Publicatie van de vierde Socio-economische Monitoring: mensen met een vreemde origine vallen op onze arbeidsmarkt nog steeds vaker uit de boot

Gepubliceerd op

De vierde Socio-economische Monitoring toont aan dat mensen met een vreemde origine op onze arbeidsmarkt nog steeds vaker uit de boot vallen dan die van Belgische origine. We stellen enkele verbeteringen vast, maar aan dit tempo zal het nog decennia duren vooraleer de kloof is gedicht. De werkzaamheids- en activiteitsgraad van personen van vreemde origine is erg laag, en het verschil ten opzichte van personen van Belgische origine is erg groot in vergelijking met onze buurlanden. In het centrum van de EU, in een land met een grote traditie van sociaal overleg en goede antidiscriminatiewetgeving, is dat onaanvaardbaar.

Het rapport ‘Socio-economische Monitoring – Arbeidsmarkt en Origine’ is het resultaat van een tweejaarlijkse samenwerking tussen de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en Unia, op basis van gegevens van de Kruispuntbank Sociale Zekerheid en het Rijksregister. De combinatie van administratieve gegevens levert een unieke verzameling arbeidsmarktcijfers op. Het rapport brengt de volledige bevolking van 18 tot 64 jaar in kaart, waarbij gegevens over de origine en de migratieachtergrond (verblijfsduur, verwerving van de nationaliteit…) worden gecombineerd met informatie over de arbeidsmarktpositie in de periode 2008-2016. In dit vierde rapport verfijnden we de analyses verder met data over het onderwijs, onder meer de studiedomeinen waarin men een diploma behaalde.

Een arbeidsmarkt met verschillende snelheden

De nieuwe editie toont dat verschillen tussen personen van Belgische en vreemde origine groot blijven, zelfs bij gelijk opleidingsniveau en studiedomein. Op vlak van arbeidskwaliteit (lonen, mobiliteit tussen statuten, sectoren en types contracten) verbeterde de situatie voor bijna alle niet-Belgische originegroepen, maar desondanks blijven personen van vreemde origine oververtegenwoordigd in beroepen of arbeidsmarktsegmenten met minder goede banen. De segmentatie van de arbeidsmarkt blijkt dus hardnekkig, ook in de openbare sector. We stellen bovendien vast dat personen van Belgische origine met diploma’s uit allerlei studiedomeinen terechtkomen in sectoren met relatief hoge lonen – personen met niet-EU-origine enkel wanneer ze een specifiek diploma hebben; tegelijk komen personen met vreemde origine met allerlei opleidingen vaker in sectoren met relatief lage lonen terecht.

Nieuwe thema’s voor een fijnmazige blik

Naast een demografische beschrijving van de bevolking met bijzondere aandacht voor het opleidingsniveau en de studiedomeinen, en een algemene analyse van de Belgische arbeidsmarkt, bevat de nieuwe editie enkele thema's die de situatie van bepaalde groepen of lokale realiteiten op de arbeidsmarkt toelichten. Zo wordt er gekeken naar de situatie per origine in 17 Belgische steden. De grote lokale verschillen in de arbeidsparticipatie van personen van vreemde origine doen vermoeden dat lokale beleidsmakers en hun partners wel degelijk voor een positieve dynamiek kunnen zorgen.

Ook kijken we naar de specifieke positie van personen met origine in de landen van de Europese Unie en die van personen met origine in de Democratische Republiek Congo, Rwanda en Burundi. Wanneer we de personen van EU-origine verdelen in functie van hun land van origine, kunnen we de grote verschillen qua arbeidsmarktpositie, die onder andere vaak te maken hebben met de migratiegeschiedenis van België, verduidelijken. De personen met origine in DR Congo, Rwanda en Burundi blijken het globaal beter te doen dan de overige personen met origine in Sub-Sahara Afrika, maar hun werkzaamheidsgraad blijft laag. Hoewel het vaker personen met een diploma hoger onderwijs uit deze landen zijn die de kans hebben om te migreren, blijken ze moeilijk toegang te vinden tot de arbeidsmarkt of komen ze terecht in een job die niet overeenstemt met hun opleidingsniveau.

Vervolgens bekijken we de personen van de tweede generatie in groter detail, waarbij blijkt dat de integratie op de arbeidsmarkt ook varieert tussen personen die twee ouders hebben die in het buitenland zijn geboren of één ouder die is geboren met de Belgische nationaliteit en één die is geboren met een vreemde nationaliteit. Wanneer we de trajecten van personen die met een arbeidsovereenkomst artikel 60 (een arbeidsovereenkomst in het kader van het leefloon) hebben gewerkt analyseren, blijkt dat relatieve nieuwkomers vaak een groter potentieel hebben dan andere personen die met artikel 60 overeenkomst tewerkgesteld zijn. Helaas leiden de trajecten slechts zelden tot duurzame inschakeling.

Tot slot verfijnen we in deze editie twee thema’s uit de vorige editie met nieuwe data en een verbeterde methodologie: de analyse van de personen die zich inschrijven in het Rijksregister volgens hun verblijfsreden, en het traject van de jongeren die zich inschrijven voor een beroepsinschakelingstijd. Ook uit deze hoofdstukken blijkt dat de groep personen van vreemde origine heel divers is en dat we nog steeds kansen laten liggen om hen duurzaam te integreren op de arbeidsmarkt.

Verklaringen

Ook de oorzaken voor de blijvende kloof zijn divers en complex zijn. Naast bewuste en onbewuste discriminatie, hoge drempels bij intrede, beperkte professionele mobiliteit en ongelijke onderwijskansen bestaan er ook drempels aan de aanbodzijde. Niet iedereen die geen baan heeft gaat ernaar op zoek, bijvoorbeeld omdat de combinatie werk en gezin moeilijk blijkt, of omdat men ondanks een diploma geen toegang vindt tot de verhoopte sectoren of functies.

Totaalaanpak kan het verschil maken

De weg naar een inclusieve arbeidsmarkt zonder discriminatie is nog lang, maar de gelaagde analyse uit de Socio-economische Monitoring kan helpen om de juiste beleidsmaatregelen te nemen. Net zoals in de vorige drie uitgaven van dit rapport het geval was, vinden we het belangrijk om ook in dit rapport een aantal beleidsaanbevelingen te doen. Daarbij kijken we niet enkele naar een betere werking van de arbeidsmarkt, maar ook naar het antidiscriminatie- en diversiteitsbeleid. Als de socio-economische monitoring één boodschap probeert uit te dragen, dan is het dat de arbeidsmarkachterstand van personen van vreemde origine een verhaal is met veel verschillende facetten. Afzonderlijke beleidsmaatregelen hebben hun waarde, maar om echt een verschil te kunnen maken is een totaalaanpak noodzakelijk, waarbij de autoriteiten op verschillende niveaus samen met de sociale partners hun acties op elkaar afstemmen.

Het verslag kan gedownload worden in de rubriek Publicaties.