Comité voor preventie en bescherming op het werk (CPBW)

Deze video wordt beheerd op een externe site (YouTube). U moet de cookies van deze bron aanvaarden om de video te bekijken.

U kan de video ook bekijken op dit adres: https://youtu.be/-6XM9IU7_GY

De inspraak van de werknemers over vraagstukken in verband met het welzijn van de werknemers wordt door de Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk geregeld via het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk (verder in deze rubriek ook “CPBW” of “het comité”).

Bij afwezigheid van een Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk, welke ook de reden daarvoor is, worden de taken en bevoegdheden van dit overlegorgaan automatisch doorgeschoven naar de vakbondsafvaardiging. In dat geval genieten de leden van de vakbondsafvaardiging, onverminderd de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomsten die voor hen gelden, dezelfde bescherming als de personeelsafgevaardigden in de Comités. Deze bescherming vangt aan op de datum van het begin van hun opdracht en eindigt op de datum waarop de bij de volgende verkiezingen verkozen kandidaten worden aangesteld als lid van het Comité.

In ondernemingen waar er noch een Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk, noch een vakbondsafvaardiging bestaat, moet een beroep worden gedaan op de werknemers zelf. Hoe deze deelname moet gebeuren, wordt bepaald in de wetgeving.

Dit deel van deze rubriek behandelt titel 7 van boek II van de codex over het welzijn op het werk en beschrijft systematisch de oprichting, de opdrachten, de werking en het huishoudelijk reglement van het Comité voor de preventie en bescherming op het werk. De rubriek behandelt daarnaast ook het statuut van de werknemersafgevaardigden.

Regelgeving

Adviezen van de Hoge Raad voor preventie en bescherming op het werk