Deeltijdse arbeid - Variabele werkroosters
Op deze pagina
Het deeltijds werkrooster kan variabel zijn.
De dagen en uren waarop de deeltijdse werknemer dient te werken, worden dan niet nauwkeurig vastgesteld in de arbeidsovereenkomst, maar de werknemer wordt wel voorafgaandelijk in kennis gesteld van zijn te verrichten prestaties.
De partijen kunnen een variabel werkrooster met vaste wekelijkse arbeidsduur overeenkomen (bv. 20 uur per week), maar ook een variabel werkrooster met variabele arbeidsregeling, d.i. met inachtneming van een gemiddelde wekelijkse arbeidsduur over een referteperiode van maximum een trimester is mogelijk (bv. een gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van 20 uur over een trimester). Een collectieve arbeidsovereenkomst of, bij ontstentenis, het arbeidsreglement kan de periode verlengen tot maximum één jaar.
Arbeidsovereenkomst
Om met zekerheid te kunnen vaststellen dat de arbeidsovereenkomst werd gesloten voor het verrichten van deeltijdse arbeid en welke de proportionele rechten zijn die eruit voortvloeien, moet de deeltijdse arbeidsovereenkomst voor iedere werknemer afzonderlijk schriftelijk worden vastgesteld, uiterlijk op het tijdstip waarop de werknemer de uitvoering van zijn overeenkomst aanvangt.
Bij toepassing van een variabel werkrooster moet dit geschrift de overeengekomen deeltijdse arbeidsregeling bevatten (d.w.z. uitdrukkelijk melding maken van hetzij de vaste wekelijkse arbeidsduur, hetzij de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur en de referteperiode) en zal uit het contract tevens moeten blijken dat het een variabel werkrooster betreft dat wordt vastgesteld volgens de regels in het arbeidsreglement.
Ontbreekt het geschrift of voldoet het niet aan deze vereisten, dan zal de deeltijdse werknemer het uurrooster kunnen kiezen dat hem het meest gunstig is onder deze die in de onderneming worden toegepast.
Arbeidsreglement
Om de deeltijdse werknemers met een variabel werkrooster toe te laten zich vooraf een concreter beeld te vormen van hun mogelijke werkroosters, moet het arbeidsreglement een algemeen kader vastleggen voor de toepassing van variabele deeltijdse werkroosters. Dit kader heeft zowel betrekking op de grenzen van de variabiliteit, als op de voorwaarden voor het ter kennis brengen van de variabele werkroosters aan de betrokken deeltijdse werknemers.
Het arbeidsreglement moet voor de deeltijdse werknemers tewerkgesteld in het kader van een variabel werkrooster met name melding maken van:
- het dagelijks tijdvak waarbinnen arbeidsprestaties kunnen worden vastgesteld;
- de dagen van de week waarop arbeidsprestaties kunnen worden vastgesteld;
- de minimale en maximale dagelijkse arbeidsduur en de minimale en maximale wekelijkse arbeidsduur als ook de deeltijdse arbeidsregeling variabel is;
- de wijze waarop en de termijn waarbinnen de werknemers door middel van een bericht in kennis worden gesteld van hun werkroosters.
De werkgevers en werknemers krijgen bijgevolg de mogelijkheid om de wijze en termijn van kennisgeving van de werkroosters af te stemmen op hun specifieke noden en kunnen daarbij gebruik maken van moderne technologieën, voor zover cumulatief aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- het moet om een schriftelijk en gedateerd bericht gaan dat voor iedere werknemer afzonderlijk het werkrooster bepaalt;
- het bericht met de werkroosters moet op betrouwbare, geschikte en toegankelijke wijze ter kennis worden gebracht van de werknemers;
- en dit minstens zeven werkdagen vooraf (behoudens wanneer deze termijn gewijzigd is via algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst die een minimumtermijn van 3 werkdagen naleeft).
(!) Opgelet: In bepaalde situaties en voor bepaalde sectoren gelden er afwijkende regels en zal er daarbij dus rekening moeten worden gehouden met een andere minimale bekendmakingstermijn.
Dit geldt slechts voor de variabele deeltijdse werkroosters en dus niet voor de variabele voltijdse uurroosters. De toepassing van variabele voltijdse uurroosters impliceert de opname van alle mogelijke voltijdse uurroosters in het arbeidsreglement. De maatregel geldt overigens ook niet voor de flexibele uurroosters (art. 20bis van de arbeidswet van 16 maart 1971).
Bekendmaking van de variabele werkroosters
De werkroosters moeten worden bekendgemaakt om de deeltijdse werknemer in te lichten over de uit te voeren prestaties en een controle tegen misbruiken mogelijk te maken.
Net zoals voor een vast werkrooster, moet ook bij toepassing van een variabel werkrooster een kopie van de arbeidsovereenkomst van de deeltijdse werknemer of een uittreksel ervan met de werkroosters, zijn identiteit, zijn handtekening en die van de werkgever worden bewaard op de plaats waar het arbeidsreglement kan worden geraadpleegd. Dit afschrift of uittreksel kan zowel op papier, als elektronisch worden bewaard.
Vervolgens moet de deeltijdse werknemer met een variabel werkrooster vooraf worden ingelicht over de prestaties die hij moet verrichten. Het toepasselijke werkrooster dient meer bepaald ter kennis worden gebracht aan de betrokken deeltijdse werknemers door middel van een schriftelijke en gedateerde kennisgeving volgens de modaliteiten die worden vastgesteld in het arbeidsreglement.
Van zodra en zolang het werkrooster van kracht is, moet het bericht met de werkroosters of een afschrift ervan zich met het oog op de controle in papieren of elektronische vorm bevinden op de plaats waar het arbeidsreglement kan worden geraadpleegd. Nadien moet het gedurende een jaar worden bewaard.
Toezicht op de afwijkingen op de normale werkroosters
Om het toezicht op de deeltijdse prestaties door de sociale inspectie toe te laten, moeten de afwijkingen op het voorziene variabel werkrooster, d.w.z. het bekendgemaakte werkrooster, worden vastgesteld, hetzij via een betrouwbaar systeem van tijdopvolging, hetzij via de optekening in een document dat aan bepaalde voorwaarden voldoet.
Meer informatie over de maatregelen inzake het toezicht op de afwijkingen op de voorziene werkroosters van de deeltijdse werknemers is terug te vinden bij het thema > Deeltijdse arbeid > Toezicht op de prestaties van de deeltijdse werknemers.
Overloon voor bijkomende prestaties
Onder bepaalde voorwaarden kunnen de prestaties van de deeltijdse werknemer het voorziene variabel werkrooster overschrijden. Men spreekt dan van 'bijkomende uren’.
De deeltijdse werknemer heeft voor bijkomende uren in principe recht op loon (d.w.z. het gewone loon aan 100%).
Bovendien worden sommige bijkomende prestaties van deeltijdse werknemers gelijkgesteld met overwerk, waardoor ze een recht op overloon openen. Dit is echter niet het geval wanneer er sprake is van een collectieve arbeidsovereenkomst die de veranderingen of overschrijdingen van de werkroosters regelt.
In beginsel moeten alle bijkomende prestaties van deeltijdse werknemers worden betaald met een toeslag van 50% of 100% (op zondag of een feestdag), met uitzondering van een welbepaald krediet.
Wat er precies onder ‘bijkomende prestaties’ verstaan moet worden, verschilt naargelang er sprake is van een vast of een variabel werkrooster.
Ingeval van een variabel werkrooster met vaste wekelijkse arbeidsduur moet elke prestatie verricht buiten het voorziene werkrooster worden betaald met een toeslag, met uitzondering van de eerste twaalf uren per kalendermaand.
Bij toepassing van variabele werkroosters met inachtneming van een gemiddelde wekelijkse arbeidsduur over een referteperiode van maximum een trimester (of een langere periode van maximum een jaar), moet elke prestatie die wordt verricht buiten het voorziene werkrooster én elke prestatie in het kader van het voorziene werkrooster maar boven de overeengekomen gemiddelde wekelijkse arbeidsduur worden betaald met een toeslag, met uitzondering van een krediet van 3 uren en 14 minuten per week in de referteperiode, met een maximum van 168 uren.
- Artikel 6 van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen
- Artikel 38bis van de arbeidswet van 16 maart 1971
- Artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten
- Art. 157, 159 en 160-169 van de programmawet van 22 december 1989
- Koninklijk besluit van 8 maart 1990 tot invoering van de bepalingen van de programmawet van 22 december 1989 die betrekking hebben op het toezicht op de afwijkingen van het normale werkrooster van de deeltijdse werknemers
- Koninklijk besluit van 25 juni 1990 tot gelijkstelling van sommige prestaties van deeltijds tewerkgestelde werknemers met overwerk