Statuut van de preventieadviseur

Op deze pagina

    A. Het al dan niet bestaan van een arbeidsovereenkomst

    De preventieadviseurs van een interne dienst voor preventie en bescherming op het werk moeten, krachtens artikel 42 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, behoren tot het personeel van de werkgever. In artikel II.1-18 van de codex over het welzijn op het werk wordt bepaald dat de preventieadviseurs met de werkgever verbonden zijn met een arbeidsovereenkomst of met een statuut.

    De arbeidsartsen die werkzaam zijn binnen een interne dienst, vervullen de functie van preventieadviseur en moeten dus een arbeidsovereenkomst aangaan met de werkgever.  Derhalve wordt voortaan het werken met een statuut als zelfstandige op dit vlak uitgesloten.

    Artikel 42, tweede lid van de wet bepaalt dat "de externe dienst (...) een contractuele relatie met de preventieadviseur waarop hij een beroep doet op zodanige wijze moet vaststellen dat zij voldoende garanties biedt om tot een duurzame samenwerking te komen tussen de werkgever en de preventieadviseur".

    In deze bepaling komen twee relaties aan bod: enerzijds de relatie met de externe dienst en anderzijds de relatie met de werkgever die een beroep doet op deze externe dienst.  Wat de relatie met de externe dienst betreft, stelt de memorie van toelichting dat de preventieadviseurs kunnen behoren tot het personeel van de externe dienst of zelfstandigen kunnen zijn.

    Wat betreft de relatie met de werkgever die een beroep doet op deze externe dienst wordt de nadruk gelegd op het feit dat deze contractuele relatie een duurzame samenwerking van deze adviseurs met deze werkgever moet waarborgen.  De bedoeling is dat dezelfde onderneming zo veel mogelijk een beroep doet op dezelfde preventieadviseurs.  Indien de preventieadviseur een arbeidsovereenkomst heeft met de externe dienst wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn.  De achterliggende idee is dat een arbeidsovereenkomst een duurzamer karakter heeft en meer garanties biedt dat er weinig verloop van adviseurs binnen een dienst zal zijn.

    Hoewel deze beide relaties zeer verschillend zijn, kan toch gesteld worden dat het wenselijk is dat de preventieadviseur met de externe dienst verbonden is met een arbeidsovereenkomst aangezien dit meer waarborgen biedt voor een duurzame samenwerking tussen de preventieadviseur en de werkgever die een beroep doet op de externe dienst.

    In elk geval zal voor elke overeenkomst tussen de preventieadviseur en de externe dienst moeten onderzocht worden of de door de partijen aan de overeenkomst gegeven kwalificatie overeenstemt met de juridische kenmerken van die overeenkomst.  Een beroep doen op "schijnzelfstandigen" is derhalve uitgesloten.

    B. De onafhankelijkheid en bescherming van de preventieadviseur

    De preventieadviseurs vervullen hun opdracht in volledige onafhankelijkheid ten opzichte van de werkgever en de werknemers. Zij mogen geen nadeel ondervinden van hun activiteiten als preventieadviseur. Er worden garanties ingebouwd om die onafhankelijkheid te vrijwaren.

    1. Alleen al de structuur van de interne dienst biedt waarborgen op het stuk van de onafhankelijkheid. Immers, de preventieadviseur die belast is met de leiding van de interne dienst ressorteert rechtstreeks onder de verantwoordelijke voor het dagelijkse bestuur van de onderneming of de instelling. Een gelijkaardige regel bestaat voor de preventieadviseurs die belast zijn met de leiding van een afdeling van de interne dienst.

       
    2. Bij meningsverschillen over de daadwerkelijkheid van die onafhankelijkheid wordt het conflict op verzoek van de preventieadviseur, de werkgever of de werknemers voorgelegd aan de met het toezicht belaste ambtenaar.

       
    3. De wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs waarborgt de bescherming van de preventieadviseurs tegen ontslag, de beëindiging van de statutaire tewerkstelling wanneer het om ambtenaren gaat en de verwijdering uit de functie van preventieadviseur (werknemers en ambtenaren) (hieronder dekt de term "ontslag" of het werkwoord "ontslaan" de drie situaties). Immers, een preventieadviseur kan slechts worden ontslagen om redenen die vreemd zijn aan zijn onafhankelijkheid of om redenen waaruit blijkt dat hij niet bekwaam is om zijn opdrachten uit te oefenen en voor zover de procedures als bedoeld in de wet van 20 december 2002 worden nageleefd.

      De werkgever kan de preventieadviseur zonder voorafgaand akkoord van het Comité voor Bescherming en Preventie op het Werk - of van het adviescomité als het om een externe dienst gaat - niet ontslaan. Tegelijkertijd is de werkgever ertoe gehouden aan de preventieadviseur, bij een aangetekende brief, de redenen mee te delen waarom hij de overeenkomst wil beëindigen en hem het bewijs van die redenen mee te delen en, bij een aangetekende brief, aan de leden van het comité hun voorafgaand akkoord over het ontslag te vragen en hen een afschrift mee te delen van de brief die is verzonden aan de preventieadviseur.

      Indien er een akkoord is van het comité, mag de werkgever de preventieadviseur ontslaan.  Deze kan een beroep instellen bij de arbeidsrechtbank.

      Indien er geen akkoord is van het comité of indien het comité zich niet binnen een redelijke tijd heeft uitgesproken, mag de werkgever de preventieadviseur niet ontslaan. Indien de werkgever toch bij zijn voornemen blijft, moet hij, voor hij de zaak bij de arbeidsrechtbank aanhangig maakt, het advies vragen van de ambtenaar die is belast met het toezicht, die dan eerst zal proberen de partijen met elkaar ter verzoenen. Wordt de preventieadviseur desondanks deze wetgeving toch ontslagen, dan moet de werkgever hem een bijzondere ontslagvergoeding uitkeren.

      De werkgever moet de procedure inzake het voorafgaand akkoord van het comité echter niet volgen in een aantal door de wet opgesomde gevallen, omdat er in die gevallen van kan worden uitgegaan dat de grondslag voor de beëindiging van de overeenkomst van de preventieadviseur vreemd is aan de onafhankelijkheid of bekwaamheid van de preventieadviseur. Het gaat om ontslag om dringende reden, sluiting van onderneming, collectief ontslag in zin van de Wet Renault, wanneer de preventieadviseur zelf zijn overeenkomst beëindigt of wanneer de termijn waarvoor de overeenkomst gesloten werd, is verstreken, en tenslotte tijdens de proefperiode.

    C. Verhouding preventieadviseur versus coördinator tijdelijke en mobiele bouwplaats

    Zie de toelichting "De preventieadviseur versus de coördinator inzake veiligheid en gezondheid op een tijdelijke of mobiele bouwplaats, bondgenoten of rivalen ?"