Toelichting bij titel 3 betreffende de brandpreventie op de arbeidsplaatsen van boek III van de codex over het welzijn op het werk

Op deze pagina

    Inleiding

    Bij het lezen van artikel 52 van het ARAB stelt men vast dat de preventie van risico’s op brand er als volgt werd gestructureerd:

    1. preventie van brandrisico’s
    2. evacuatie van de aanwezigen
    3. brandbestrijding
    4. constructie van gebouwen
    5. periodieke controles
    6. opleiding van de werknemers

    Deze verschillende groepen van preventiemaatregelen pakken alle fundamentele aspecten aan van een beleid ter preventie van brandrisico’s.

    Artikel 52 vertoonde echter een groot nadeel; namelijk een belangrijk onevenwicht tussen de maatregelen gericht op het voorkomen van brandrisico’s en de bepalingen betreffende de constructie van het gebouw, die op hun beurt zeer talrijk waren.

    Het koninklijk besluit van 28 maart 2014 betreffende de brandpreventie op de arbeidsplaatsen werd inzonderheid geschreven om dit onevenwicht te corrigeren: de bepalingen van artikel 52 betreffende de constructie van gebouwen werden behouden, daarentegen werden de bepalingen van artikel 52 betreffende de risicopreventie op hun beurt grotendeels vervangen en uitgewerkt in dit koninklijk besluit.

    Voortaan zijn deze bepalingen terug te vinden in titel 3 betreffende de brandpreventie op de arbeidsplaatsen van boek III van de codex over het welzijn op het werk.

    Bijkomende inlichtingen vindt u in de fiche De artikelen van het ARAB (PDF, 20.17 KB) 

    Doelstellingen en begrippen

    Toepassingsgebied

    Het gaat om dezelfde arbeidsplaatsen als deze gedefinieerd in titel 1 inzake de basiseisen betreffende arbeidsplaatsen van boek III van de codex.

    Een arbeidsplaats omvat de werkplekken in gebouwen van de onderneming of inrichting, met inbegrip van elke andere plaats op het terrein van de onderneming of inrichting waartoe de werknemer in het kader van de uitvoering van zijn werk toegang heeft.

    De volgende specifieke arbeidsplaatsen worden uitgesloten van het toepassingsgebied van deze titel 3:

    1. buiten de onderneming of inrichting gebruikte transportmiddelen, noch de arbeidsplaatsen binnen transportmiddelen;
    2. tijdelijke of mobiele bouwplaatsen;
    3. winningsindustrieën;
    4. vissersvaartuigen;
    5. velden, bossen en andere terreinen die deel uitmaken van een landbouwbedrijf of bosbouwbedrijf doch buiten het bebouwde gebied van dat bedrijf gelegen.

    Definities

    Titel 3 van boek III van de codex definieert verschillende belangrijke begrippen op gebied van preventie van brandrisico’s. De hieronder geciteerde begrippen hebben een specifiek belang voor de toepassing van deze titel.

    Gebouw: deze definitie wordt hoofdzakelijk gebruikt om andere begrippen te definiëren die eveneens worden geciteerd in dit artikel (compartiment, veilige plaats en nooduitgang) en voor het opstellen van de bepalingen betreffende de constructie van gebouwen bedoeld in afdeling 5 betreffende het beperken van de schadelijke gevolgen van een brand van boek III, titel 3, hoofdstuk III van de codex. Ook is het belangrijk rekening te houden met deze definitie tijdens de toepassing van de bepalingen van het ARAB waarnaar deze titel verwijst.

    Compartiment: deze definitie wordt eveneens gebruikt om andere begrippen te definiëren die worden geciteerd in dit artikel (veilige plaats en alarm). Het begrip compartiment wordt ook gebruikt in de bepalingen betreffende het evacuatieplan.

    Veilige plaats: bij het gelijktijdig lezen van de definitie van dit begrip en artikel III.3-11, § 1, 2de lid van de codex, dat verduidelijkt dat de evacuatiewegen en de nooduitgangen zo rechtstreeks mogelijk moeten uitkomen op een veilige plaats, blijkt dat het hoofddoel van een evacuatie het verlaten van het gebouw is, zo direct mogelijk. Met direct bedoelt men hier dat de evacuatie snel moet gebeuren via de kortst mogelijke weg.  

    Indien omwille van aspecten van inplanting van het gebouw (gebouw met weinig van buitenaf toegankelijke plaatsen bijvoorbeeld) of bij arbeidsplaatsen met bijzondere eigenschappen (ziekenhuizen bijvoorbeeld), de buitenomgeving van het gebouw niet de meest veilige plaats is, dan kan het aangewezen zijn te evacueren naar een deel van het gebouw waarheen de brand zich niet kan uitbreiden (een naburig compartiment bijvoorbeeld).    

    Evacuatieweg: een evacuatieweg is een weg voor normale circulatie die, op basis van de resultaten van de risicoanalyse, toegewezen werd voor de evacuatie van personen.  Deze evacuatieweg moet doorlopend zijn, dit wil zeggen dat ze niet mag onderbroken worden door werkzones, lokalen, opslagruimtes, …  Ze mag niet belemmerd worden of gehinderd worden door obstakels.  Deze verplichting is a priori evident, maar haar uitvoering vraagt een voortdurende waakzaamheid.     

    Beschermingsmiddel tegen brand: het gaat hier over een zeer ruim begrip want de beschermingsmiddelen tegen brand omvatten inzonderheid:

    • de branddetectiemiddelen: zoals detectoren en detectiecentrales;
    • de brandbestrijdingsmiddelen: zoals brandblusapparaten, automatische en niet-automatische blussystemen, hydranten, …;
    • de rook- en warmteafvoersystemen;
    • de middelen gebruikt voor de melding, de waarschuwing en het alarm;
    • de middelen die het verzekeren van een efficiënte evacuatie toelaten: verlichting, middelen voor het uitzenden van geluidssignalen of visuele signalen, …;
    • de middelen die het versterken of handhaven van de brandweerstand van de structuur toelaten: watergordijnen, …;

    Veiligheidsverlichting: men bedoelt hier verlichtingsapparatuur specifiek bestemd voor het verzekeren van een zo efficiënt mogelijke evacuatie. Deze veiligheidsverlichting mag niet worden verward met de noodverlichting bedoeld in artikel III.1-32 van de codex. Dat artikel beoogt de verlichting die werknemers in staat stelt bijzondere gevaren te zien bij het uitvallen van de kunstverlichting en deze eventueel te vermijden.

    Risicoanalyse

    De werkgever moet rekening houden met verschillende belangrijke risicofactoren.

    Onder de risicofactoren geciteerd in artikel III.3-3 van de codex vindt men:

    • de waarschijnlijkheid van de gelijktijdige aanwezigheid van een brandstof, een oxidatiemiddel en een ontstekingsbron, noodzakelijk voor het ontstaan van een brand;
    • de arbeidsmiddelen, de gebruikte stoffen, de processen en hun eventuele interacties;
    • de aard van de activiteiten;
    • de grootte van de onderneming of inrichting;
    • het maximum aantal werknemers en andere personen die aanwezig kunnen zijn in de onderneming of inrichting;
    • de specifieke risico’s eigen aan bepaalde groepen van personen aanwezig in de onderneming of inrichting;
    • de ligging en de bestemming van de lokalen;
    • de aanwezigheid van meerdere ondernemingen of instellingen op eenzelfde arbeidsplaats of op een aanpalende arbeidsplaats;
    • de werkzaamheden uitgevoerd door externe ondernemingen.

    De risicoanalyse moet de werkgever in staat stellen om, zoveel mogelijk, die situaties te identificeren waarin omstandigheden op de arbeidsplaats kunnen ontstaan die vermoedelijk een brand kunnen veroorzaken (waarschijnlijke scenario’s).  Eenmaal deze situaties geïdentificeerd zijn, moet hij de omvang bepalen van de gevolgen die eruit kunnen voortvloeien.  Op deze manier beschikt de werkgever over een geschikt instrument om de middelen aan te duiden die toelaten het scenario te voorkomen, of in voorkomend geval, toelaten het best te reageren indien een van de scenario’s zich zou voordoen.   

    De risicoanalyse moet regelmatig bijgewerkt worden zodat er rekening gehouden wordt met de evolutie in de risico’s.  

    Een beknopt overzicht vindt u in de fiche Risicoanalyse (PDF, 118.75 KB)  

    Preventiemaatregelen

    Titel 3 van boek III van de codex is gebaseerd op een belangrijk principe om haar doelstelling te bereiken. Ze legt de werkgevers op alle fundamentele aspecten van een algemeen brandpreventiebeleid uit te voeren.

    Deze aspecten zijn opgenomen in de hiërarchie van maatregelen, beschreven in artikel III.3-4 van de codex:

    1. brand voorkomen;
    2. de veiligheid verzekeren en indien nodig de snelle evacuatie van de werknemers en alle aanwezige personen op de arbeidsplaats zonder hen in gevaar te brengen;
    3. vlug en efficiënt elk begin van brand bestrijden om uitbreiding ervan te vermijden;
    4. de schadelijke gevolgen van een brand beperken;
    5. de tussenkomst van de openbare hulpdiensten vergemakkelijken.

    Deze maatregelen zijn uitgewerkt in de specifieke afdelingen van boek III, titel 3, hoofdstuk III van de codex.

    Specifieke preventiemaatregelen

    Brandbestrijdingsdienst

    Elke werkgever richt een brandbestrijdingsdienst op.  In tegenstelling tot wat opgelegd werd door artikel 52.10.6 van het ARAB, moet de werkgever een brandbestrijdingsdienst oprichten, om het even wat het aantal werknemers is aanwezig in de onderneming.  Deze aanpak laat toe zich ervan te verzekeren dat er steeds tenminste één persoon zal zijn die vermoedelijk kan tussenkomen bij een begin van brand, maar laat eveneens toe de grootte van en de middelen van de brandbestrijdingsdienst aan te passen aan de brandrisico’s aanwezig in de onderneming.

    De brandbestrijdingsdienst is belast met het vervullen van de taken bedoeld om:

    • het ontstaan van een brand te vermijden: door het signaleren van situaties die vermoedelijk een brand kunnen veroorzaken;
    • de evacuatie te vergemakkelijken: door het garanderen van het uitvoeren van de taken in verband met de waarschuwing en de melding, door het in veiligheid brengen van personen in afwachting van de tussenkomst van de openbare hulpdiensten, door het verzekeren van een snelle toegang tot de onderneming voor de openbare hulpdiensten, het vlug naar de plaats van onheil leiden van de openbare hulpdiensten en door het signaleren van de situaties die de evacuatie kunnen hinderen;
    • een begin van brand te blussen of te beheersen.

    Aangezien de leden van de brandbestrijdingsdienst opleiding moeten krijgen, zodat ze hun taken het best kunnen uitvoeren, en dat ze kennis zullen verzamelen dankzij het uitvoeren van die taken, is het belangrijk dat de leden van de brandbestrijdingsdienst deelnemen aan de uitvoering van de risicoanalyse en aan het opstellen van de procedures, opgesteld in het kader van het noodplan.

    De vaardigheden en de opleiding van de leden van de brandbestrijdingsdienst zijn vastgelegd in bijlage III.3-1 van de codex.  

    Een beknopt overzicht vindt u in de fiche Brandbestrijdingsdienst (PDF, 94.24 KB) 

    Brandpreventie

    De eerste preventiemaatregelen die moeten uitgevoerd worden, zijn deze bedoeld om de gevaren uit te schakelen.  De werkgever moet er voor zorgen alle gevarenbronnen die vermoedelijk een brand kunnen veroorzaken te elimineren in zijn onderneming, telkens het mogelijk is dit te doen.  

    Wanneer de werkgever de gevaren niet kan elimineren, moet hij maatregelen nemen om de brandrisico’s maximaal te reduceren. Artikel III.3-9 van de codex benadrukt de risico’s verbonden aan elke aanwezigheid van ontvlambare of brandbare stoffen, maar het is evident dat deze risicofactor niet de enige is die in rekening gebracht moet worden.

    Een beknopt overzicht vindt u in de fiche Specifieke preventiemaatregelen betreffende ontvlambare of brandbare stoffen (PDF, 92.75 KB) 

    Het verzekeren van de snelle en veilige evacuatie

    Indien de genomen maatregelen op gebied van risicopreventie, het ontstaan en het verspreiden van een brand niet konden vermijden, zijn een tweede soort te nemen maatregelen deze bestemd voor het verzekeren van de evacuatie van de aanwezigen van het gebouw of van een deel van het gebouw, snel en in optimale veilige omstandigheden. 

    In dit opzicht moet benadrukt worden dat de bepalingen van het ARAB betreffende het aantal evacuatiewegen, uitgangen, nooduitgangen, hun verspreiding en hun afmetingen, een te respecteren minimum zijn en dat risicoanalyse kan leiden tot strengere voorschriften.   

    Een beknopt overzicht vindt u in de fiche Evacuatiewegen, uitgangen en nooduitgangen, evacuatieplan (PDF, 201.35 KB) 

    Elk begin van brand vlug en doelmatig bestrijden

    Deze bepalingen betreffen hoofdzakelijk de beschermingsmiddelen tegen brand.  Een beschermingsmiddel tegen brand is gedefinieerd als elke uitrusting die toelaat brand te detecteren, te signaleren, te blussen, zijn schadelijke gevolgen te beperken, of de tussenkomst van de openbare hulpdiensten te vergemakkelijken. 

    Bij het evalueren, kiezen, aankopen, gebruiken en installeren van de beschermingsmiddelen tegen brand, past de werkgever de artikelen IX.1-2 tot IX.1-18 van de codex toe.

    De elementen die bepalend zijn bij de evaluatie en de keuze van de beschermingsmiddelen tegen brand zijn:

    • de inrichting van de arbeidsplaatsen en de risico’s die ermee verband houden;
    • de fysische en chemische eigenschappen van de aanwezige stoffen;
    • de arbeidsprocessen en de arbeidsmiddelen en de risico’s die ermee verband houden;
    • de kenmerken van de werknemers die de beschermingsmiddelen moeten gebruiken;
    • het maximale aantal personen dat op de arbeidsplaatsen aanwezig kan zijn;
    • het standaard materieel van en het personeel van de openbare hulpdiensten;
    • de nodige tijd voor de openbare hulpdiensten om de plaats van interventie te bereiken.

    Om de laatste twee punten zo goed mogelijk te kunnen uitvoeren, raadpleegt de werkgever de bevoegde openbare hulpdiensten. Het overleg met de openbare hulpdiensten heeft als voornaamste doel dat de werkgever relevante informatie kan verwerven om, in het bijzonder, de aard, het aantal en de verdeling van de beschermingsmiddelen tegen brand te bepalen.

    Een beknopt overzicht vindt u in de fiche Beschermingsmiddelen tegen brand (PDF, 119.25 KB) 

    De schadelijke gevolgen van een brand beperken

    Dit handelt over bepalingen betreffende de constructie van gebouwen waarin werknemers aanwezig zijn.

    Deze bepalingen leggen het algemeen kader vast dat de uit te voeren preventiemaatregelen bepaalt voor het ontwerp en het optrekken van gebouwen.

    De constructie van het gebouw moet enerzijds de evacuatie toelaten van de werknemers en elke andere persoon aanwezig, anderzijds de veilige tussenkomst toelaten van de leden van de openbare hulpdiensten. 

    De constructie moet toelaten, in geval van brand, dat de stabiliteit gegarandeerd wordt gedurende een bepaalde tijd, dat het ontstaan en de verspreiding van vuur en rook beperkt wordt en dat de uitbreiding van de brand naar aanpalende gebouwen vermeden wordt.

    Deze maatregelen zijn deze gedefinieerd in de artikelen van het ARAB betreffende de constructie van gebouwen die van toepassing blijven (zie tabel (PDF, 95.74 KB)). 

    Een beknopt overzicht vindt u in de fiche Constructie van het gebouw (PDF, 113.73 KB) 

    Het vergemakkelijken van de interventie van de openbare hulpdiensten

    Teneinde de interventie van de openbare hulpdiensten te vergemakkelijken, ziet de werkgever erop toe dat hen een interventiedossier ter beschikking wordt gesteld aan de ingang van het gebouw.  Dit interventiedossier bevat:

    • de elementen van het brandpreventiedossier, meer bepaald, het evacuatieplan, een lijst met beschikbare beschermingsmiddelen tegen brand en hun situering op plan, de informatie op vraag van de openbare hulpdienst voor het opmaken van een nood-en interventieplan;
    • de locatie van de elektrische installaties;
    • de locatie en de werking van de sluitkranen van de gebruikte fluïda;
    • de locatie en de werking van de ventilatiesystemen;
    • de locatie van de branddetectiecentrale.

    Een beknopt overzicht vindt u in de fiche Het interventiedossier (PDF, 85.67 KB) 

    Periodieke controle en onderhoud van de beschermingsmiddelen tegen brand

    Titel 3 van boek III van de codex legt de werkgever op de voorschriften van de fabrikant te volgen, om de inhoud en de frequentie van de controles te bepalen. Het schrijft daarnaast de naleving voor van de vereisten op gebied van controles uit titel 1 betreffende collectieve beschermingsmiddelen van boek IX van de codex. Wat toelaat om:

    • er voor te zorgen dat de werkgever wel degelijk beschikt over de instructies van de fabrikant;
    • te bepalen wie de controles uitvoert wanneer deze controles niet door een EDTC moeten uitgevoerd worden.  Immers, volgens deze bepalingen, is de keuze van de persoon of van het organisme dat de controles zal uitvoeren, de verantwoordelijkheid van de werkgever.  Deze kan zich dus richten tot een persoon binnen of buiten zijn onderneming of tot een organisme gespecialiseerd in de bedoelde controles.  Wat ook zijn keuze is, de werkgever moet zich ervan verzekeren dat de persoon of het organisme wel degelijk beschikt over de vaardigheden nodig voor de uitvoering van de controles.

    Een beknopt overzicht vindt u in de fiche Periodieke controle en onderhoud (PDF, 189.39 KB)  

    Meer informatie is beschikbaar in dit document: Uitgebreide toelichting over de controle en het onderhoud van beschermingsmiddelen tegen brand (PDF, 280.77 KB)  

    Het intern noodplan

    De werkgever dient de uitvoering van zijn preventiebeleid vooraf te organiseren door het opstellen van schriftelijke procedures voor de uitvoering van de taken van de brandbestrijdingsdienst, de evacuatie van personen, de evacuatieoefeningen, het gebruik van beschermingsmiddelen tegen brand, de informatie en opleiding van werknemers.

    Een beknopt overzicht vindt u in de fiche Het intern noodplan (PDF, 85.99 KB) 

    Het brandpreventiedossier

    Het voorkomen van brandrisico’s op arbeidsplaatsen is van nature zeer complex en vereist vaak het toepassen van diverse soorten preventiemaatregelen.  Een efficiënt brandpreventiebeleid moet er voor zorgen dat al deze maatregelen een samenhangend geheel vormen.

    Het is met dit doel voor ogen dat de werkgever gevraagd wordt een brandpreventiedossier op te maken en regelmatig bij te werken. Dit dossier, met inbegrip van alle documenten bedoeld in de brandpreventie (procedures, evacuatieplan, interventiedossier, resultaat van de risicoanalyse, ...), moet het voor de verschillende betrokken personen mogelijk maken zich een globaal beeld te vormen van het brandpreventiebeleid toegepast in de onderneming.  Onder betrokken personen verstaat men de werkgever, de preventieadviseur, de leden van het Comité, de met toezicht belaste ambtenaren en de openbare hulpdiensten.

    Een beknopt overzicht vindt u in de fiche Het brandpreventiedossier (PDF, 192.91 KB) 

    Opleiding en informatie van de werknemers

    De verplichtingen op gebied van informatie en opleiding hebben als doel zich ervan te verzekeren dat elke werknemer wel degelijk beschikt over de kennis die hem toelaat:

    • gedrag te vermijden dat de oorzaak kan zijn van een brand;
    • deel te nemen aan de uitvoering van de preventiemaatregelen die hem aanbelangen;
    • alle situaties die een brandrisico inhouden te signaleren;
    • de waarschuwing te geven;
    • te evacueren in goede omstandigheden.

    Tenminste één keer per jaar wordt een evacuatieoefening georganiseerd.

    Een beknopt overzicht vindt u in de fiches:

    Werkzaamheden uitgevoerd in de inrichting van een werkgever

    Wanneer werkzaamheden worden uitgevoerd in de inrichting van een werkgever, door aannemers of in voorkomend geval onderaannemers, is een uitwisseling verplicht van relevante informatie op gebied van brandpreventie tussen de werkgever en de aannemer of de onderaannemer.  Deze uitwisseling van informatie moet toelaten te vermijden dat interacties tussen eenieders activiteiten  de oorzaak van brand zijn.

    Als er op basis van deze uitwisseling van informatie vastgesteld wordt dat er een verhoogd risico op brand bestaat, onderwerpt de werkgever de uitvoering van de werkzaamheden aan zijn voorafgaande toestemming. 

    Wanneer de werkzaamheden worden uitgevoerd door een werknemer van de werkgever in wiens inrichting de werkzaamheden worden uitgevoerd, wordt de voorafgaande toestemming gegeven aan het lid van de hiërarchische lijn dat belast is met de leiding van de dienst die de werkzaamheden uitvoert. 

    Een beknopt overzicht vindt u in de fiche Werkzaamheden uitgevoerd in inrichting werkgever (PDF, 90.58 KB) 

    Advies van de Hoge Raad voor preventie en bescherming op het werk

    Advies nr. 159 van 24 juni 2011 over het ontwerp van koninklijk besluit betreffende de preventie van brand op de arbeidsplaats en over het ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de regels voor de bouw van gebouwen waarin werknemers tewerkgesteld worden (PDF, 125.59 KB)