Zondagsrust

Op deze pagina

    Toepassingsgebied

    Deze bepalingen zijn van toepassing op alle werknemers verbonden door een arbeidsovereenkomst, evenals op alle andere personen die, anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst, arbeidsprestaties verrichten onder het gezag van een ander persoon.

    Deze bepalingen zijn op sommige personen niet van toepassing :

    • de personen tewerkgesteld door het Rijk, de provinciën, de gemeenten, de openbare instellingen die eronder ressorteren en de instellingen van openbaar nut, behoudens indien zij tewerkgesteld zijn door instellingen die een industriële of commerciële activiteit uitoefenen of door instellingen die geneeskundige, profylactische of hygiënische verzorging verlenen;
       
    • de personen die werkzaam zijn in een familieonderneming waar gewoonlijk alleen bloedverwanten, aanverwanten of pleegkinderen arbeid verrichten onder het uitsluitend gezag van de vader, de moeder of de voogd;
       
    • het varend personeel van de visserijbedrijven en het varend personeel tewerkgesteld aan werken van vervoer in de lucht;

      Opmerking: 

      personeel voor wie een regeling inzake arbeidstijd bestaat ingevolge specifieke Europese richtlijnen omgezet door sectoriële collectieve arbeidsovereenkomsten :
       
      • voor de zeevisserij : richtlijn nr. 2034 van 23.11.1993;
      • voor de burgerlucthtvaart : richtlijn nr. 2079 van 27.11.2000.
         
    • het varend personeel tewerkgesteld aan werken van vervoer te water, met uitzondering van de werknemers die verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst voor binnenschippers;
       
    • de werknemers tewerkgesteld in onderwijsinstellingen;
       
    • de huisarbeiders;
       
    • de artsen, veeartsen, tandartsen, geneesheren-specialisten in opleiding en de studenten-stagiairs die zich voorbereiden op de uitoefening van die beroepen.

    Algemeen principe: het verbod op zondagsarbeid

    Het is verboden werknemers 's zondags tewerk te stellen (principe van de zondagsrust). Met een " zondag " wordt bedoeld de astronomische dag, d.w.z. van 0 tot 24 uur.

    De bepalingen in verband met het verbod van zondagsarbeid zijn van openbare orde. De werkgever en de werknemers mogen er dus niet van afwijken, zelfs niet bij overeenkomst (art.11 van de Arbeidswet van 16 maart 1971).

    Afwijkingen op het principe van de zondagsrust

    De reglementering bepaalt een zeker aantal afwijkingen die zondagsarbeid toelaten.

    Deze afwijkingen zijn:

    • ofwel volledig, wanneer ze kunnen ingeroepen worden voor alle zondagen (de ganse dag);
    • ofwel gedeeltelijk, wanneer ze kunnen ingeroepen worden voor een deel van de zondag of voor een bepaald aantal zondagen (de ganse dag) per jaar.

    Deze afwijkingen staan ofwel in de Arbeidswet zelf, ofwel in een specifiek koninklijk besluit. Ook via de regeling van de nieuwe arbeidsregelingen is het mogelijk om af te wijken van het principe van de zondagsrust. Voor de e-commerce activiteiten werd voorzien in een bijzonder kader dat werd opgenomen in de Programmawet (I) van 25 december 2017.

    Afwijkingen die kunnen worden toegepast in alle ondernemingen voor de uitvoering van bepaalde werken

    Volgende werkzaamheden mogen 's zondags, gedurende de ganse dag, door werknemers worden uitgevoerd in zoverre de normale exploitatie van het bedrijf het niet mogelijk maakt ze op een andere dag van de week uit te voeren:

    • toezicht op de bedrijfsruimte;
    • schoonmaken, herstellen en onderhouden, in zover deze werkzaamheden voor de regelmatige voortzetting van het bedrijf nodig zijn, alsmede de werkzaamheden buiten de productie die nodig zijn voor de regelmatige hervatting van het bedrijf de volgende dag;
    • arbeid verricht om het hoofd te bieden aan een voorgekomen of dreigend ongeval;
    • dringende arbeid aan machines of materieel en arbeid die door een onvoorziene noodzakelijkheid wordt vereist;
    • arbeid om beschadiging van grondstoffen of voortbrengselen te voorkomen.

    Deze afwijkingen zijn van toepassing op de werknemers van de betrokken ondernemingen, maar eveneens op die van derde ondernemingen waarop beroep wordt gedaan om deze noden te lenigen (b.v. ondernemingen voor de bewaking van onroerende goederen, ondernemingen voor herstelling, …)(art. 12 van de Arbeidswet van 16 maart 1971).

    Afwijkingen die ingevolge een koninklijk besluit kunnen worden toegepast op bepaalde ondernemingen of voor de uitvoering van bepaalde werken

    De werknemers mogen 's zondags worden tewerkgesteld in de bedrijven of voor het uitvoeren van werken aangewezen bij een specifiek koninklijk besluit. Dergelijk koninklijk besluit kan bijkomende voorwaarden opleggen (b.v. de tewerkstelling op zondag slechts gedurende een bepaald gedeelte van de dag toelaten of slechts gedurende een aantal zondagen per jaar) (art. 13 van de Arbeidswet van 16 maart 1971 (PDF, 317.49 KB)).

    Artikel 66 van de Arbeidswet van 16 maart 1971 bepaalt bovendien dat, zolang geen specifiek koninklijk besluit werd genomen ter uitvoering van artikel 13, de werknemers 's zondags mogen worden tewerkgesteld in de volgende bedrijven en instellingen of voor het uitvoeren van de volgende werkzaamheden (art. 66 van de Arbeidswet van 16 maart 1971):

    • hotels, motels, kampeerterreinen, spijshuizen, restauratiebedrijven, traiteurszaken, verbruikszalen en drankslijterijen;
    • ondernemingen van openbare vertoningen en vermakelijkheden;
    • dagbladondernemingen;
    • agentschappen voor inlichtingen en reisagentschappen;
    • ondernemingen voor scheepsherstelling en -onderhoud;
    • ondernemingen die brandstof of olie voor autovoertuigen in 't klein verkopen, doch enkel wat de werknemers betreft die met de verkoop zijn belast en voor zover deze ondernemingen niet behoren tot de distributiesector die een aparte regeling kent;
    • ondernemingen die autoparkterreinen exploiteren;
    • ondernemingen voor productie, verwerking of overbrenging van gas, elektriciteit, stoom of kernenergie en de ondernemingen voor watervoorziening;
    • instellingen en diensten die geneeskundige, profylactische of hygiënische verzorging verlenen;
    • dringende of onontbeerlijke landbouwarbeid;
    • bedrijven waarin de arbeid wegens de aard niet kan worden onderbroken of uitgesteld;
    • ondernemingen van vervoer te land en in de lucht, alsmede van het visserijbedrijf;
    • apotheken, drogisterijen en winkels van genees- of heelkundige toestellen;
    • fotografiebedrijven, alleen wat de filmoperateurs betreft, die de particulieren op de openbare weg fotograferen;
    • filmbedrijven die het filmjournaal verzorgen, wat de werknemers betreft die belast zijn met de werken inherent aan de filmpers;
    • bedrijven waar films vervaardigd worden voor de bioscoop en de televisie, wat het arbeidspersoneel betreft dat belast is met werken aan de verlichting, de machinerie, de bouw en afbraak van decors;
    • bedrijven voor radio- en televisiedistributie;
    • voedingsmiddelenbedrijven waarvan de producten voor dadelijk verbruik bestemd zijn;
    • openbare badinrichtingen;
    • ondernemingen voor het verhuren van vervoermiddelen;
    • bureaus voor arbeidsbemiddeling;
    • ondernemingen die zich in de spoorwegstations, in de luchthavens en in de havenstations met wisselverrichtingen bezighouden;
    • depanneren van motorvoertuigen en van distributieautomaten;
    • deelneming aan manifestaties van alle aard, onder meer aan salons, tentoonstellingen, musea, jaarbeurzen, nijverheids- en landbouwtentoonstellingen, markten, braderijen, optochten en sportmanifestaties;
    • laden, lossen en verhalen in havens, losplaatsen en spoorwegstations;
    • werk van de jacht- en visserijopzieners.

    Afwijkingen voor de kleinhandelszaken

    De kleinhandelszaken in het algemeen

    De kleinhandelszaken die geen beroep kunnen doen op een afwijking die hen toelaat om tijdens een ganse zondag werknemers tewerk te stellen, mogen hun werknemers 's zondags van 8 uur 's morgens tot 's middags laten werken (art. 14, § 1 van de Arbeidswet van 16 maart 1971).

    De kleinhandelszaken van de distributiesector

    Voor deze werkgevers en hun werknemers bestaan de volgende afwijkingen (K.B. van 3 december 1987):

    In bepaalde kleinhandelszaken mogen de werknemers gedurende het hele jaar de ganse zondag worden tewerkgesteld. Het gaat hierbij om de volgende zaken:

    • de beenhouwerijen, de bakkerijen en de banketbakkerijen;
    • de voedingswinkels die minder dan 5 werknemers per winkel in dienst hebben op het ogenblik waarop van de afwijking gebruik wordt gemaakt (worden als werknemers beschouwd de personen die normaal worden tewerkgesteld in de winkel en die ingeschreven moeten zijn in het personeelsregister van de onderneming die haar activiteit in de winkel uitoefent);
    • de dagbladondernemingen;
    • de ondernemingen die brandstof of olie voor autovoertuigen in 't klein verkopen, doch enkel wat de werknemers betreft die met de verkoop belast zijn;
    • de winkels van genees- en heelkundige toestellen;
    • de tabakswinkels;
    • de winkels van natuurlijke bloemen.

    Werknemers mogen tevens de ganse zondag tewerkgesteld worden ter gelegenheid van salons, tentoonstellingen, musea, jaarbeurzen, nijverheids- en landbouwtentoonstellingen, markten, optochten en sportmanifestaties, voorzover die tewerkstelling gebeurt buiten de lokalen van de onderneming en de aanhorigheden, zoals parking, opslagplaatsen voor goederen.

    Alle andere kleinhandelszaken kunnen, mits vervulling van bepaalde voorwaarden, werknemers de ganse dag tewerkstellen gedurende:

    • drie zondagen per kalenderjaar, vrij te kiezen door de werkgever,
       
    • +  drie bijkomende zondagen per kalenderjaar, vrij te kiezen door de werkgever, op voorwaarde dat hij valt onder een sectorale CAO, afgesloten binnen het paritair orgaan waaronder hij ressorteert, die de loon- en arbeidsvoorwaarden regelt voor de bijkomende zondagsprestaties;  indien dergelijke sectorale CAO niet bestaat, kan de werkgever van de drie bijkomende zondagen gebruik maken indien hij een CAO op ondernemingsniveau afsluit die de loon- en arbeidsvoorwaarden regelt voor de zondagsprestaties, op voorwaarde dat in zijn onderneming een ondernemingsraad of een syndicale afvaardiging is ingesteld;  indien ook op het niveau van de onderneming geen CAO werd afgesloten, kan de werkgever zijn werknemers slechts tijdens de drie bijkomende zondagen tewerkstellen indien hij een individuele regeling met hen afsluit waarbij de bijkomende zondagsprestaties worden vergoed aan een loon verhoogd met minstens 100%, dit op voorwaarde dat in zijn onderneming een ondernemingsraad of een syndicale afvaardiging is ingesteld.

    De kleinhandelszaken en de kapsalons in de badplaatsen, de luchtkuuroorden en de toeristische centra

    In de kleinhandelszaken en kapsalons, gevestigd in badplaatsen, luchtkuuroorden en toeristische centra, mogen de werknemers op zondag worden tewerkgesteld op voorwaarde dat de zondagstewerkstelling voor elke individuele werknemer wordt beperkt tot 39 zondagen per kalenderjaar (art.14, §2 van de Arbeidswet).

    Het begrip badplaatsen, luchtkuuroorden en toeristische centra wordt omschreven in een K.B. van 9 mei 2007:

    • badplaatsen : dit zijn de plaatsen welke niet verder dan vijf kilometer van de kust gelgen ziin; 
    • luchtkuuroorden : dit zijn de plaatsen welke aan ten minste twee van de volgende voorwaarden voldoen :
      • de meeste hotels dienen er ten minste zes maanden per jaar gesloten te zijn;
      • het aantal residerenden dient er gedurende sommige periodes van het jaar in aanzienlijke mate toe te nemen;
      • het in het hotelbedrijf tewerkgestelde personeel dient er gedurende sommige periodes van het jaar in aanzienlijke mate toe te nemen. 
         
    • toeristische centra: dit zijn de plaatsen die als zodanig worden erkend door de Minister, van Werk volgens de voorwaarden bepaald in artikel 4 van het voormelde K.B. van 9 mei 2007 (lijst van de erkende gemeenten (PDF, 270.42 KB)).

    De geldigheidsduur van de erkenning als toeristisch centrum is in beginsel niet beperkt in de tijd. Een procedure laat evenwel toe om de erkenning in te trekken wanneer de gemeente niet meer voldoet aan de hieronder uiteengezette voorwaarden.

    Als toeristisch centrum kunnen worden erkend de gemeenten of delen van een gemeente die cumulatief aan de volgende voorwaarden voldoen :

    • de gemeente geeft een oplijsting van haar bezienswaardige of bekende plaatsen van culturele, historische of religieuze aard of van natuurschoon;
    • de gemeente geeft een indicatie van het aantal toeristen die de gemeente en haar bezienswaardige of bekende plaatsen bedoeld in 1°, bezoeken onder andere via de bezoekersaantallen van de bezienswaardige of bekende plaatsen bedoeld in 1°;
    • de gemeente toont aan dat er omkadering is voor de opvang van toeristen; onder omkadering wordt onder andere begrepen : parkeergelegenheid voor auto's en autocars, erkende toeristische bewegwijzering, picknickmogelijkheden, cafés, logies of restauratiegelegenheden;
    • de gemeente brengt de impact van de toeristen op de omzet van de kleinhandel in kaart tijdens het hoogseizoen; de gemeente toont aan dat er tijdens het hoogseizoen een stijging is in de inkomsten of omzet van de kleinhandelszaken ten gevolge van de toeristen; de gemeente geeft een oplijsting van de kleinhandelszaken en hun geografische locatie die als gevolg van de erkenning de uitzondering op de zondagsrust zullen genieten;
    • de gemeente doet investeringen en heeft een investeringsplan om het toerisme te bevorderen;
    • het toeristisch onthaal in de gemeente wordt verzekerd door instellingen die erkend zijn door de inzake het toerisme bevoegde overheid;
    • minstens één van de bezienswaardige of bekende plaatsen bedoeld in 1°, heeft minstens 5 000 toeristen per jaar.
    • de gemeente voldoet minstens aan één van onderstaande criteria :
       
      • criterium voor verblijfstoerisme : de gemeente heeft minstens 55 000 overnachtingen per jaar;
      • criterium voor dagtoerisme : de gemeente of een zorgvuldig omschreven deel van het grondgebied telt 130 of minder inwoners per horecazaak op het grondgebied
    Procedure voor erkenning als toeristisch centrum

    De aanvraag tot erkenning als toeristisch centrum wordt bij aangetekende brief ingediend door het College van Burgemeester en Schepenen bij de Minister van Werk, op het adres van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

    Om ontvankelijk te zijn moet de aanvraag tot erkenning als toeristisch centrum omvatten:

    • per erkenningsvoorwaarde (zie hierboven) een gedetailleerde nota met de stavingsstukken waarmee de gemeente aantoont dat zij voldoet aan de betrokken voorwaarde;
    • een nauwkeurige aanduiding aan de hand van een stratenplan, van het deel van het grondgebied van de gemeente waarvoor de aanvraag wordt ingediend.

    Aanvragen die niet voldoen aan deze ontvankelijkheidsvoorwaarden kunnen binnen een termijn van tien werkdagen na ontvangst van de aanvraag niet-ontvankelijk worden verklaard.

    Indien de aanvraag ontvankelijk is, onderzoekt de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg of de aanvraag inhoudelijk voldoet aan de hierboven vermelde voorwaarden. De Minister van Werk doet binnen een termijn van zeventig kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag uitspraak over de aanvraag tot erkenning. De erkenning vangt aan op de dag van publicatie van het ministerieel besluit in het Belgisch Staatsblad.

    Verlies of beperking van de erkenning als toeristisch centrum     

    De FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg kan ten allen tijde een reeds erkende gemeente verzoeken om aan te tonen dat zij nog steeds voldoet aan de erkenningsvoorwaarden. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de FOD ingelicht wordt over de sluiting van een bezienswaardigheid die als grondslag diende voor de erkenning.  

    Het verzoek wordt geformaliseerd door een aangetekende brief tegen ontvangstbewijs. De aangezochte gemeente beschikt dan over termijn van 6 maanden om op het verzoek te antwoorden :   

    • ofwel antwoordt de gemeente niet binnen de toegestane termijn; in dit geval kan de Minister van Werk het verlies van de erkenning vaststellen. 
    • ofwel antwoordt de gemeente binnen de toegestane termijn en blijkt bij het onderzoek van het dossier dat de erkenningsvoorwaarden nog steeds vervuld zijn. In dit geval gebeurt er niets. 
    • ofwel antwoordt de gemeente binnen de toegestane termijn en blijkt bij het onderzoek van het dossier dat de erkenningsvoorwaarden niet meer vervuld zijn. In dit geval kan de Minister van Werk het verlies van de erkenning vaststellen of, in voorkomend geval, het gedeelte van het grondgebied dat het voorwerp is van de erkenning, beperken.   

    Het ministerieel besluit tot vaststelling van het verlies of de beperking van de erkenning treedt in werking de eerste dag van de zesde maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.  

    Afwijkingen in de seizoensgebonden bedrijven en in de bedrijven in open lucht onderworpen aan ongunstig weder

    Een koninklijk besluit kan toestaan dat de werknemers 12 maal per
    jaar 's zondags tewerkgesteld worden, zonder dat evenwel meer dan 4 opeenvolgende weken van deze afwijking gebruik mag worden gemaakt (art. 15 van de Arbeidswet van 16 maart 1971 (PDF, 14.65 KB)) :

    • in bedrijven die gedurende slechts een gedeelte van het jaar werken of waarin gedurende zekere seizoenen van het jaar intenser wordt gewerkt;
    • in bedrijven die in openlucht worden uitgeoefend en waarin de arbeid kan worden belemmerd door ongunstig weder.

    De werkgever die gebruik maakt van deze afwijking moet de inspecteur-districtshoofd van de Algemene Directie Toezicht op de Sociale Wetten hiervan verwittigen binnen de 24 uren die volgen.

    Er zijn op grond van artikel 15 enkel koninklijke besluiten genomen voor bepaalde sectoren. 

    Afwijkingen die van toepassing zijn in geval van ploegenarbeid

    De werknemers die arbeid verrichten in opeenvolgende ploegen kunnen op zondag worden tewerkgesteld op voorwaarde dat hun arbeid een keer per week wordt onderbroken gedurende een periode van 24 opeenvolgende uren waarvan er ten minste 18 op de zondag vallen (art. 17 van de Arbeidswet van 16 maart 1971).

    Dit betekent dus dat de werknemers van de laatste weekploeg het werk mogen voortzetten tot uiterlijk 6 uur zondagmorgen en dat de werknemers van de eerste ploeg van de volgende week ten vroegste mogen beginnen werken om 18 uur zondagavond. Het is ook niet mogelijk dat een werknemer van de laatste ploeg, die zijn werk op zondagmorgen 6 uur beëindigt, reeds 's avonds om 18 uur het werk opnieuw opneemt met de eerste ploeg. Hij zal ten vroegste op maandagmorgen om 6 uur het werk kunnen hervatten.

    Specifieke afwijking voor e-commerce

    Tot 31 december 2019 kan zondagsarbeid in een onderneming worden ingevoerd voor activiteiten van e-commerce, waaronder wordt verstaan het uitvoeren van alle logistieke en ondersteunende diensten verbonden aan de elektronische handel van roerende goederen.

    De invoering in de onderneming kan gebeuren via een wijziging van het arbeidsreglement na het volgen van de procedure tot wijziging van het arbeidsreglement ofwel door het sluiten van een collectieve arbeidsovereenkomst. In dat laatste geval kunnen de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst die het arbeidsreglement wijzigen, in het arbeidsreglement worden gevoegd zonder dat de procedure tot wijziging van het arbeidsreglement moet worden gevolgd en dit vanaf de neerlegging van deze collectieve arbeidsovereenkomst op de griffie van de Algemene Directie van de Collectieve Arbeidsbetrekkingen.

    De arbeidsregeling die op basis van deze afwijking wordt ingevoerd, kan in beginsel niet verder worden toegepast na 31 december 2019.

    In geval van toepassing van deze afwijking voor e-commerce moet de werkgever, bij toezending van het gewijzigde arbeidsreglement aan de bevoegde inspectiedienst Toezicht op de Sociale Wetten, aan de betrokken inspecteur melden dat hij toepassing heeft gemaakt van deze afwijking.

    Indien de werkgever de arbeidsregeling, die op basis van deze afwijking werd ingevoerd, vanaf 1 januari 2020 wenst te behouden, moet hij hiertoe een collectieve arbeidsovereenkomst sluiten die de ingevoerde arbeidsregeling bestendigt. De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst die het arbeidsreglement wijzigen, kunnen vervolgens in het arbeidsreglement worden gevoegd zonder dat de procedure tot wijziging van het arbeidsreglement moet worden gevolgd en dit vanaf de neerlegging van deze collectieve arbeidsovereenkomst op de griffie van de Algemene Directie van de Collectieve Arbeidsbetrekkingen.  

    Inhaalrust voor arbeid op zondag

    De werknemers die op een zondag arbeid verrichten, hebben recht op inhaalrust in de loop van de zes dagen die op de bewuste zondag volgen, met uitzondering van de werknemers die ploegenarbeid verrichten.

    Het gaat hier om onbetaalde inhaalrust, gezien de gewone rustdag ook niet wordt betaald. De inhaalrust moet niet noodzakelijk samenvallen met een normale werkdag van de werknemer: deze rust mag samenvallen met de dag waarop in de onderneming gewoonlijk niet wordt gewerkt (meestal de zaterdag).

    De inhaalrust mag echter niet samenvallen met een inhaalrustdag toegekend in het kader van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen, noch met een dag inhaalrust in het kader van artikel 26bis van de Arbeidswet van 16 maart 1971 (PDF, 737.15 KB). Uit een antwoord van de Minister van Tewerkstelling en Arbeid op een parlementaire vraag blijkt verder dat de inhaalrust evenmin mag samenvallen met een dag waarvoor de werknemer, ook al moet hij niet werken, toch aanspraak kan maken op een loon (zoals een feestdag, een dag jaarlijkse vakantie of een dag klein verlet).

    De duur van de inhaalrust wordt forfaitair vastgesteld in artikel 16 van de Arbeidswet van 16 maart 1971 (PDF, 41.07 KB). De rusttijd bedraagt een volle dag, indien de zondagsarbeid langer dan 4 uren heeft geduurd en ten minste een halve dag indien hij niet langer dan 4 uren heeft geduurd. In dit laatste geval moet de inhaalrust worden verleend vóór of na 13 uur en op die dag mag niet langer dan vijf uur arbeid worden verricht.

    Een koninklijk besluit, genomen na advies van het bevoegd paritair orgaan (paritair comité, paritair subcomité of Nationale Arbeidsraad), kan een andere regeling voor inhaalrust bepalen, doch de duur van de rust mag niet worden gewijzigd, tenzij om deze vast te stellen op de werkelijke duur van de op zondag verrichte arbeid.

    Inhaalrust moet niet worden toegekend ingeval een ploeg de arbeid neerlegt op zondagmorgen 6 uur of op zondagavond 18 uur het werk terug opneemt. De werknemers die ploegenarbeid verrichten hebben in dit geval wel de zekerheid dat er een rustperiode zal zijn van 24 opeenvolgende uren, waarvan er tenminste 18 samenvallen met de zondag (zie hoger).