Deeltijdse arbeid – Minimale wekelijkse arbeidsduur - Afwijking op de 1/3de grens bij koninklijk besluit
Op deze pagina
In het kader van een arbeidsovereenkomst voor deeltijdse arbeid, mag de wekelijkse arbeidsduur in beginsel niet lager liggen dan 1/3de van de voltijdse wekelijkse arbeidsduur.
De wekelijkse arbeidsduur van een deeltijdse werknemer mag evenwel lager zijn dan deze 1/3de grens in de volgende bij koninklijk besluit vastgelegde gevallen:
1. De werknemers en de werkgevers uitgesloten uit het toepassingsgebied van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, namelijk:
- de publieke sector;
- het rechtstreeks gesubsidieerd personeel van het gesubsidieerd vrij onderwijs.
2. Een hele reeks werknemers die tewerkgesteld worden aan arbeid die voor hen een bijkomende tewerkstelling is of die in hoofdzaak van korte duur is en die om deze reden onttrokken is aan het toepassingsgebied van de wetgeving betreffende de sociale zekerheid, het betreft onder andere:
- de werknemers die occasionele arbeid verrichten, namelijk een activiteit uitgevoerd ten behoeve van het huishouden van de werkgever of zijn gezin, met uitzondering van de manuele huishoudelijke activiteiten, voor zover de werknemer deze occasionele activiteiten niet beroepsmatig en op georganiseerde wijze in dit huishouden ontplooit en voor zover de activiteiten geen acht uren bij één of meerdere werkgevers overschrijden;
- bepaalde personen die beperkte prestaties leveren binnen de socioculturele sector en de sport als bedoeld in artikel 17 van het RSZ-kb van 28 november 1969. Een uitgebreide toelichting over deze categorie van werknemers is terug te vinden op de portaalsite van de sociale zekerheid;
- de studenten tewerkgesteld in het kader van een studentenovereenkomst;
- bepaalde tijdelijke werknemers tewerkgesteld aan seizoensgebonden activiteiten in de land- en tuinbouw.
3. De werknemers en de werkgevers waarvan de arbeidsovereenkomst één of meerdere prestaties bepaalt met een duur voor elke prestatie van minimaal 4 uren, op voorwaarde dat het een vast uurrooster betreft en dat de overeenkomst, voor alle bijkomende prestaties (die enkel mogen uitgevoerd worden rechtstreeks voor of rechtstreeks na de hoofdprestatie), recht geeft op een overloon zoals bepaald in artikel 29 van de arbeidswet. Een kopie van de overeenkomst moet gezonden worden naar de directie van het Toezicht op de Sociale Wetten die bevoegd is voor de plaats waar de arbeidsovereenkomst hoofdzakelijk wordt uitgevoerd.
4. De werklieden tewerkgesteld in het kader van een vast uurrooster, waarvan het werk er uitsluitend in bestaat de lokalen waarin hun werkgever voor beroepsdoeleinden gevestigd is, schoon te maken.
5. De werknemers die arbeidsprestaties verrichten in het kader van een gedeeltelijke werkhervatting met toelating van de adviserend arts van het ziekenfonds, mits toestemming van de werknemer.
- Artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten
- Koninklijk besluit van 21 december 1992 betreffende de afwijkingen van de minimale wekelijkse arbeidsduur van de deeltijds tewerkgestelde werknemers vastgesteld bij artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten