De ondernemingsraden

Op deze pagina

    Betrokken ondernemingen

    Er moet een raad worden opgericht :

    • In de ondernemingen die gewoonlijk gemiddeld tenminste 100 werknemers tewerkstellen.
       
    • In de ondernemingen waar bij de vorige verkiezingen een raad werd opgericht of had moeten worden opgericht, voorzover zij gewoonlijk gemiddeld tenminste 50 werknemers tewerkstellen. Wanneer de onderneming echter gewoonlijk gemiddeld minder dan 100 werknemers tewerkstelt, moet niet worden overgegaan tot de verkiezing van de leden van de raad. Hun mandaat wordt uitgeoefend door de verkozen personeelsafgevaardigden in het comité voor preventie en bescherming op het werk. 

    Samenstelling van de ondernemingsraad

    De ondernemingsraad is een paritair orgaan, d.w.z. dat deze enerzijds is samengesteld uit vertegenwoordigers die verkozen zijn door de werknemers van de onderneming en anderzijds uit vertegenwoordigers die aangewezen zijn door de werkgever binnen het leidinggevend personeel. Het aantal van deze laatsten mag niet hoger zijn dan dit van de werknemersvertegenwoordigers.

    De ondernemingsraad wordt voorgezeten door de werkgever of door één van zijn vertegenwoordigers. Het secretariaat van de ondernemingsraad wordt verzekerd door een werknemersvertegenwoordiger.

    De preventie-adviseur en de vertrouwenspersoon in de zin van de welzijnswetgeving mogen geen lid zijn van de ondernemingsraad (noch deel uitmaken van de werkgeversafvaardiging, noch van de werknemersafvaardiging). 

    Bevoegdheden van de ondernemingsraad

    De ondernemingsraad vergadert minstens éénmaal per maand. De bevoegdheden van deze raad zijn de volgende :

    •  informatie opdrachten :
      • financieel-economisch;
      • inzake tewerkstelling. 
    •  raadgevende opdrachten, meer bepaald inzake :
      • de arbeidsorganisatie, de arbeidsvoorwaarden en het rendement;
      • de invoering van nieuwe technologieën;
      • de beroepsopleiding en -omscholing;
      • de beroepsherinschakeling;
      • het personeelsbeleid;
      • de structuurwijzigingen van de onderneming;
      • het collectief ontslag en het brugpensioen;
      • de sluiting van onderneming of afdelingen. 
    •  beslissende opdrachten, meer bepaald inzake :
      • de criteria van afdanking en wederaanwerving;
      • het beheer van de maatschappelijke werken;
      • het arbeidsreglement;
      • de jaarlijkse vakantie;
      • de vervanging van betaalde feestdagen;
      • het betaald educatief verlof. 
    •  controlerende opdrachten, meer bepaald inzake :
      • de sociale en industriële wetgeving;
      • de sociale herklassering van minder-validen;
      • de criteria van beroepskwalificatie;
      • de stage en inschakeling der jongeren in het arbeidsproces.