Arbeidsduur in de medische sector
Op deze pagina
Wet van 12 december 2010 tot vaststelling van de arbeidsduur van de geneesheren, tandartsen, dierenartsen, kandidaat-geneesheren in opleiding, kandidaat-tandartsen in opleiding en studenten-stagiairs die zich voorbereiden op de uitoefening van deze beroepen.
Collectieve overeenkomst van 19 mei 2021, gesloten binnen de Nationale Paritaire Commissie Geneesheren-Ziekenhuizen, over de minimale voorwaarden die moeten opgenomen worden in de opleidingsovereenkomsten die met artsen-specialisten in opleiding worden afgesloten, algemeen verbindend verklaard bij K.B. van 19 juli 2021.
In ons land sloot de wet van 16 maart 1971 vanaf haar ontstaan de artsen, tandartsen, dierenartsen en de studenten-stagiairs die zich voorbereiden op de uitoefening van deze beroepen, uit van het toepassingsgebied van de bepalingen inzake arbeidsduur en rusttijden.
De Europese richtlijn 2003/88/EG van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd liet hun uitsluiting niet meer toe en derhalve dienden de bepalingen inzake arbeids- en rusttijden te worden aangenomen in ons land.
De wet van 12 december 2010 (B.S. van 22 december 2010) trad in werking op 1 februari 2011 en bepaalt voor deze categorie van personen de grenzen die van toepassing zijn inzake arbeidsduur.
Op wie is deze wet van toepassing ?
De wet van 12 december 2010 is van toepassing op :
- de geneesheren, tandartsen en dierenartsen die medische prestaties verrichten, verbonden door een arbeidsovereenkomst of in een statutair regime;
- de kandidaat-geneesheren in opleiding en de kandidaat-tandartsen in opleiding : het betreft de houders van een Master in de geneeskunde of in de tandheelkunde die medische prestaties verrichten in het kader van de opleiding die ze volgen om hun erkenning als generalist of specialist te verkrijgen; deze personen vallen onder het toepassingsgebied ongeacht de aard van de relatie waardoor ze met hun werkgever verbonden zijn ;
- de studenten-stagiairs die zich voorbereiden op de uitoefening van het beroep van geneesheer, tandarts of dierenarts wanneer ze in het kader van hun studies bij een werkgever stage lopen.
Blijven daarentegen uitgesloten van het toepassingsgebied :
- personen tewerkgesteld door het Rijk, de provinciën, de gemeenten, de openbare instellingen die onder ressorteren en de instellingen van openbaar nut, behoudens indien zij tewerkgesteld zijn door instellingen die geneeskundige, profylactische of hygiënische verzorging verlenen;
- het militair personeel;
- de geneesheren, tandartsen en dierenartsen die een leidinggevende functie uitoefenen : het gaat om personen die een hiërarchisch gezag uitoefenen over andere werknemers die behoren tot de directie en/of die de verantwoordelijkheid dragen voor één of meerdere diensten.
Grenzen van de arbeidsduur
De wekelijkse arbeidsduur van de bovenvermelde werknemers mag niet meer bedragen dan 48 uren gemiddeld over een referteperiode van 13 weken.
Het begrip arbeidsduur is hetzelfde als het begrip opgenomen in de arbeidswet van 16 maart 1971 namelijk “de tijd gedurende welke het personeel ter beschikking is van de werkgever”.
De werknemer wordt beschouwd als zijnde ter beschikking van de werkgever wanneer hij onder het gezag staat van de werkgever, dit wil zeggen wanneer hij zijn activiteit ter beschikking stelt van de werkgever en wanneer hij niet over zijn tijd kan beschikken omdat hij op continue wijze klaar moet zijn om een oproep van de werkgever te beantwoorden.
De geneesheren in opleiding en de tandartsen in opleiding zijn overigens soms verplicht om theoretische opleidingen te volgen of wetenschappelijk werk te verrichten in het kader van hun academische vorming. Wanneer dit het geval is, worden maximum 4 uren per week, waarvan eventueel 2 uren op de werkplek, meegeteld als arbeidsduur.
De duur van elke werkperiode mag 24 uren niet overschrijden.
Na een arbeidsprestatie waarvan de duur tussen 12 uren en 24 uren bedraagt, moet aan de werknemer onmiddellijk een rustperiode van minimum 12 opeenvolgende uren toegekend worden.
Per week mag in beginsel niet meer dan 60 uur worden gewerkt. Hiervan kan slechts worden afgeweken in gevallen van overmacht of wanneer de werknemer akkoord is gegaan om bijkomende arbeidstijd te presteren (zie verder).
Onder gevallen van overmacht wordt verstaan:
- arbeid om het hoofd te bieden aan een voorgekomen of dreigend ongeval;
- arbeid die door een onvoorziene noodzakelijkheid wordt vereist, mits de arbeidsinspectie Toezicht op de Sociale Wetten op de hoogte wordt gebracht.
Bijkomende arbeidstijd en medische wachten op de werkplek
Om onder andere medische wachtdiensten uit te voeren en zo de continuïteit van de zorgen in de betrokken instellingen te verzekeren, bepaalt de wet de mogelijkheid om een bijkomende tijd van maximum 12 uren per week te presteren ("opting out" uren).
Er moeten evenwel meerdere voorwaarden nageleefd worden :
- de werknemer moet zijn akkoord geven inzake het presteren van deze bijkomende tijd;
- het akkoord moet voorafgaand aan het presteren van deze uren schriftelijk worden vastgesteld tussen de werknemer en de werkgever in een document dat onderscheiden is van het geschrift dat de arbeids- of de opleidingsrelatie vaststelt;
- het loon dat verbonden is aan deze bijkomende uren moet vermeld worden in het geschrift;
- het akkoord moet bewaard worden op de werkplekken gedurende 5 jaren;
- iedere partij kan het akkoord beëindigen door een schriftelijk aan de andere partij betekende opzegging van een maand;
- de werknemer die zijn akkoord niet geeft of die zijn akkoord om deze bijkomende tijd te presteren beëindigt, mag geen enkel nadeel ondervinden vanwege de werkgever.
De bijkomende arbeidstijd maakt het voorwerp uit van een aanvullend loon bovenop het basisloon. Voor de geneesheren-specialisten in opleiding wordt dit loon vastgesteld door de collectieve overeenkomst van 19 mei 2021, gesloten binnen de Nationale Paritaire Commissie Geneesheren-Ziekenhuizen ingesteld door het koninklijk besluit nr. 47 van 24 oktober 1967.
Wanneer de bijkomende uren niet werden opgenomen in de loop van een week kunnen ze in geen enkel geval overgedragen worden naar een volgende week.
Nadere details omtrent de toepasselijk arbeidsduurgrenzen en de uitbetaling van het loon, zowel in een situatie met ‘opting out’ uren als in een situatie zonder ‘opting out’ uren, vindt u terug in bijgevoegde nota (PDF, 739.41 KB).
Toezicht op de bepalingen van de wet
De werkgever moet op de werkplek over een register beschikken dat de door de werknemers geleverde dagelijkse prestaties volgens chronologische volgorde herneemt. Dit register mag op elektronische wijze worden bijgehouden.
De ambtenaren belast met het toezicht op de toepassing van de sociale wetten, zijn belast met het toezicht op de bepalingen van de nieuwe wet.
Niet-naleving van de bepalingen van de wet van 12 december 2010 kan strafrechtelijk worden vervolgd.
- Wet van 12 december 2010 tot vaststelling van de arbeidsduur van de geneesheren, de tandartsen, de dierenartsen, kandidaat-geneesheren in opleiding, kandidaat-tandartsen in opleiding en studenten-stagiairs
- Arbeidswet van 16 maart 1971