2013 - Validering van voorstellen uit project over samenwerking tussen artsen

Hoofdthema

Na de in 2010-2011 door de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg bestelde studie (FOD Werkgelegenheid) "Verbetering van de samenwerking tussen de huisarts, de raadgevende artsen en de bedrijfsartsen voor een betere behandeling van de beroepsgebonden aandoeningen", werd een lijst van concrete voorstellen overgemaakt aan de FOD Werkgelegenheid.

Subthema

Na de indiening van het rapport van de 1e fase van de studie (raadpleeg de fiche 2011 - Verbetering van de samenwerking tussen de huisarts, de verzekeringsarts en de bedrijfsarts) heeft de FOD Werkgelegenheid beslist een 2e fase te financieren om de voorstellen te valideren. Het doel is:

  • te bepalen welke voorstellen gewenst zijn en welke de goedkeuring van de meeste experts krijgen, terwijl ze ook toepasbaar zijn in de dagelijkse praktijk van de betrokken beroepsgroepen;
  • de voorstellen te identificeren die in principe onvoldoende consensus bereiken, of waarvan de concrete toepasbaarheid in de praktijk te onzeker wordt bevonden;
  • verder te gaan in de realisatie van de voorstellen waarover men een consensus heeft bereikt en indien nodig er de nodige aanpassingen in aan te brengen;
  • na te denken over de technische, wettelijke en ethische aspecten die gepaard gaan met de realisatie van de voorstellen.

Timing

2011-2013

Opdrachtgever

Directie van het onderzoek over de verbetering van de arbeidsomstandigheden (DiOVA)

Onderzoeksteam

  • Santé au Travail et Education pour la Santé (STES), Université de Liège, Prof. Ph. Mairiaux, N. Schippers
  • Département Universitaire de Médecine Générale (DUMG), Université de Liège, Prof. M. Vanmeerbeek, Dr. Ph. Denoël
  • Afdeling Arbeids-, Milieu-, en Verzekeringsgeneeskunde, Katholieke Universiteit Leuven, Prof. P. Donceel, C. Tiedtke et Dr. K. Mortelmans (Mensura)

Onderzoeksopzet

Voordat ze toegepast zouden worden, moesten deze voorstellen volgens de wetenschappers het voorwerp uitmaken van overleg met de vertegenwoordigers van de rechtstreeks betrokken beroepen (beroeps- en vakbondsverenigingen, universitaire afdelingen, wetenschappelijke ondernemingen), de administratieve autoriteiten (mutualistische federaties, Assuralia, administratie van de FOD Werkgelegenheid en Volksgezondheid), de sociale partners (werkgeversverenigingen en interprofessionele vakbonden) en de vertegenwoordigers van de gebruikers van de gezondheidsdiensten om hun rechtmatigheid en een grootschalige instemming met deze voorstellen te verzekeren. De Delphi-techniek leek het meest aangewezen voor deze oefening.

Vragenlijst - 1e Delphi-ronde

Om een eerste versie van de vragenlijst op te stellen, baseerden de wetenschappers zich op de aanbevelingen van het onderzoek Partnership I. De vragenlijst telt 18 vragen: de eerste 15 omvatten een Likert-schaal (vijf standpunten) en plaats voor commentaar; de laatste 3 zijn louter kwalitatief, d.w.z. dat de expert verzocht wordt te formuleren hoe hij de uitvoering van een concreet voorstel ziet.

Vragenlijst - 2e Delphi-ronde

Na de afsluiting van de eerste Delphi-ronde en de analyse van de kwantitatieve en kwalitatieve antwoorden heeft het onderzoeksteam de voorstellen geselecteerd die het voorwerp uitmaakten van een consensus en de voorstellen geïdentificeerd waarover geen consensus was. Deze laatste voorstellen werden geherformuleerd op basis van de commentaar die tijdens de eerste ronde werd toegevoegd door de deelnemers en de leden van het begeleidingscomité, om zo het consensusniveau te proberen verhogen.

De eerste Delphi-ronde ging op 17 april 2012 van start en werd op 21 mei 2012 afgesloten. 61 experts ontvingen een uitnodiging en 47 experts - 77% - namen effectief deel (tabel 2). De tweede Delphi-ronde ging op 29 juni 2012 van start en werd op 25 september 2012 afgesloten. Enkel de experts die hadden deelgenomen aan de eerste Delphi-ronde – 47 experts – werden uitgenodigd voor de tweede ronde. Van deze 47 experts namen er slechts drie niet deel. Deze hoge deelnamepercentages (77% en 93,6% in de 2e ronde) zijn het resultaat van het intensieve aanmaningswerk van de twee verantwoordelijke onderzoekers.

Resultaten

Aanbevelingen

Een reeks voorstellen bereikte een consensus tijdens de eerste ronde.

Het gaat om de volgende voorstellen:

  • de adviserende arts de mogelijkheid geven om tijdens de arbeidsongeschiktheid voor de werknemer een bezoek bij de bedrijfsarts aan te vragen (V. 1, vragenlijst 1.1.);
  • de huisarts de mogelijkheid geven om tijdens de arbeidsongeschiktheid voor de werknemer een bezoek bij de bedrijfsarts aan te vragen (V.2, vragenlijst 1.2);
  • op de website van de FOD zou een deel moeten worden voorzien met praktische informatie over de rol van de bedrijfsarts en de organisatie van de preventie en bescherming op het werk ter intentie van de artsen die niet gespecialiseerd zijn in de arbeidsgeneeskunde (V.10, vragenlijst 4.1);
  • de vertegenwoordigers van de huisartsen, bedrijfsartsen en verzekeringsartsen werken gemeenschappelijke aanbevelingen uit op het vlak van beleid ten aanzien van patiënten die langdurig arbeidsongeschikt zijn en het bepalen van re-integratietrajecten (V.12, vragenlijst 5.1);
  • interprofessionele samenwerking opnemen in de transversale competenties die onderwezen worden vanaf de basisopleiding geneeskunde (V.13, vragenlijst 5.2.);
  • de interprofessionele samenwerking ondersteunen via de permanente vorming van huisartsen, bedrijfsartsen en verzekeringsartsen (V.14, vragenlijst 5.3.);
  • de ontwikkeling van de elektronische gegevensuitwisseling tussen de drie betrokken beroepsgroepen zal bijdragen tot het verbeteren van de interprofessionele samenwerking (V.15, vragenlijst 6.1.).

Blijkt dat tijdens de 2e Delphi-ronde een consensus werd bereikt over slechts twee bijkomende voorstellen:

  • de huisarts of de verzekeringsarts zou een consult bij de bedrijfsarts moeten kunnen aanvragen wanneer het nuttig of nodig kan zijn voor de professionele re-integratie, en dit ongeacht de duur van de arbeidsongeschiktheid (V.1);
  • het RIZIV zou op zijn website de contactgegevens van verzekeringsartsen van alle mutualiteiten moeten vermelden (V.17).

Mogelijk gevolg dat wordt gegeven aan de uitgevoerde studie

De hiervoor aangehaalde contextelementen tonen aan dat de gewenste evolutie naar een effectieve samenwerking tussen de drie medische beroepen jaren zou kunnen duren - of zelfs een generatie - als de overheidsinstanties geen daadkrachtige initiatieven nemen. De tijdens dit onderzoek geïdentificeerde moeilijkheden, onder andere met betrekking tot de morele en juridische erkenning van de professionele gezondheidszorgverstrekkers, verwijzen naar de verschillende domeinen waarin de interprofessionele samenwerking zich afspeelt.

Het openbare domein van de arbeid. Zo zouden in eerste instantie gemengde werkgroepen (administratie + artsen) opgericht moeten worden om realistische wijzigingen van de werkgewoonten van elke beroepsgroep te definiëren met het oog op een betere samenwerking. Onder realistische wijziging verstaan we wijzigingen die van toepassing zouden zijn in de gevallen waarin de nood aan samenwerking het meest voor de hand ligt. De terugkeer naar het werk van langdurig afwezige medewerkers is daar een voorbeeld van, maar ook andere situaties verdienen zeker een gestructureerde benadering. In de onmiddellijke toekomst kan een beschrijving van de bestaande interprofessionele samenwerkingspraktijken op lokale niveaus een stimulerend begin zijn voor de concretisering van deze gemengde werkgroepen.

Het openbare domein van het recht en de politiek. Daarna zal het aangewezen zijn dat de overheidsinstanties de effectieve toepassing van de nieuwe werkpraktijken promoten via sensibilisatiecampagnes en door nieuwe richtlijnen, reglementen of wettelijke bepalingen in te voeren.

Tot slot hoopt het onderzoeksteam dat het bestaan zelf van dit rapport de personen en instellingen die stakeholders zijn in de interprofessionele samenwerking aanmaant en stimuleert om het aangevatte werk voort te zetten en veranderingen door te voeren.

Publicaties

Validatie van de voorstellen uit het project betreffende de verbetering van de samenwerking tussen de huisarts, de raadgevende artsen en de bedrijfsartsen voor een betere behandeling van de beroepsziekten
PARTNERSHIP II
Santé au Travail et Education pour la Santé (STES), Université de Liège
Prof. Ph. Mairiaux, N. Schippers, P. Govers
Département Universitaire de Médecine Générale (DUMG), Université de Liège
Prof. M. Vanmeerbeek
Afdeling Arbeids-, Milieu-, en Verzekeringsgeneeskunde, Katholieke Universiteit Leuven
Prof. P. Donceel, Dr K. Mortelmans (Mensura)

Bijkomende inlichtingen

Indien u meer informatie wenst over dit onderzoek of de publicaties, neem dan contact op met de Directie van het Onderzoek over de Verbetering van de Arbeidsomstandigheden (DIOVA), E. Blerotstraat 1 - 1070 Brussel, alain.piette@werk.belgie.be.