Nieuw koninklijk besluit over het gezondheidstoezicht van werknemers

Gepubliceerd op

-

2019

De Algemene Directie Humanisering van de Arbeid van de FOD Werkgelegenheid staat in voor de voorbereiding, bevordering en de uitvoering van het beleid inzake het welzijn op het werk en de sensibilisering van de sociale en economische actoren inzake de humanisering van de arbeid. In het kader van deze opdracht werd er in 2019 een koninklijk besluit opgesteld dat een aantal nieuwe principes bevat met betrekking tot het periodiek gezondheidstoezicht van werknemers. Dit koninklijk besluit van 14 mei 2019 tot wijziging van de codex over het welzijn op het werk wat het periodiek gezondheidstoezicht betreft, werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 11 juni 2019.

Het uitgangspunt van dit koninklijk besluit is dat de frequentie van het periodiek gezondheidstoezicht in grote mate behouden blijft, doch dat de invulling ervan zal worden aangepast. Op een aantal uitzonderingen na, zal er voor werknemers onderworpen aan het gezondheidstoezicht nog steeds elk jaar een medische tussenkomst gebeuren, maar deze tussenkomst zal niet steeds bestaan uit een medisch onderzoek door de preventieadviseur-arbeidsarts.

Daartoe wordt het periodiek gezondheidstoezicht onderverdeeld in twee delen:

  • een gezondheidsbeoordeling (zijnde een anamnese en een klinisch onderzoek), uitgevoerd door de preventieadviseur-arbeidsarts zelf. Het betreft een onderzoek naar de verenigbaarheid van de gezondheidstoestand met de uitgeoefende arbeid;
  • aanvullende medische handelingen, uitgevoerd door de preventieadviseur-arbeidsarts zelf of onder zijn verantwoordelijkheid door verpleegkundigen. Het is steeds de preventieadviseur-arbeidsarts die de resultaten van deze handelingen interpreteert. Deze handelingen zijn specifiek verbonden met het risico waaraan de werknemer wordt blootgesteld wegens het uitoefenen van zijn functie. De aanvullende medische handelingen:
    • kunnen bestaan uit biomonitoring (bloedonderzoek, urinetests, longfunctietests, …) maar ook uit specifieke medische vragenlijsten. Zij houden verband met het risico waaraan de werknemers worden blootgesteld tijdens het uitvoeren van hun functie;
    • kunnen zowel plaatsvinden voorafgaand aan de gezondheidsbeoordeling als tussen twee gezondheidsbeoordelingen in, op een ogenblik dat dit het meest relevant is voor de evaluatie van het risico en, in voorkomend geval, voor de gezondheidsbeoordeling;
    • worden uitgevoerd door de preventieadviseur-arbeidsarts zelf, of door een verpleegkundige (het gaat hier namelijk over medische handelingen, ook de vragenlijsten).
    • moeten, indien het gaat om vragenlijsten, informatie bevatten over het recht van de werknemer om te allen tijde een spontane raadpleging te vragen EN moeten voorzien dat de werknemer kan vragen om zo snel mogelijk door de preventieadviseur-arbeidsarts te worden gecontacteerd.

De frequentie van de periodieke gezondheidsbeoordeling en de frequentie en de inhoud van de aanvullende medische handelingen worden per risico bepaald in de nieuwe bijlage I.4-5 van de codex.

In een aantal gevallen kan of moet de preventieadviseur-arbeidsarts afwijken van de frequentie  voor de periodieke gezondheidsbeoordeling en/of de aanvullende medische handelingen, die is opgelegd in bijlage I.4-5 van de codex over het welzijn op het werk:

1. Er is een verplichte eerste periodieke gezondheidsbeoordeling bij de preventieadviseur-arbeidsarts één jaar na de voorafgaande gezondheidsbeoordeling, ongeacht voor welk risico de werknemer aan het gezondheidstoezicht is onderworpen, en dit om in te schatten hoe de werknemer reageert op de blootstelling aan dat bepaald risico.

2. Wanneer de preventieadviseur-arbeidsarts vaststelt dat de aanvullende medische handelingen die tussen twee periodieke gezondheidsbeoordelingen in plaatsvinden een ‘ongewoon resultaat’ vertonen, dan is hij verplicht om contact op te nemen met de betrokken werknemer. In dat geval kan hij, naargelang de concrete omstandigheden beslissen om:

  • de betrokken werknemer te onderwerpen aan een periodieke gezondheidsbeoordeling;
  • alle of bepaalde werknemers die aan hetzelfde risico worden blootgesteld eveneens te onderwerpen aan een gezondheidsbeoordeling;
  • de frequentie van de periodieke gezondheidsbeoordelingen en/of de aanvullende medische handelingen te verhogen voor de betrokken werknemer en eventueel ook voor alle of bepaalde werknemers die aan hetzelfde risico worden blootgesteld. Deze hogere frequentie wordt aangehouden tot op het ogenblik dat de preventieadviseur-arbeidsarts oordeelt dat het risico onder controle is. De preventieadviseur-arbeidsarts motiveert deze beslissing in een document dat door hem wordt ondertekend en dat ter beschikking wordt gehouden van de arts sociaal inspecteur van de algemene directie Toezicht Welzijn op het Werk.

3. De preventieadviseur-arbeidsarts kan beslissen om de frequentie van de gezondheidsbeoordelingen en/of de aanvullende medische handelingen, al dan niet tijdelijk, te verhogen voor specifieke situaties die een negatieve impact hebben of kunnen hebben op de gezondheidstoestand van de werknemer(s), bv. bij incidenten die zich op de werkvloer voordoen (ernstig arbeidsongeval, overschrijding actiewaarden,..), bij aanpassingen van de werkpost of wanneer iemand behoort tot een bijzondere risicogroep (bv. vroeger blootgesteld aan een bepaalde stof en nu aan een andere). De preventieadviseur-arbeidsarts motiveert deze beslissing in een document dat door hem wordt ondertekend en dat ter beschikking wordt gehouden van de arts sociaal inspecteur van de algemene directie Toezicht Welzijn op het Werk.

4. De inspectie TWW (arts sociaal inspecteur) kan uiteraard ook de frequentie verhogen van de gezondheidsbeoordeling, of hij kan inhoud en tijdstip van de aanvullende handelingen vastleggen.