Nieuwe coronamaatregelen op het vlak van arbeidsrecht
Laatst aangepast: 28/04/2021
De wet van 20 december 2020 houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie geeft uitvoering aan de beslissingen genomen in het kader van de toekenning van tijdelijke ondersteuningsmaatregelen, om zo snel mogelijk de fiscale en sociaaleconomische gevolgen te verzachten van de noodmaatregelen die zijn genomen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 tijdens de tweede coronagolf te beperken.
In titel 5 (“Werk”) worden een aantal arbeidsrechtelijke maatregelen ingevoerd die de vlotte arbeidsorganisatie en de tewerkstelling tijdens COVID-19 epidemie in bepaalde sectoren en/of instellingen willen garanderen. Het gaat om maatregelen die al werden toegepast tijdens de eerste coronagolf op basis van het koninklijk besluit nr. 14, met dien verstande dat sommige van die maatregelen nu een beperkter toepassingsgebied hebben.
In dezelfde titel wordt er ook een wijziging aangebracht in het stelsel van tijdelijke werkloosheid overmacht corona voor werknemers die geconfronteerd worden met het wegvallen van de normale opvang van hun kind(eren) als gevolg van de coronamaatregelen.
De betrokken maatregelen treden in werking op 1 oktober 2020. Zij treden buiten werking op 30 juni 2021. Bij een in Ministerraad overlegd besluit zal deze termijn kunnen verlengd worden met hoogstens drie maanden indien zou blijken dat de dringende noodzaak die geleid heeft tot de totstandkoming van de betrokken wet op het moment van verstrijken van deze termijn nog niet verdwenen is.
Hierna vindt u een korte toelichting over de verschillende maatregelen.
1. Afsluiten van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd
Opdat een vlotte arbeidsorganisatie en een flexibele tewerkstelling zou gegarandeerd worden tijdens de COVID-19 epidemie wordt er in de zorgsector, het onderwijs, de centra voor contactopsporing en vanaf 15 februari 2021 ook in de vaccinatiecentra tijdelijk een uitzondering voorzien op het verbod opeenvolgende arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur af te sluiten.
Zo zal het in bovenstaande sectoren of instellingen tijdelijk mogelijk zijn voor werknemers die zich in tijdelijke werkloosheid bevinden om opeenvolgende arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur af te sluiten, zonder dat dit tot een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur leidt. Dit evenwel slechts op voorwaarde dat de duur van deze opeenvolgende arbeidsovereenkomsten telkens minstens zeven dagen is en dat ze worden afgesloten met een andere werkgever dan de werkgever waarbij de werknemer in tijdelijke werkloosheid verkeert. De werknemer in tijdelijke werkloosheid die dergelijke arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur afsluit, kan deze op elk moment zonder opzegging beëindigen (wat bv. nodig zal zijn indien hij door zijn oorspronkelijke werkgever wordt teruggeroepen uit tijdelijke werkloosheid).
Deze tijdelijke versoepeling komt zowel de werkgevers als de werknemers ten goede. Zo kunnen de werkgevers in de zorgsector, het onderwijs, de centra voor contactopsporing en de vaccinatiecentra op zeer flexibele wijze extra personeel in dienst nemen. De tijdelijk werkloze werknemers kunnen op hun beurt op soepele wijze tijdelijk aan de slag gaan in deze sectoren.
2. Terbeschikkingstelling van werknemers aan bepaalde gebruikers
Tijdens het vierde kwartaal van 2020 (oktober-november-december) en de eerste twee kwartalen van 2021 (januari t.e.m. juni) kunnen werkgevers uit om het even welke sector hun vaste werknemers op een soepele manier uitlenen aan werkgevers uit de zorgsector, het onderwijs, de centra voor contactopsporing en vanaf 15 februari 2021 ook de vaccinatiecentra. Voorwaarde is wel dat de werknemer reeds vóór 1 oktober 2020 vast in dienst was bij de eigen werkgever.
Om dit te organiseren moeten de voorwaarden en de duur van de terbeschikkingstelling op voorhand worden vastgelegd in een geschrift ondertekend door de werkgever, de gebruiker en de werknemer.
Er geldt geen verplichting om voorafgaand het akkoord te krijgen van de vakbondsafvaardiging in de onderneming van de gebruiker. Evenmin dient de arbeidsinspectie zijn toestemming te geven voor de terbeschikkingstelling.
De arbeidsovereenkomst die de werknemer met zijn eigen werkgever verbindt, blijft verder gelden tijdens de periode van terbeschikkingstelling. Wel wordt de gebruiker hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de sociale bijdragen, lonen, vergoedingen en voordelen die daaruit volgen. In geen geval mogen die lonen, vergoedingen en voordelen lager zijn dan die welke de werknemers ontvangen die dezelfde functies in de onderneming van de gebruiker uitoefenen (principe van gelijk loon voor gelijk werk).
3. Tijdelijke tewerkstelling in bepaalde sectoren of instellingen
Tijdelijke werklozen kunnen tijdelijk werken bij een andere werkgever uit de zorgsector of het onderwijs, bij een andere werkgever die een contactopsporingsdienst exploiteert of vanaf 15 februari 2021 ook bij een andere werkgever die een vaccinatiecentrum exploiteert. Ze behouden in dat geval 75% van hun RVA-uitkering. De tijdelijke tewerkstelling dient plaats te vinden in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 30 juni 2021.
Werklozen met een bedrijfstoeslag kunnen eveneens tijdelijk terug bij hun vroegere werkgever (werkgever uit de zorgsector of het onderwijs, een werkgever die een contactopsporingsdienst exploiteert of vanaf 15 februari 2021 ook een werkgever die een vaccinatiecentrum exploiteert) werken met behoud van 75% van hun RVA-uitkering. De aanvullende vergoeding blijft uitbetaald aan 100% en wordt vrijgesteld van sociale bijdragen. Deze mogelijkheid tot hertewerkstelling van werklozen met bedrijfstoeslag bij de eigen werkgever, geldt vanaf 1 oktober 2020 tot 30 juni 2021.
Werknemers in tijdskrediet, loopbaanonderbreking of thematisch verlof kunnen vanaf 1 oktober 2020 tot en met 30 juni 2021 tijdelijk gaan werken bij een andere werkgever (werkgever uit de zorgsector of het onderwijs, een werkgever die een contactopsporingsdienst exploiteert of vanaf 15 februari 2021 ook een werkgever die een vaccinatiecentrum exploiteert). In dat geval behouden ze 75% van hun RVA-uitkering.
Werknemers in tijdskrediet, loopbaanonderbreking of thematisch verlof die reeds zijn tewerkgesteld bij een werkgever uit de zorgsector of het onderwijs, bij een werkgever die een contactopsporingsdienst exploiteert of vanaf 15 februari 2021 ook bij een werkgever die en vaccinatiecentrum exploiteert, kunnen tot en met 30 juni 2021 opnieuw voltijds gaan werken bij hun eigen werkgever. Tijdens deze periode zal de werknemer geen uitkering van de RVA genieten, maar na afloop wordt het tijdkrediet, de loopbaanonderbreking of het thematisch verlof automatisch verdergezet voor de nog resterende duur. Dit betekent concreet dat de oorspronkelijke periode van onderbreking of vermindering van arbeidsprestaties in dergelijk geval verlengd wordt met het niet opgenomen saldo zonder dat daarvoor een nieuwe aanvraag moet ingediend worden. Tijdens de periode waarin de werknemer opnieuw voltijds bij de eigen werkgever gaat werken, mag de uitvoering van de arbeidsovereenkomst niet worden geschorst wegens economische werkloosheid, noch wegens tijdelijke werkloosheid omwille van overmacht corona die zich voordoet in hoofde van de werkgever.
4. Verhoging van het aantal vrijwillige overuren in de kritieke sectoren
Het basiscontingent vrijwillige overuren, dat een werknemer kan presteren op grond van artikel 25bis van de Arbeidswet van 16 maart 1971, wordt in het vierde kwartaal van 2020 (oktober, november en december) en de eerste twee kwartalen van 2021 (januari t.e.m. 1uni) opgetrokken tot 220 uren bij de werkgevers die tot de cruciale sectoren behoren.
Het gaat hier om de handelszaken, private en publieke bedrijven en diensten die personeel tewerkstellen en die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de vitale belangen van de Natie en de behoeften van de bevolking als bedoeld in het raam van de door de Minister van Binnenlandse Zaken genomen dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, alsook de producenten, leveranciers, aannemers en onderaannemers van goederen, werken en diensten die essentieel zijn voor de activiteit van deze ondernemingen en deze diensten.
Deze maatregel houdt in dat tijdens het vierde kwartaal van 2020 en de eerste twee kwartalen van 2021 een regeling geldt van 100 vrijwillige overuren (als basiscontingent) + 120 vrijwillige overuren (als bijkomend contingent) = totaal 220 vrijwillige overuren. Het getal van 220 vrijwillige overuren is dus de bovengrens.
De bijkomende vrijwillige overuren die, in toepassing van artikel 2 van het Bijzondere-machtenbesluit nr. 14 al werden gepresteerd tijdens de periode van 1 april 2020 tot en met 30 juni 2020, worden wel in mindering gebracht van het bijkomend contingent van 120 vrijwillige overuren die in toepassing van deze nieuwe maatregel kunnen worden gepresteerd tijdens het laatste kwartaal van 2020. Indien bijvoorbeeld tijdens de periode van 1 april 2020 tot en met 30 juni 2020 al 60 bijkomende vrijwillige overuren werden gepresteerd, kunnen er nog 60 (=120-60) bijkomende vrijwillige overuren worden gepresteerd in het laatste kwartaal van 2020. Een nieuw quotum van 120 bijkomende vrijwillige overuren is gepland voor de eerste twee kwartalen van 2021.
Het bijkomend contingent vrijwillige overuren dat wordt gepresteerd tijdens het vierde kwartaal van 2020 en de eerste twee kwartalen van 2021 moet niet worden ingehaald door middel van inhaalrust en telt niet mee voor de toepassing van de interne grens van overuren (d.w.z. het maximaal aantal overuren dat een werknemer op een gegeven moment mag gepresteerd hebben). De vrijwillige overuren van het bijkomend contingent geven evenmin recht op de betaling van overloon.
Gedurende het vierde kwartaal van 2020 en de eerste twee kwartalen van 2021 kunnen werknemer en werkgever zelf bepalen of zij gebruik wensen te maken van het basiscontingent of van het bijkomend contingent. De vrijwillige overuren die tijdens het vierde kwartaal van 2020 of de eerste twee kwartalen van 2021 worden gepresteerd mogen dus eerst worden aangerekend op het bijkomend contingent. Wanneer de overuren van het bijkomend contingent zijn uitgeput, kan dan desgewenst nog gebruik gemaakt worden van de (resterende) overuren uit het basiscontingent.
Aan het presteren van overwerk is wel een plafond gesteld: met name mag de Europese bovengrens van de arbeidsduur (48 uur gemiddeld per week, berekend over een periode van 4 maanden) niet worden overschreden. Bovendien mogen de arbeidsprestaties niet meer dan 11 uur per dag en 50 uur per week bedragen.
5. Tewerkstelling van buitenlandse onderdanen in een specifieke verblijfssituatie
Volgens de normale regels krijgen asielzoekers die om internationale bescherming verzoeken pas na vier maanden de toelating om te werken in België.
Gelet op het gebrek aan arbeiders in sommige sectoren door het sluiten van de grenzen, wordt tot en met 30 juni 2021 van deze voorwaarde afgeweken. Voorwaarde is wel dat het verzoek om internationale bescherming ten laatste op 8 december 2020 werd geregistreerd. Bovendien kan van deze afwijking enkel gebruik worden gemaakt indien de werkgever instaat voor de opvang van de asielzoeker.
De verzoekers om internationale bescherming van wie het verzoek geregistreerd werd ten laatste op 8 december 2020 en die wensen te werken, dienen hiervoor de vermelding op het Attest van Immatriculatie niet te laten aanpassen. Het recht om te werken kan afgeleid worden uit hun bijlage 26 wanneer deze dateert van voor 9 december 2020 en het AI als zij dat al hebben ontvangen (zelfs al staat daarop de vermelding dat ze niet mogen werken).
De verzoekers om internationale bescherming van wie een volgend verzoek geregistreerd werd ten laatste op 8 december 2020 en die wensen te werken, dienen hiervoor de vermelding op het Attest van Immatriculatie niet te laten aanpassen. Het recht om te werken kan afgeleid worden uit hun bijlage 26quinquies wanneer deze dateert van voor 9 december 2020 en de ontvankelijke beslissing over het volgend verzoek genomen door het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen en het AI als zij dat al hebben ontvangen (zelfs al staat daarop de vermelding dat ze niet mogen werken).
6. Studentenarbeid tijdens het vierde kwartaal van 2020 en het eerste kwartaal van 2021
De tijdens het vierde kwartaal van 2020 en de eerste twee kwartalen van 2021 in de zorgsector en in het onderwijs gepresteerde uren worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van het jaarlijkse contingent van 475 uren dat door studenten aan voordelig sociaalzekerheidstarief kan worden gepresteerd (artikel 10 van de wet van 4 november 2020 inzake verschillende sociale maatregelen ingevolge de COVID-19-pandemie en artikel 35 van de wet van 2 april 2021 houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie).
Deze uitgebreide mogelijkheden tot studentenarbeid zullen ook gelden voor studenten die werken als uitzendkracht. Ook de als uitzendkracht gepresteerde uren studentenarbeid in de zorgsector en in het onderwijs tijdens het vierde kwartaal van 2020 en de eerste twee kwartalen van 2021 zullen dus niet in aanmerking komen voor het jaarlijks contingent van 475 uren.
7. Uitbreiding van de gevallen waarin gebruik kan worden gemaakt van het quarantaineverlof
De wet van 23 oktober 2020 tot het openstellen van tijdelijke werkloosheid overmacht corona voor werknemers in geval van sluiting van de school, opvang of centrum voor opvang voor personen met een handicap van hun kind (het zgn. quarantaineverlof), wordt aangepast met het oog op een maximale uitbreiding van de situaties waarin werknemers gebruik kunnen maken van tijdelijke werkloosheid corona wanneer een kind niet naar zijn kinderdagverblijf, naar school of naar een centrum voor opvang voor personen met een handicap kan gaan, als gevolg van een maatregel om de verspreiding van het coronavirus te beperken. Ook de periode waarin gebruik kan worden gemaakt van dit systeem wordt verlengd tot 30 juni 2021.
Meer informatie in verband met deze maatregel: Tijdelijke werkloosheid wegens overmacht voor werknemers wanneer het onmogelijk is voor hun kind om naar het kinderdagverblijf, de school, of het centrum voor opvang voor personen met een handicap, te gaan als gevolg van een coronamaatregel
8. Mogelijkheid om bij koninklijk besluit bijzondere preventiemaatregelen te voorzien in geval van een epidemie of pandemie
In de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk werd de mogelijkheid ingeschreven in om bij koninklijk besluit bijzondere preventiemaatregelen te voorzien in geval van epidemie of pandemie, als deze nodig zijn voor de bescherming van de veiligheid en gezondheid van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.
Het gaat om specifieke materiële, technische en/of organisatorische preventiemaatregelen van tijdelijke en dringende aard, die alleen gelden voor de duur van de epidemie of pandemie, en slechts zolang deze een impact heeft op de werkvloer. Het kan bijvoorbeeld gaan om maatregelen met betrekking tot hygiëne op het werk, ventilatie, afstand houden en het beperken van contact tussen personen op het werk. De sociale partners zullen bij het uitwerken van deze maatregelen betrokken worden.
Op die manier kan sneller en efficiënter opgetreden worden om de verspreiding op de arbeidsplaats van een alomtegenwoordig virus te bestrijden en zo te zorgen voor veilige en gezonde werkomstandigheden.
Deze wijziging is van toepassing vanaf 1 oktober 2020 en dit voor onbepaalde tijd.
Bron
Wet van 20 december 2020 houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie (B.S. 30 december 2020).
Wet van 2 april 2021 houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie (B.S. 13 april 2021).