Hoofdthema
Het onderzoek van DiOVA is centraal georiënteerd op de werkbeleving van de werknemer. Werk kunnen ervaren als een boeiende en valoriserende levensactiviteit is het achterliggend doel van de specifieke onderzoeksprojecten. Negatieve stress en pesten zijn slechts modaliteiten van de werkbeleving.
De overheid vanuit haar zorg de maatschappelijke ontwikkeling ook op kwalitatief vlak te bevorderen spreekt de ondernemingen en de organisaties aan op hun vermogen zelf te kiezen voor een gezonde werksfeer en -omgeving. Ze dienen daartoe zelf de risico's op te sporen die deze sfeer bedreigen en zelf een plan van aanpak te ontwerpen. Kennis en instrumenten aanreiken aan organisaties wordt beoogd in de verschillende subthemata.
Subthema
VALIDERING VAN MEETINSTRUMENTEN
Van een meetinstrument wordt verwacht dat het degelijk is en betrouwbaar en dat het meet wat je wil meten. Deze verwachting invullen is wetenschappelijk niet zo eenvoudig. Het instrument zelf en het gebruik moet aan een aantal criteria beantwoorden. De toepassing moet zoveel mogelijk in identieke omstandigheden verlopen (standaardisatie). De scoring moet bij gelijk antwoord een identiek resultaat geven (objectiviteit). De situering van een individuele of groepsscore t.o.v. de vergelijkingspopulatie moet steunen op een statistische onderbouw (ijking).
Een herhaalde meting in identieke omstandigheden moet tot een zelfde resultaat leiden (betrouwbaarheid van meting). Opdat het zou meten wat het beoogt te meten, moet de schaal unidimensioneel zijn (homogeneïteit, constructvaliditeit) en een aantoonbaar verband hebben met een extern criterium (externe, of predictieve validiteit). De vergelijkbaarheid van meertalige meetinstrumenten is een speerpuntdomein van DiOVA.
Timing
1999 - 2012
Opdrachtgever
NOVA / DiOVA
Onderzoeksteam
Guy Notelaers (NOVA/DiOVA) i.s.m. Marc van Veldhoven (Universiteit van Tilburg), Jeroen, Vermunt (Universiteit van Tilburg) en Hans De Witte (KUL-OSGW)
Onderzoeksopzet
Het gebruik van gevalideerde instrumenten is essentieel om een goede vinger aan de pols te hebben. Dat geldt niet alleen voor het meten van de beleving en de beoordeling van de arbeid, maar ook voor alle andere aspecten van het werk die gemeten worden. Het valide meten van psychosociale arbeidsbelasting, welzijn op het werk en aanverwante latente begrippen met behulp van vragenlijsten kan in twee aspecten ingedeeld worden: validiteit en betrouwbaarheid. Validiteit omvat begrips- of constructvaliditeit, discriminante validiteit, concurrente validitet en predictieve validiteit. Betrouwbaarheid oftwel hoe goed het instrument opnieuw hetzelfde meet bij een volgende bevraging wordt echter veel meer onderzocht dan de validiteit.
Om betrouwbaarheid te meten wordt in de internationale literatuur veelal Chronbach Alfa gebruikt.
Deze is liefst boven de 0,7. Sommigen stellen dat deze maat geen betrouwbaarheid meet in de strikte zin van het woord. Ze stellen dat deze maat weergeeft hoe homogeen een set vraagjes is. Hoe homogeneen of unidimensioneel factoren zijn, kan ook aan de hand van Loevinger H weergegeven worden. Bij de ontwikkeling van de de VBBA werd een beroep gedaan op Mokken Scaling Program, een programma voor niet parametrische gegevens. Dat levert informatie over de homogeniteit van een construct, zoals bijvoorbeeld emotionele belasting. Om te weten hoe unidimensioneel of homogeen een set vragen is, stelt Mokken dat een Loevinger H lager dan 0,3 duidt op een niet homogene set of een meer dimensioneel construct. Als Loevinger H tussen de 0,3 en de 0,4 ligt, dan hebben we de benedengrens van unidimensionaliteit bereikt. Als deze maat tussen 0,4 en 0,5 ligt, dan hebben we een goede homogene batterij van vragen opgesteld en als deze boven de 0,5 ligt, dan hebben we een sterke lijst van vragen opgesteld.
Om na te gaan of de vragenlijst beoordeling en beleving van de arbeid voldoet aan de voorwaarden van een betrouwbaar meetinstrument, hebben we regelmatig de vragenlijst aan tal van testen onderworpen. Maar ook hebben we het niet nagelaten om de verschillende soorten validiteit te onderzoeken. De Short Inventory Pyschosocial hazards is daar trouwens ook een resultante van. Ze beoogt immers een versterking van de validiteit.
Resultaten
Uit de eerste onderzoeken naar de homogeniteit van de Kern-VBBA blijkt dat de VBBA, zowel bij Nederlandstaligen als bij Franstaligen, waarden op Loevingher H vertoont die boven de 0,3 liggen. De meeste waarden liggen tussen de 0,4 en 0,5. Heel wat van de 27 schalen halen zelfs een waarde van boven de 0,5.
Uit de research paper, waarbij specifiek aandacht geschonken werd aan de Franstalige respondenten, blijkt dat we bovenstaande konden bevestigen. Daarenboven stelden we vast dat discriminante validiteit niet in het gedrang komt en dat de factoriële structuur die van Veldhoven in zijn doctoraatscriptie suggereert, geconfirmeerd werd. Dat betekent dat 27 schalen tot 6 grote dimensies herleid kunnen worden: psychologische taakeisen, diversiteit, controle, sociaal organisatorische aspecten, welbevinden en spanningsklachten.
In de laatste onderzoeken, waar de validering van de vragenlijst niet meer centraal staat, werd voor de lezers een overzicht van de betrouwbaarheid weergegeven. Daaruit blijkt dat bij het exploratief zoeken, in tegenstelling tot de confimatorische analyse van de vorige onderzoeken, de VBBA-schalen altijd boven de 0,4 zitten wat betreft Loevinger H. Wel kon er vier keer geen schaal geconstrueerd worden. Uit de confirmatorische analyse blijkt echter dat de betrouwbaarheid gemeten met Chronbachs alfa steeds boven de kritische waarde van 0,7 is.
Publicaties
- Notelaers, G. van Veldhoven, M. (1999). Validering van de Kern-VBBA in Vlaanderen (PDF, 30.19 KB). Nationaal Onderzoeksinstituut voor Arbeidsomstandigheden, Intern rapport, Brussel. 1999.
- Notelaers, G. (2000). Multidimensional Scaling. Experimenting with PROXSCAL (DOC, 574 KB). The structure of the questionnaire on experiencing and assessing stress at work under review. Technical Working Research Paper. Nationaal Onderzoeksinstituut voor Arbeidsomstandigheden, Brussel.
- Notelaers, G. van Veldhoven M. (2002) Interroger le "vécu du travail" : présentation d'un outil spécifique d'analyse de la charge psychosociale de travail (DOC, 299.5 KB). Research paper. Nationaal Onderzoeksinstituut voor Arbeidsomstandigheden, Brussel. 2000.
- Notelaers, G. van Veldhoven, M. Vermunt, J. (2002). Towards a methodology for counteracting stress at work (DOC, 579 KB). Risk analysis with a standardised questionnaire and the implications for bench-marking. Proceedings of the XVIth World Congress on Safety and Health at Work, Vienna 2002.
- Notelaers, G. De Witte, H. (2003). Over de relatie tussen pesten op het werk en werkstress (PDF, 249.42 KB). In : Herremans, W. (red.) De Arbeidsmarkt in Vlaanderen. Arbeidsmarktonderzoekersdag 2003, Verslagboek. Steunpunt Werkgelegenheid, Arbeid & Vorming. Viona-Stuurgroep Strategisch Arbeidsmarktonderzoek. 139-163, 2003.
- Notelaers, G. Vermunt, J. De Witte, H. van Veldhoven, M. (2003). Estimating exposure rates to psychosocial hazards (PDF, 928.76 KB). The use of Latent Class Analysis to conduct risk assessment with standardized questionnaires. In : Flexman, et al. Proceedings of the 5th Conference of the European Academy of Occupational Health Psychology. Berlin, 20-21 November 2003 : Flexibility, Quality of Working Life and Health.
- Notelaers, G. van Veldhoven, M. (2000). Validering van de Kern-VBBA in Vlaanderen aan de hand van een gematchte steekproef (PDF, 237.31 KB). Of hoe vergelijkbaar zijn de schaalwaarden van Vlaanderen en Nederland. Nationaal Onderzoeksinstituut voor Arbeidsomstandigheden, Brussel. Stichtign Kwalitiet en Bedrijfsgezondheidszorg, Amsterdam.
Bijkomende inlichtingen
Indien u meer informatie wenst over dit onderzoek of de publicaties, neem dan contact op met de Directie van het Onderzoek over de Verbetering van de Arbeidsomstandigheden (DIOVA), E. Blerotstraat 1 - 1070 Brussel, alain.piette@werk.belgie.be.