De Belgische arbeidsmarkt in 230 tabellen : Gunstige evoluties, maar kortgeschoolden raken steeds meer achterop

Gepubliceerd op

 

Uit de recentste actualisering van 230 arbeidsmarktindicatoren blijkt dat de klassiek erg grote kloven op de Belgische arbeidsmarkt bijna allemaal gekrompen zijn in 2018. Hoewel immigranten met een niet-EU-nationaliteit en 55-plussers het hier nog steeds moeilijker hebben dan in de meeste andere EU-landen, ging hun situatie erop vooruit. De enige groep die voor steeds grotere drempels staat, is die van de kortgeschoolden.

Dat blijkt uit de reeks tabellen betreffende de arbeidsmarktindicatoren die jaarlijks wordt opgesteld als bijlage bij het Nationaal Hervormingsprogramma dat elke EU-lidstaat aan de Europese Commissie moet bezorgen. Deze indicatoren worden uitgewerkt door de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, in samenwerking met Statbel (FOD Economie, Algemene Directie Statistiek - Statistics Belgium)[1] en met de Gewesten en de Gemeenschappen. De tabellen maken het mogelijk om een zeer rijk beeld te geven van de Belgische arbeidsmarkt met in de meeste gevallen ook cijfers per gewest en een vergelijking met het Europese gemiddelde. Deze vergelijking is mogelijk omdat tal van gegevens gebaseerd zijn op geharmoniseerde statistieken, zodat de vergelijking niet vervormd wordt door het gebruik van verschillende definities.

Voortzetting gunstige evoluties

De arbeidsmarktindicatoren voor 2018 laten op vele vlakken positieve trends zien. De werkzaamheidsgraad, zijnde het aandeel werkenden bij de bevolking op beroepsactieve leeftijd (20-64 jaar), steeg van 68,5% in 2017 naar net geen 70% (69,7%) in 2018. Het EU-gemiddelde bereikte weliswaar zelfs 73,1%. De stijging deed zich voor in de drie gewesten, bij alle leeftijdsgroepen, en zowel voor personen die in België zijn geboren als daarbuiten. Bovendien was de toename sterker bij vrouwen dan bij mannen, waardoor de genderwerkzaamheidskloof kleiner werd. Ook de traditioneel erg aanzienlijke kloof tussen personen die in België zijn geboren en daarbuiten is iets kleiner geworden[2]. Ook de activiteitsgraad – het aandeel werkenden en werklozen bij de bevolking van 20-64 jaar – is gestegen, maar dat is uitsluitend te wijten aan een toename bij vrouwen. Bovendien was de stijging beperkter dan gemiddeld in de EU, waardoor de activiteitsgraad gevoelig lager blijft dan in de meeste lidstaten (74% in België tegenover 78,4% in de hele EU). Wat de werkzaamheids- en activiteitsgraad van 55-plussers betreft is de toename relatief sterk, dus op dat vlak is de achterstand ten opzichte van de EU iets kleiner geworden. Al is voor vrouwelijke 55-plussers de 50%-drempel (zijnde het Belgisch engagement tegenover de EU voor 2020) nog niet bereikt (47,4% in 2018).

De werkloosheidsgraad daalt verder naar nieuwe recordniveaus, en dat voor alle gewesten, geslachten, geboortelanden én opleidingsniveaus (voor België in z’n geheel van 7% in 2017 naar 5,8% in 2018). Ook het aandeel langdurig werklozen binnen de totale werkloosheid – een andere klassiek pijnpunt voor de Belgische arbeidsmarkt – is licht gedaald, net als het aandeel mensen die minder uren werken dan ze zouden willen (het onvrijwillig deeltijds werk). Deze gunstige evoluties worden weerspiegeld door een sterke werkgelegenheidsgroei, zowel in vergelijking met het EU-gemiddelde, als de voorgaande jaren.

Grote uitdagingen bij kortgeschoolden

Er is echter één groep die er op quasi geen enkel vlak op vooruit gaat. Zowel de activiteits- als de werkzaamheidsgraad van kortgeschoolden is gedaald, vooral bij mannen, terwijl ze voor de EU als geheel wel stegen. De al zeer grote werkzaamheidskloof tussen kortgeschoolden en anderen is dus nog gegroeid. De werkzaamheidsgraad van middengeschoolden ligt in 2018 23,4 procentpunten hoger dan die van kortgeschoolden (in 2017 was dat ‘slechts’ 21,9 procentpunten), en voor hooggeschoolden komen daar nog eens 14,5 procentpunten bovenop (14,4 in 2017). De Future Skills Forecast van Cedefop voorspelt nog een sterkere groei van de vraag naar midden-, en zeker hoogopgeleiden, terwijl de verwachte toekomstige behoefte aan kortgeschoolden steeds kleiner wordt. Bovendien is het aandeel van de kortgeschoolden in het tijdelijk werk gegroeid, waardoor ze sterker oververtegenwoordigd zijn in onzekerdere types contracten. Indien er geen blijvende aandacht naar deze doelgroep gaat, dreigen deze kloven de komende jaren dus nog groter te worden.

Steeds meer flexibiliteit in loopbanen?

Men gaat ervan uit dat onze arbeidsmarkt steeds flexibeler zal worden, vanwege de komst van nieuwe technologieën, nieuwe types contracten, sectoren, enzovoort. Maar zien we dergelijke impact nu al? België kent nog steeds een relatief klein aandeel tijdelijke contracten, ondanks een lichte toename tijdens de laatste jaren. Die stijging blijkt bovendien vooral te wijten aan een toename van studentenarbeid, en niet aan contracten van bepaalde duur of uitzendarbeid. Het aandeel onvrijwillig tijdelijk werk is tegelijk licht afgenomen. Ook het aandeel van de werkenden met zogenaamde ‘atypische arbeidsovereenkomsten’ (nachtwerk, weekendwerk en werk in ploegen) blijft stabiel, net zoals het aandeel thuiswerkers (thuiswerk komt hier wel wat vaker voor dan gemiddeld in de EU). Ook het gemiddeld aantal overuren dat wordt gepresteerd blijft stabiel, zij het dat het aandeel van de onbetaalde overuren daarbinnen wel licht is gegroeid. Daarnaast blijkt uit de indicatoren dat Belgen gemiddeld lang bij dezelfde werkgever blijven en dus een relatief hoge jobzekerheid hebben. De mobiliteit tussen beroepsstatuten en types contracten is in 2018 zelfs nog iets kleiner dan in 2017. Niet verrassend zijn er dus ook minder aanwervingen en ontslagen dan gemiddeld in de EU.

Daarentegen is de inkomenszekerheid licht gedaald het voorbije jaar. Het armoederisico steeg in 2018 voor het derde jaar op rij licht (het blijft wel onder het EU-gemiddelde, zeker bij werkenden), maar het aandeel personen in huishoudens waar niemand werkt (11,9% van de bevolking van 18 tot 59 jaar) is gedaald, en nadert bijgevolg het EU-gemiddelde (9,0%).

Hoewel Belgen relatief hoogopgeleid zijn en er weinig personen zonder diploma de school verlaten, nemen ze tijdens de rest van hun loopbaan zelden deel aan opleiding en vorming. Ook in 2018 zien we geen toename van de deelname aan opleiding, met uitzondering van de werklozen. Bij vrouwen is er wel een verbetering van de computer skills, terwijl die bij mannen licht verslechterden. Gezien de groeivertraging van de arbeidsproductiviteit die we de voorbije jaren al waarnamen zich blijft doorzetten, is aandacht voor levenslang leren van het grootste belang, in het bijzonder voor kortgeschoolden.

Al deze indicatoren zijn terug te vinden in de module “Statistieken” > Structurele indicatoren werkgelegenheid en arbeidsmarkt – jaarbasis > Subreeks: Indicatoren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie


[1] Als gevolg van een grondige hervorming van de Enquête naar de Arbeidskrachten in 2017 zit er een breuk in de reeksen op basis van de EAK. De cijfers voor 2017 en 2018 zijn dus niet steeds vergelijkbaar met de voorgaande jaren.

[2] Hierbij dient wel de kanttekening gemaakt te worden dat de foutenmarge voor dit cijfer groter is vanwege de beperktere steekproef.