Nieuwe wetgeving in verband met psychosociale risico’s op het werk vanaf 1 september 2014

Gepubliceerd op

Op 28 april 2014 verscheen de nieuwe wetgeving in verband met de preventie van psychosociale risico’s op het werk in het Belgisch Staatsblad. Het gaat om twee wetten en een koninklijk besluit:

  • De wet van 28 februari 2014 tot aanvulling van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk wat de preventie van psychosociale risico’s op het werk betreft, waaronder inzonderheid geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk.
  • De wet van 28 maart 2014 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk wat de gerechtelijke procedures betreft.
  • Het koninklijk besluit van 10 april 2014 betreffende de preventie van psychosociale risico’s op het werk.

Deze wetgeving treedt in werking op 1 september 2014. Dit betekent dat de huidige wetgeving in verband met de psychosociale belasting veroorzaakt door het werk, namelijk hoofdstuk Vbis van de bovengenoemde wet van 4 augustus 1996 en het koninklijk besluit van 17 mei 2007 betreffende de voorkoming van psychosociale belasting veroorzaakt door het werk, waaronder geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk nog tot die datum van toepassing blijven.

De belangrijkste wijzigingen die de nieuwe wetgeving heeft aangebracht zijn de volgende:

  • Voortaan is er sprake van “psychosociale risico’s op het werk”. In de wetgeving werd een definitie van dit begrip opgenomen. De wettelijke bepalingen hebben betrekking op de preventie van het geheel van de psychosociale risico’s en zijn niet langer enkel gericht op de preventie van geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk. In het kader van het preventiebeleid van de onderneming dient rekening gehouden te worden met de psychosociale risico’s, zoals dit ook geldt voor alle andere risico’s die de gezondheid en de veiligheid van de werknemers kunnen aantasten.
     
  • De rol van de verschillende actoren die betrokken zijn bij de preventie van de psychosociale risico’s, namelijk de werkgever, de hiërarchische lijn, het comité voor preventie en bescherming op het werk, de vertrouwenspersoon, de preventieadviseur psychosociale aspecten, de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer en de preventieadviseur van de interne dienst voor preventie op het werk,  alsook de uitwisseling van informatie tussen deze actoren werden verduidelijkt.
     
  • Er werden wijzigingen aangebracht aan het statuut van de vertrouwenspersoon:
    • Nieuwe onverenigbaarheden werden ingevoerd;
    • De verwijdering uit zijn functie kan gevraagd worden door de werknemersvertegenwoordigers in het comité;
    • Het volgen van een opleiding van 5 dagen, waarvan de inhoud werd bepaald door het koninklijk besluit, wordt opgelegd alsook het volgen van een jaarlijkse supervisie. De instellingen die deze opleiding organiseren moeten voldoen aan bepaalde criteria en zullen opgenomen worden op een lijst gepubliceerd op de website van de FOD WASO;
    • De preventieadviseur van de interne dienst zal automatisch de informatieopdrachten van de vertrouwenspersoon uitoefenen.
     
  • Er werden mechanismen uitgewerkt die de preventie van de psychosociale risico’s op het collectieve niveau bevorderen:
    • Een risicoanalyse van een specifieke arbeidssituatie waarin een gevaar werd vastgesteld kan gevraagd worden door het comité of een lid van de hiërarchische lijn;
    • De individuele verzoeken met een collectief karakter worden eerst behandeld door de werkgever in overleg met het comité of de vakbondsafvaardiging.
     
  • Wanneer de preventie op collectief niveau niet heeft kunnen voorkomen dat er zich schadelijke situaties voordoen, heeft de werknemer die meent gezondheidsschade te ondervinden door psychosociale risico’s op het werk toegang tot interne procedures die werden uitgebreid naar het geheel van de psychosociale risico’s op het werk (en die niet langer beperkt zijn tot geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk). Men spreekt voortaan van een verzoek tot informele of formele psychosociale interventie en niet langer van een met redenen omklede klacht.
     
  • De specifieke procedure voor geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk werd behouden en verbeterd. De belangrijkste wijzigingen die aan deze procedure zijn aangebracht, zijn de volgende:
    • Verruiming van de definitie van pesterijen op het werk zodat rekening wordt gehouden met gedragingen die afzonderlijk genomen als onschuldig kunnen beschouwd worden maar waarvan de herhaling een onrechtmatig gedrag vormt;
    • De mogelijkheid voor de preventieadviseur psychosociale aspecten om verzoeken te weigeren wanneer deze manifest geen geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk inhouden;
    • De verplichting voor de preventieadviseur psychosociale aspecten om, alvorens zijn advies mee te delen, bewarende maatregelen voor te stellen wanneer de ernst van de feiten dit vereist;
    • Herkadering van de rol van de preventieadviseur psychosociale aspecten;
    • Inkorting van de termijn waarbinnen de preventieadviseur psychosociale aspecten zijn advies moet meedelen aan de werkgever;
    • Het informeren van de partijen over de inhoud van het advies van de preventieadviseur psychosociale aspecten;
    • De verplichting voor de werkgever om de partijen te informeren over de gevolgen van het verzoek;
    • De verplichting voor de preventieadviseur psychosociale aspecten om, in twee hypothesen, een beroep te doen op de inspectie het Toezicht op het Welzijn op  het Werk wanneer de werkgever niet de nodige maatregelen heeft getroffen;
    • De inspectie van het Toezicht op het Welzijn op het Werk en het arbeidsauditoraat hebben onder bepaalde voorwaarden toegang tot de verklaringen die werden afgelegd tijdens de interne procedure;
    • Uitbreiding van de bescherming naar elk type maatregel die wordt getroffen als represaille voor het formele verzoek van de werknemer. Maar eveneens beperking van de bescherming van de werknemers die een externe klacht hebben ingediend (bij de inspectie, politie of het auditoraat): de bescherming kan slechts worden ingeroepen wanneer deze externe klachten werden ingediend nadat geprobeerd werd de formele procedure bij de preventieadviseur psychosociale aspecten toe te passen.
    • De mogelijkheid voor het slachtoffer van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag om voor de arbeidsrechtbank een forfaitaire schadevergoeding tot herstel van de morele en materiële schade te vorderen.
     

Meer informatie

A. Commentaar 

B. Wetgevende teksten – Coördinatie