Bescherming tegen tabaksrook op het werk
Op deze pagina
De algemene sociale evolutie op het gebied van het beperkende gebruik van de tabak, de steeds strengere eisen en de klachten van de werknemers niet-rokers ten opzichte van de aanwezige rook op de arbeidsplaatsen, en met het oog op het bevorderen van het welzijn van de werknemers werden de oude principes van hoffelijkheid tussen werknemers rokers en niet-rokers vervangen door een meer nauwkeurige benadering gericht op het verbod op het gebruik van tabak op het werk.
Daarom stelt de wet van 22 december 2009, die de inhoud van het koninklijk besluit van 19 januari 2005 overneemt en dit besluit tevens opheft, het principe vast van het recht dat aan elke werknemer wordt gegeven om te beschikken over werkruimten en sociale voorzieningen die vrij zijn van tabaksrook.
Dit recht wordt logischerwijze aangevuld met een rookverbod in al deze ruimten.
Toepassingsgebied
Hoofdstuk 4 van de wet van 22 december 2009 is van toepassing op alle werknemers en alle werkgevers in de zin van artikel 2 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.
Vallen niet onder het toepassingsgebied van hoofdstuk 4 van de wet:
-
gesloten plaatsen van alle instellingen van maatschappelijke dienstverlening en van gevangenissen die zijn voorbehouden voor de bewoners en niet-bewoners, namelijk de privé ruimten (in het bijzonder de kamers). De bewoners zijn patiënten of andere personen die verblijven in deze instellingen terwijl de niet-bewoners naar de instelling komen voor bijvoorbeeld een dagbehandeling. Deze instellingen kunnen verzorgingsinstellingen, psychiatrische ziekenhuizen, rusthuizen of serviceflats, instellingen voor jeugdzorg of gevangenissen zijn.
In al deze instellingen worden door de overheden van die instellingen specifieke maatregelen voor het gebruik van tabak vastgelegd die van toepassing zijn op de bewoners en de niet-bewoners. De werknemers die geacht worden te werken in de privé-vertrekken voorbehouden aan deze personen, zouden dus aan tabaksrook kunnen blootgesteld worden. - privé woningen. Elke thuisarbeid evenals om het even welke zorgverstrekking aan huis zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van deze wet.
Maar er zijn uitzonderingen. In sommige privé-woningen kan een bewoner beslissen om een of meer lokalen van zijn woning in te richten als professionele ruimte en er werknemers in tewerkstellen. In dit geval wordt hij werkgever, en is de wet van toepassing. Voorbeelden van zulke lokalen in een woning: naaiateliers of timmermanswerkplaatsen, praktijkruimte van een notaris met personeel, om het even welk verzorgingskabinet met personeel….
Het feit dat de bovengenoemde plaatsen uitgesloten zijn van het toepassingsgebied van hoofdstuk 4 van de wet van 22 december 2009 betekent echter niet dat de personen die er worden tewerkgesteld niet beschermd moeten worden tegen tabaksrook. De algemene principes van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk blijven immers van toepassing.
Zo zal de werkgever ertoe gehouden zijn een risicoanalyse uit te voeren en daarbij rekening moeten houden met het feit dat zijn werknemers aan tabaksrook kunnen blootgesteld worden wanneer zij tewerkgesteld worden in een omgeving waar het rookverbod niet geldt. Op basis van deze risicoanalyse zal hij preventiemaatregelen moeten nemen om het risico op blootstelling aan tabaksrook te voorkomen of alleszins zoveel mogelijk te beperken.
Bij blootstelling aan tabaksrook tijdens het schoonmaken van privékamers (bv. in een instelling van maatschappelijke dienstverlening of gevangenis) zou de werkgever er bv. voor kunnen zorgen dat de kamers eerst worden gelucht, en dat er niet wordt gerookt tijdens het schoonmaken. In het kader van zorgverstrekking aan huis (zoals thuisverpleging, gezinszorg, …) kan bv. in de overeenkomst tussen de gebruiker en de erkende onderneming contractueel worden bedongen dat de gebruiker niet mag roken gedurende de tijd dat de werknemer aanwezig is in de privéwoning.
Daarnaast moet de risicoanalyse ook gebeuren op het niveau van het individu, wat de werkgever toelaat om ook rekening te houden met kenmerken van individuele werknemers, zoals een bijzondere gevoeligheid voor tabaksrook omwille van astmatische aandoeningen, of het feit dat zij zelf roken.
Elke werknemer heeft bovendien het recht om een spontane raadpleging te vragen bij de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer omdat hij gezondheidsklachten heeft waarvan hij denkt dat ze te wijten zijn aan de uitgeoefende arbeid. Een dergelijke raadpleging kan dus ook gevraagd worden wanneer een werknemer meent dat zijn gezondheidsklachten te wijten zijn aan blootstelling aan tabaksrook tijdens het werk.
Definities
Werkruimte:
- elke open (niet afgesloten door tussenschotten) of gesloten arbeidsplaats waar arbeid wordt verricht, binnen of buiten de onderneming of inrichting t.t.z. vergaderzalen, cabines van vrachtwagens, (gesloten ruimte buiten een onderneming), dienstwagens, hangars, opslagplaatsen, garages van een onderneming (gesloten of open ruimten binnen of buiten). Enkel de ruimten in open lucht (bv. de binnenkoer in open lucht van een onderneming) vallen niet onder de reglementering;
- en elke open of gesloten ruimte van een onderneming of inrichting, die niet noodzakelijk bestemd is om te werken, maar waar de werknemer in het kader van zijn werk toegang toe heeft, zoals bijvoorbeeld trappen, liften, gangen, inkomhal, ontspanningsruimten of plaatsen voor gezellige bijeenkomsten…..
Sociale voorzieningen: de sanitaire installaties, t.t.z. de toiletten, kleedkamers en douches, evenals de refters en de lokalen bestemd voor rust of eerste hulp, dit wil zeggen lokalen die bestemd zijn om eerste zorgen toe te dienen aan werknemers die bijvoorbeeld onwel zijn geworden, of lokalen bestemd voor zwangere werkneemsters of werkneemsters die borstvoeding geven.
Rookkamer: een ruimte afgesloten door wanden en een zoldering waar gerookt mag worden en die daar uitsluitend tot bestemd is.
Rechten van de werknemers
Het recht dat elke werknemer heeft om over rookvrije lucht te beschikken in alle ruimten waar hij tewerkgesteld is of toegang toe heeft in het kader van zijn werk.
Rookverbod
Het recht om over rookvrije ruimten te beschikken wordt gewaarborgd door de werkgever die het roken verbiedt in de werkruimten en de sociale voorzieningen evenals in het vervoermiddel dat voor gemeenschappelijk vervoer van en naar het werk door hem ter beschikking wordt gesteld van het personeel.
Het rookverbod is dus volledig, zelfs voor de werknemers die over een individuele werkruimte beschikken.
Mogelijkheid een rookkamer te installeren
Er kan van het rookverbod worden afgeweken indien het Comité voor preventie en bescherming op het werk (bij gebrek hieraan de syndicale afvaardiging of, bij gebrek hieraan de werknemers zelf) een voorafgaand advies heeft uitgebracht over de mogelijkheid om een rookkamer te installeren.
De mogelijkheid om deze rookkamer te voorzien is geen recht van de rokers dat tegenover het recht van de niet-rokers staat.
Deze afwijking kan niet worden toegepast in ondernemingen waar geen overleg met het personeel voorzien is.
Indien er een rookkamer voorzien is in een daartoe bestemd lokaal, moet de verluchting afdoende zijn of moet de kamer voorzien worden van een rookafzuigsysteem dat de rook afdoende verwijdert. Bovengenoemd Comité dient bovendien een voorafgaand advies uit te brengen over de regeling van de toegang tot dit lokaal tijdens de werkuren, op dusdanige wijze dat de werknemers niet-rokers niet gediscrimineerd zijn met betrekking tot de uurregeling en eventuele pauzes die aan de rokers worden toegestaan.
Specifieke situatie van de elektronische sigaret
Hoofdstuk 4 van de wet van 22 december 2009 heeft tot doel een algeheel rookverbod op de werkplaats in te voeren. De enige toegelaten afwijking bestaat erin dat de werkgever onder welbepaalde voorwaarden kan voorzien in de inrichting van een rookkamer.
Meer nog, artikel 13, derde lid, voegt hieraan toe dat elke element dat tot roken kan aanzetten of dat laat geloven dat roken toegestaan is, verboden is op de plaatsen waar er gewerkt wordt.
Een elektronische sigaret, zelfs indien ze geen tabak bevat, is zeer vergelijkbaar met een normale sigaret, en geeft damp af. Deze sigaret is gemaakt met het doel er uit te zien als een normale sigaret. Een elektronische sigaret vormt onbetwistbaar een element dat kan aanzetten tot roken, en een introductie ervan op de werkvloer is dan ook verboden.
Volgens de geest van de wet moet elk element of voorwerp dat een persoon ertoe zou kunnen aanzetten te roken of doet denken aan tabaksrook, verboden worden, zelfs indien de elektronische sigaret enkel damp ontwikkelt en zelfs indien deze geen product bevat dat vergelijkbaar is met tabak.
Naleving van het verbod door derden
Deze personen kunnen zowel bezoekers, leveranciers, klanten of dienstverleners zijn.
De werkgever moet ervoor zorgen dat de personen die het bedrijf betreden, ingelicht zijn over de voor de werknemers genomen maatregelen inzake het rookverbod, met de bedoeling dat deze personen die maatregelen respecteren.
Vanzelfsprekend kan de werkgever deze personen het roken niet verbieden maar hij moet hen aansporen om het reglement dat geldt in zijn onderneming te respecteren.
Adviezen van de Hoge Raad voor preventie en bescherming op het werk
- Advies nr. 174 van 25/10/2013 over art. 98 en 99 van voorontwerp wet tot aanvulling en wijziging van Sociaal strafwetboek en bepalingen van sociaal strafrecht (PDF, 16.92 KB)
- Advies nr. 134 van 19 december 2008 met betrekking tot een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 januari 2005 betreffende de bescherming van de werknemers tegen tabaksrook (PDF, 16.2 KB)
- Advies nr. 74 van 27 februari 2004 over een ontwerp van koninklijk besluit betreffende de bescherming van werknemers tegen tabaksrook (PDF, 94.35 KB)
- Wet van 22 december 2009 betreffende een algemene regeling voor rookvrije gesloten plaatsen toegankelijk voor het publiek en ter bescherming van werknemers tegen tabaksrook (PDF, 39.04 KB)
- In de eerste plaats bij de preventieadviseur van de interne en/of de externe dienst voor preventie en bescherming.
- In de tweede plaats bij de bevoegde regionale directie van het Toezicht op het Welzijn op het Werk.
- Over interpretatie van de regelgeving: schriftelijk bij de Algemene Directie Humanisering van de Arbeid.