Is de regelgeving inzake welzijn op het werk van toepassing op telewerkers?

Ja. Telewerkers zijn werknemers die werken onder het gezag van de werkgever, ook al werken zij op een andere plaats dan de onderneming: hieruit volgt dat de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk (PDF, 554.21 KB) en de codex over het welzijn op het werk (PDF, 5.35 MB) op hen van toepassing zijn. De mogelijkheid om bij KB bijzondere maatregelen vast te stellen om rekening te houden met de specifieke toestand van de thuiswerkers, die voorzien is in artikel 4, §1, derde lid Welzijnswet, werd immers nooit gebruikt, zodat de welzijnswetgeving onverminderd van toepassing blijft.

De welzijnswet definieert de arbeidsplaats immers als "elke plaats waar arbeid wordt verricht, ongeacht of deze zich binnen of buiten een inrichting bevindt en ongeacht of deze zich in een besloten of in een open ruimte bevindt" (art. 3, §1, 15° welzijnswet). Dit begrip is nogal ruim. De woonplaats waar de telewerker zijn werk verricht, valt dus onder dit begrip.

In sommige delen van de codex wordt echter een andere definitie van ‘arbeidsplaats’ gehanteerd; als gevolg daarvan zijn sommige bepalingen niet van toepassing op telewerkers. Dit is met name het geval voor de basiseisen betreffende arbeidsplaatsen (boek III, titel 1 van de codex), zoals minimale oppervlakte, verlichting, luchtverversing, elektrische installaties, sociale voorzieningen, enz., die derhalve niet van toepassing zijn in de woning van de telewerker. Het behoort echter tot de algemene zorgplicht van de werkgever om werknemers bewust te maken van het belang van een goede ventilatie, een goede verlichting, een goede kamertemperatuur en het veilig gebruik van elektriciteit (kabels, stekkers, enz.) in hun woning wanneer zij telewerk doen.

Daarnaast zijn er ook heel wat bepalingen in de codex die uiteraard niet van belang zijn voor telewerkers, omdat ze geen verband houden met de aard van het werk dat thuis wordt uitgevoerd, zoals de bepalingen over werken op hoogte, blootstelling aan chemische, biologische, ... agentia, enz.

Afgezien van de hierboven genoemde gevallen is de welzijnsreglementering dus onverkort van toepassing. Dit impliceert dat de werkgever de eindverantwoordelijke blijft voor de veiligheid en de gezondheid van de telewerker (art. 5 welzijnswet), en dus voor de concrete omstandigheden waarin de telewerker zijn werk verricht.

De cao’s geven aan dat de werkgever verplicht is de telewerkers te informeren over het beleid van het bedrijf inzake veiligheid en gezondheid op het werk (art. 15 cao nr. 85 en art. 12 cao nr. 149).

De telewerker moet op zijn beurt naar zijn beste vermogen zorg dragen voor zijn eigen veiligheid en gezondheid, overeenkomstig zijn opleiding en de instructies van zijn werkgever (art. 6 Welzijnswet en art. 15 cao nr. 149). Dit omvat onder meer de volgende taken:

  • bijstand verlenen aan de werkgever en de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk, zolang dat nodig is om hen in staat te stellen alle taken uit te voeren of aan alle verplichtingen te voldoen die met het oog op het welzijn van de werknemers of bij de uitvoering van hun werk zijn opgelegd,

en

  • bijstand verlenen aan de werkgever en de interne dienst voor veiligheid en gezondheid op het werk, zolang dat nodig is, opdat de werkgever ervoor kan zorgen dat het arbeidsmilieu en de arbeidsomstandigheden veilig zijn en geen risico’s opleveren voor de veiligheid en de gezondheid binnen hun werkterrein.

De werkgever en de telewerker moeten daarom samenwerken om een evenwicht te vinden tussen de algemene verplichtingen inzake welzijn op het werk en de specifieke omstandigheden van telewerk.