Opzeggingstermijnen - overeenkomst aangevangen voor 01/01/2014 - ontslag van de werkman door de werkgever
Op deze pagina
De regeling is gebaseerd op een kliksysteem.
Bij een arbeidsovereenkomst die is aangevangen voor 1 januari 2014 wordt de toepasselijke opzeggingstermijn bepaald door twee resultaten op te tellen : deel I + deel II.
Deel I
Deel I van de opzeggingstermijn wordt berekend in functie van de anciënniteit verworven sinds de indiensttreding bij de werkgever tot 31 december 2013.
Voor de berekening van deel I moet men zich baseren op de wettelijke, reglementaire of conventionele bepalingen die van toepassing waren op 31 december 2013. Het gaat als het ware om een foto van de verworven rechten op die datum.
Om deel I te berekenen, is het van belang te weten of de werkman werd tewerkgesteld door een werkgever uit de privésector of door een werkgever uit de publieke sector. Een specifieke regeling is van toepassing op werklieden in de gezondheidssector.
Privésector
In de privésector is de berekening van deel I afhankelijk van het feit of de datum van uitvoering van de arbeidsovereenkomst zich situeert voor of vanaf 1 januari 2012.
Arbeidsovereenkomsten die zijn aangevangen voor 1 januari 2012
Arbeidsovereenkomsten die zijn aangevangen vanaf 1 januari 2012
Publieke sector
In de publieke sector is de berekening van deel I ook afhankelijk van het feit of de datum van uitvoering van de arbeidsovereenkomst zich situeert voor of vanaf 1 januari 2012.
Arbeidsovereenkomsten die zijn aangevangen voor 1 januari 2012
Arbeidsovereenkomsten die zijn aangevangen vanaf 1 januari 2012
Gezondheidssector
Voor bepaalde werklieden van de gezondheidssector wordt de berekening van deel I gemaakt door specifieke regels toe te passen.
Deel II
Deel II van de opzeggingstermijn wordt berekend in functie van de anciënniteit verworven sinds 1 januari 2014 tot het ogenblik van ontslag door de werkgever.
Men moet de opzeggingstermijn berekenen alsof de werknemer was in dienst getreden op 1 januari 2014. De teller wordt dus op nul gezet op die datum. De opzeggingstermijnen van deel II zijn deze die van toepassing zijn op de arbeidsovereenkomsten die zijn aangevangen vanaf 1 januari 2014.
Som van deel I en deel II
De totale opzeggingstermijn wordt berekend door de resultaten van deel I en deel II op te tellen.
De opzeggingstermijn die op die manier wordt verkregen, geldt ook voor de berekening van de opzeggingsvergoeding.
Voorbeeld:
Een werkman van wie de werkgever ressorteert onder Paritair Comité nr. 116 voor de scheikundige nijverheid wordt in dienst genomen op 1 januari 2010 en ontslagen in november 2017.
- Deel I: Op 31 december 2013 heeft hij 3 jaar anciënniteit. Als hij was ontslagen op dat ogenblik, zou hij recht hebben gehad op een opzeggingstermijn van 42 dagen
- Deel II: Tussen 1 januari 2014 en november 2017 heeft de werknemer een anciënniteit tussen 3 en 4 maanden. Het tweede deel van opzeggingstermijn bedraagt dus 13 weken.
- Totale opzeggingstermijn = deel I + II: De werkgever dient bij het ontslag van deze werknemer een opzeggingstermijn te betekenen van 42 dagen en 13 weken.
Dit voorbeeld toont aan dat voor de arbeidsovereenkomsten voor werklieden die zijn aangevangen voor 1 januari 2014 de opzeggingstermijn vaak zal worden uitgedrukt in dagen (deel I) en in weken (deel II). Het is niet aan te raden om te proberen om deze termijnen te uniformiseren, zelfs al kan eraan herinnerd worden dat 7 kalenderdagen gelijk is aan één week.
- Opzeggingstermijnen - overeenkomst aangevangen voor 01/01/2014 - ontslag van de werkman door de werkgever