever van groep D, raadpleeg deze toelichting: Wat zit er in het basispakket voor werkgevers van groep D of C- ? 

    Juridische bescherming

    Om zijn opdrachten in volle onafhankelijkheid ten aanzien van de werkgever en de werknemers te kunnen uitvoeren, geniet elke preventieadviseur een bijzondere juridische bescherming.

    De werkgever kan enkel de overeenkomst met de preventieadviseur beëindigen, een einde stellen aan zijn statutaire tewerkstelling (als het om een ambtenaar gaat) of hem uit zijn functie verwijderen om redenen die vreemd zijn aan zijn onafhankelijkheid of om redenen waaruit blijkt dat hij niet bekwaam is om zijn opdrachten uit te oefenen en voor zover de procedure bedoeld in de wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs wordt nageleefd.

    De preventieadviseur heeft recht op een bijzondere schadevergoeding in geval van verbreking van de arbeidsrelatie of een onrechtmatige verwijdering.

    Wanneer een werknemer bij de preventieadviseur een actie onderneemt voor feiten van geweld of pesterijen op het werk die verband houden met een discriminatiegrond (zoals nationale of etnische afstamming, geslacht, handicap, leeftijd, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, seksuele geaardheid, …) of ongewenst seksueel gedrag op het werk, dan zal de preventieadviseur bijkomend beschermd zijn tegen represailles op grond van de antidiscriminatiewetgeving. Als preventieadviseur zal hij de werknemer die meent gediscrimineerd te zijn en die bij hem een actie onderneemt immers bijstaan, hulp bieden en/of raad geven (door naar hem te luisteren, informatie te geven, door te verwijzen, zijn verzoek tot interventie te behandelen, …).

    Beroepsgeheim

    De preventieadviseur psychosociale aspecten is gebonden door het beroepsgeheim. Bijgevolg mag hij aan derden geen enkele informatie over individuen meedelen die hem ter kennis werd gebracht bij de uitoefening van zijn functie.

    Er bestaan echter meerdere uitzonderingen:

    • in het kader van de informele psychosociale interventie deelt de preventieadviseur psychosociale aspecten aan de personen die deelnemen de informatie mee die naar zijn mening pertinent is voor het goede verloopt van deze interventie;
       
    • in het kader van de formele psychosociale interventie voorziet de wetgeving meerdere uitzonderingen op het beroepsgeheim die moeten toelaten dat de preventieadviseur psychosociale aspecten zijn opdrachten kan uitvoeren (hij moet bijvoorbeeld een advies meedelen aan de werkgever, zijn voorstellen voor preventiemaatregelen meedelen aan de partijen, …);
       
    • de preventieadviseur psychosociale aspecten mag informatie uitwisselen met de vertrouwenspersoon wanneer dit strikt noodzakelijk is voor de uitvoering van zijn opdrachten (zelfs zonder het akkoord van de werknemer);
       
    • de preventieadviseur psychosociale aspecten mag de informatie die hij noodzakelijk acht uitwisselen met de preventieadviseur-arbeidsarts opdat ten aanzien van de werknemer passende maatregelen zouden kunnen getroffen worden. De werknemer moet schriftelijk akkoord gaan met deze uitwisseling;
       
    • de preventieadviseur psychosociale aspecten die wordt opgeroepen om te getuigen in rechte heeft de keuze om al dan niet de informatie die hij in het kader van zijn functie verworven heeft mee te delen aan de (onderzoeks-)rechter;
       
    • de preventieadviseur psychosociale aspecten houdt de documenten, met inbegrip van de getuigenverklaringen, van het individueel dossier van een formeel verzoek ter beschikking van de inspectie van het Toezicht op het Welzijn op het Werk;
       
    • de preventieadviseur psychosociale aspecten houdt de documenten, met inbegrip van de getuigenverklaringen, van het individueel dossier van een formeel verzoek ter beschikking van het openbaar ministerie (waaronder het arbeidsauditoraat) op voorwaarde dat de getuigen hiermee in hun verklaringen hebben ingestemd.