Vorming en bijscholing van de preventieadviseur

Op deze pagina

    De aanvullende vorming voor preventieadviseurs wordt beheerst door de volgende titels in boek II van de codex over het welzijn op het werk:

    Vereiste vorming in de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk

    Om het in de interne dienst vereiste opleidingsniveau te bepalen, worden de ondernemingen gerangschikt in 4 groepen (A, B, C of D) volgens het aantal werknemers dat zij tewerkstellen en/of de omvang van het risico dat de werknemers er lopen (artikel II.1-2).

    Alle preventieadviseurs moeten minstens beschikken over voldoende basiskennis met betrekking tot het welzijn op het werk, inzonderheid de risicoanalyse, de coördinatie van preventieactiviteiten, de werking van het comité voor preventie en bescherming op het werk, enz. (artikel II.1-20).

    Interne preventieadviseurs in bedrijven met verhoogd risico (de zgn. bedrijven van groep A en B) moeten een aanvullende vorming volgen, hetzij van niveau I of van niveau II, al naargelang de groep waartoe hun werkgever behoort en het feit of zij al dan niet de leiding hebben van de interne dienst (artikelen II.1-14 en II.1-21). Het gaat hierbij om een aanvullende vorming inzake arbeidsveiligheid zoals deze vroeger werd opgelegd aan het diensthoofd veiligheid.

    De onderstaande tabel geeft het minimale niveau van de aanvullende vorming weer dat vereist is voor de preventieadviseur belast met de leiding van de interne dienst en voor de andere preventieadviseurs binnen de interne dienst.

    Minimale aanvullende vorming

    Groep (onderneming of technische bedrijfseenheid) 

    Preventieadviseur belast met de leiding 

    Overige preventieadviseurs 

    A 

    Niveau I

    Niveau II

    B 

    Niveau II

    *

    C 

    *

    *

    D 

    *

    *

     *geen aanvullende vorming vereist maar wel voldoende kennis

    Als de interne dienst beschikt over een eigen departement medisch toezicht met een preventieadviseur-arbeidsarts of over een eigen preventieadviseur psychosociale aspecten, dan moeten deze preventieadviseurs voldoen aan de opleidingsvoorwaarden die opgelegd worden aan de preventieadviseurs van de externe diensten (respectievelijk artikel II.1-21, §2 voor de preventieadviseur-arbeidsarts en artikel II.4-10 voor de preventieadviseur die deskundig is in de psychosociale aspecten van het werk).

    Voor eventuele andere deskundigheden die op grond van de risicoanalyse nodig zijn binnen de onderneming, kan de werkgever al naargelang het geval, beroep doen op een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk, of op deskundigen binnen de eigen onderneming die niet behoren tot de interne dienst (artikel II.1-13, zevende lid).

    Vanaf 2014 werden een aantal sectoren toegevoegd (artikel II.1-2, §1, derde lid, 2° van de codex). Het gaat om de volgende sectoren:

    • Vleesverwerkende nijverheid (punt l);
    • Menselijke gezondheidszorg (punt m);
    • Vervoer en opslag (punt n).

    Om duidelijkheid te hebben over welke activiteiten het gaat, kan men zich laten inspireren door de codetabel NACEBEL 2008 (XLS).

    Het gaat in dit geval over:

    • Code 10.1 voor de vleesverwerkende nijverheid, met name “Verwerking en conservering van vlees en vervaardiging van vleesproducten”;
    • Code 86 voor de menselijke gezondheidszorg, met name “Ziekenhuizen, praktijken van artsen en tandartsen en overige menselijke gezondheidszorg”;
    • Codes 49, 50, 51, 52 en 53 voor het vervoer en de opslag, met name “Vervoer te land en vervoer via pijpleidingen, Vervoer over water, Luchtvaart, Opslag en vervoerondersteunende activiteiten, en Posterijen en koeriers”.

    Een indicatie voor de NACE-indeling van een onderneming vindt men terug op de Kruispuntbank Ondernemingen.

    Deze wijziging betekent concreet dat een werkgever in één van de bedoelde sectoren behoort tot groep A vanaf 200 werknemers die deze activiteit uitvoeren, en dat hij behoort tot groep B wanneer hij tussen 50 en 200 werknemers tewerkstelt aan deze activiteit. Een werkgever die minder dan 50 werknemers aan deze activiteit tewerkstelt, blijft behoren tot groep C, en een werkgever met minder dan 20 werknemers die zelf de functie van preventieadviseur vervult, behoort tot groep D (artikel II.1-2, §1).

    Het gevolg van deze reglementaire wijziging kan zijn dat het vereiste niveau van vorming van de interne preventieadviseur wordt opgetrokken:

    • De leidinggevende preventieadviseur van de interne dienst bij een werkgever (of de technische bedrijfseenheid) die behoort tot een betrokken sector, en waar meer dan 200 werknemers worden tewerkgesteld (groep A), beschikt over een aanvullende vorming van niveau I en over ten minste twee jaar ervaring als preventieadviseur in een interne dienst; de overige preventieadviseurs moeten in principe minstens beschikken over een aanvullende vorming van niveau II (artikel II.1-21, §1, tweede en derde lid).
    • Gaat het om een werkgever (of technische bedrijfseenheid) die behoort tot een betrokken sector, en waar tussen de 50 en 200 werknemers worden tewerkgesteld (groep B), dan beschikt de leidinggevende preventieadviseur van de interne dienst minstens over een aanvullende vorming van niveau II (artikel II.1-21, §1, vierde en vijfde lid); voor de overige preventieadviseurs volstaat basiskennis.
    • Als er minder dan 50 werknemers worden tewerkgesteld, volstaat eveneens basiskennis (artikel II.1-20).

    Overgangsmaatregelen - De preventieadviseurs van deze werkgevers moeten beschikken over het aangepaste opleidingsniveau, wat inhoudt dat zij in bepaalde gevallen een aanvullende vorming zullen moeten volgen.

    De regels (toelatingsvoorwaarden e.d.m.) die van toepassing zijn op de vorming van de preventieadviseurs zijn te vinden in titel 4 van boek II van de codex. In dat verband moet worden opgemerkt dat de bepalingen betreffende de praktische ervaring die eventueel vereist wordt als de preventieadviseur niet reeds over het vereiste diploma beschikt om onmiddellijk toegang te krijgen tot de vorming, niet van toepassing is op de kandidaten waarvan de werkgever overgaat van groep C of B naar groep A: de kandidaten moeten het eerste niveau verwerven binnen de vier jaar na de overgang (artikel II.4-4, §3, laatste lid). Een analoge regeling zal worden toegepast wanneer de werkgever overgaat van groep C naar groep B.

    Deze overgangsmaatregelen mogen door de werkgevers worden toegepast zonder dat een uitdrukkelijke toestemming van de toezichthoudende ambtenaren belast met het toezicht op het welzijn op het werk noodzakelijk is.

    Vereiste vorming in de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk

    Voor de preventieadviseurs van de externe diensten regelt artikel II.3-30 van de codex de vereiste vorming: zij moeten deskundig zijn op het gebied van arbeidsveiligheid, arbeidsgeneeskunde, ergonomie, arbeidshygiëne of psychosociale aspecten van het werk.

    • Zij moeten in elk geval beschikken over een (al dan niet specifiek) masterdiploma: voor arbeidsartsen, preventieadviseurs arbeidsveiligheid en preventieadviseurs psychosociale aspecten worden slechts een aantal specifieke diploma’s aanvaard; voor de overige disciplines volstaat een (niet nader bepaald) masterdiploma van een universiteit of van hoger onderwijs op universitair niveau.
    • Met uitzondering van de arbeidsartsen moeten alle preventieadviseurs van de externe diensten een aanvullende vorming volgen die een multidisciplinaire basismodule omvat, aangevuld met de relevante specialisatiemodule (zie schema).
    • Met uitzondering van de arbeidsartsen en de preventieadviseurs-arbeidsveiligheid wordt in hoofde van elke preventieadviseur van een externe dienst ook een aantal jaren (3 of 5 al naargelang het geval) nuttige praktische ervaring vereist.

    Discipline

    Basisdiploma

    Aanvullende vorming

    Vereiste ervaring

    1. arbeidsveiligheid

    Master ingenieur of industrieel ingenieur

    Niveau I (basismodule
    + specialisatie niveau I)

    -

    2. arbeidsgeneeskunde

    Arts

    Specialisatie arbeidsgeneeskunde

    -

    3. ergonomie

    Masterdiploma

    Basismodule
    + specialisatie ergonomie

    3 jaar

    4. arbeidshygiëne

    Masterdiploma

    Basismodule
    + specialisatie arbeidshygiëne

    3 jaar

    5. psychosociale aspecten

    Masterdiploma met belangrijk aandeel psychologie en sociologie

    Basismodule
    + specialisatie psychosociale aspecten

    5 jaar

    Inhoud en organisatie van de vorming

    Basiskennis

    Zoals hoger aangegeven bevat titel 1 van boek II van de codex (artikel II.1-20) een aantal bepalingen i.v.m. de basiskennis die vereist is voor alle preventieadviseurs. Het betreft onder meer technieken in verband met risicoanalyse, de coördinatie van preventieactiviteiten (o.a. met de externe dienst), de organisatie van eerste hulp en maatregelen bij ernstig en onmiddellijk gevaar, de samenwerking met het Comité PBW, enz.

    Titel 4 van boek II van de codex voorziet dat er cursussen kunnen worden georganiseerd om deze basiskennis te verkrijgen en legt een aantal voorwaarden op aan de organisatoren van dergelijke cursussen (artikelen II.4-25 tot II.4-27). Organisatoren die aan deze voorwaarden beantwoorden, kunnen dit melden aan de FOD Werkgelegenheid en worden vervolgens op haar website geplaatst (zie bij erkenningen: lijst van de instellingen die een basiscursus voor preventieadviseurs verstrekken).

    De cursussen zijn voornamelijk bedoeld voor preventieadviseurs die niet verplicht zijn om een aanvullende vorming te volgen, hetzij omdat zij werken in bedrijven die behoren tot groep C, hetzij omdat zij niet de leiding hebben van een interne dienst in bedrijven van de groepen A of B. Als zij een dergelijke cursus hebben gevolgd, worden zij wel geacht om over de nodige basiskennis te beschikken (artikel II.4-24).

    Aanvullende vorming

    Titel 4 van boek II van de codex bepaalt de regels die van toepassing zijn op de aanvullende vorming arbeidsveiligheid niveau I en II en legt voorwaarden op aan de organisatoren ervan. Deze titel 4 bevat ook de specifieke regels die van toepassing zijn op de preventieadviseurs van externe diensten.

    De aanvullende vorming is steeds modulair opgebouwd, en bestaat uit een basismodule, gevolgd door een specialisatiemodule:

    • De basismodule (120 uren) is multidisciplinair opgevat, zodat dezelfde basismodule dient te worden gevolgd door alle de preventieadviseurs, ongeacht hun discipline of niveau (I of II) en ongeacht of zij tewerkgesteld zijn in een interne dan wel een externe dienst.
    • De inhoud van de specialisatiemodules verschilt echter naargelang de discipline en het niveau:
      • Er worden verschillende specialisatiemodules ingericht voor preventieadviseurs-arbeidsveiligheid: niveau I (280 uren) en niveau II (90 uren).
      • Wat betreft ergonomie, arbeidshygiëne en psychosociale aspecten van het werk bestaan er specifieke specialisatiemodules (280 uren) per discipline 

    Voor personen die de aanvullende vorming niveau II hebben gevolgd, volstaat het volgen van de specialisatiemodule niveau I om alsnog het eerste niveau te verwerven, aangezien de inhoud van de basismodule identiek is. Als zij evenwel niet beschikken over het vereiste diploma om rechtstreeks toegang te krijgen tot de aanvullende vorming niveau I, moeten zij vijf jaar nuttige praktische ervaring in een interne of externe dienst bewijzen. De vereiste vijf jaar ervaring wordt berekend vanaf het verkrijgen van het getuigschrift van aanvullende vorming niveau II.  

    Om het bewijs van deze 5 jaar ervaring te leveren, moet de werknemer aan het opleidingsinstituut een attest voorleggen van de werkgever die hem in de interne of externe dienst heeft tewerkgesteld. Hij moet ook het volgende verstrekken:

    • hetzij een kopie van het identificatiedocument van de interne dienst waarin de samenstelling van deze dienst is vermeld, hetzij een kopie van het jaarverslag van de interne dienst;
    • hetzij een kopie van de arbeidsovereenkomst en eventueel de bijlage bij deze overeenkomst met de beschrijving van zijn functie als preventieadviseur.

    Tenslotte kan men worden toegelaten tot de aanvullende vorming niveau II (multidisciplinaire basismodule en specialisatiemodule) als men een cursus heeft gevolgd om de nodige basiskennis te verwerven en men bovendien vijf jaar nuttige praktische ervaring in een interne of externe dienst bewijst. De vereiste vijf jaar ervaring wordt berekend vanaf het verkrijgen van het getuigschrift dat de basiskennis aantoont. De relevante praktijkervaring wordt op dezelfde wijze aangetoond als voor preventieadviseurs niveau II, zoals hierboven uiteengezet.

    “De figuur toont een schematisch overzicht van de verschillende modules in de aanvullende vorming voor preventieadviseurs”

    Inrichters van aanvullende vorming moeten in principe een stuurgroep oprichten die aanbevelingen geeft over de organisatie van de cursus. De cursussen moeten bovendien erkend worden door de Minister van Werk op advies van de Vaste Operationele Commissie van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk. Een erkenning blijft maximum vijf jaar geldig. Universiteiten en hogescholen van universitair niveau die cursussen van niveau I inrichten zijn vrijgesteld van het aanvragen van een erkenning en van de oprichting van een stuurgroep, op voorwaarde dat zij onderworpen zijn aan een systeem van kwaliteitsbewaking en de administratie hiervan in kennis stellen. Alle (erkende) inrichters van aanvullende vormingen worden vermeld op de website van de FOD Werkgelegenheid (zie bij erkenningen: cursussen voor aanvullende vorming van preventieadviseurs).

    Bijscholing van preventieadviseurs

    Alle preventieadviseurs hebben het recht en de plicht om zich bij te scholen, om op de hoogte te blijven van de wijzigingen in de reglementering over het welzijn op het werk en van de wetenschappelijke en technische vooruitgang in dit domein (artikel II.1-22). De verplichting tot bijscholing geldt voor alle preventieadviseurs, ongeacht of het gaat om preventieadviseurs die een aanvullende vorming (niveau I of II) hebben, dan wel om preventieadviseurs met basiskennis (die al dan niet een cursus basiskennis hebben gevolgd).

    De omvang van de bijscholingsplicht voor de preventieadviseur wordt door de regelgeving niet vastgelegd, en moet worden bepaald in overleg met de werkgever. Voor niveau 1 en 2 geldt echter de jaarlijkse driedaagse bijscholing als een goede praktijk die sterk aanbevolen wordt. De preventieadviseur moet bovendien van zijn werkgever de toelating krijgen om alle nuttige contacten te onderhouden met gespecialiseerde instanties die in staat zijn hen de gewenste bijscholing te bezorgen.

    Deze bijscholingen kunnen worden georganiseerd door de inrichters die de aanvullende vormingen voor preventieadviseurs aanbieden, maar ook door andere organisatoren die worden opgesomd in artikel II.4-30, 1° tot 5° van de codex (zoals de FOD Werkgelegenheid, representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties, organisaties die vertegenwoordigd zijn in de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk, enz.), op voorwaarde dat zij dergelijke bijscholingen organiseren op structurele wijze, d.w.z. minstens ten belope van drie dagen (al dan niet opeenvolgend) op een jaar, en onder de vorm van studiedagen of seminaries met betrekking tot minstens 2 van de kennisdomeinen of vaardigheden waarover een preventieadviseur moet beschikken (artikel II.4-29).

    Onder dezelfde voorwaarden kunnen ook andere organisaties bijscholingen voor preventieadviseurs organiseren, mits die activiteiten worden opgenomen in de kalender welzijn op het werk van de evenementenwebsite van de FOD Werkgelegenheid. Om in die kalender te worden opgenomen, moeten de organisatoren van de bijscholingen surfen naar de pagina “Activiteiten toevoegen in de kalender” van de evenementenwebsite. De te volgen procedure wordt er toegelicht. In de aankondiging moet er nadrukkelijk worden vermeld dat het om een bijscholing voor preventieadviseurs gaat, en dat voor elke studiedag of seminarie afzonderlijk die als bijscholing voor preventieadviseurs wordt ingericht.

    Uiteraard kunnen ook de organisatoren bedoeld in artikel II.4-30, 1° tot 5° van de codex een account aanvragen om een aankondiging van hun bijscholingsactiviteit in de kalender in te voeren.

    Adviezen van de Hoge Raad voor preventie en bescherming op het werk