De ontwikkeling van het opleidingsniveau in de socio-economische Monitoring

Gepubliceerd op

-

2019

Sinds 2013 publiceert de FOD Werkgelegenheid, in samenwerking met Unia, om de twee jaar het rapport Socio-economische Monitoring: Origine en arbeidsmarkt. In dit rapport wordt de integratie van personen van buitenlandse origine op de arbeidsmarkt geanalyseerd. Met de oorspronkelijke gegevens van het Datawarehouse arbeidsmarkt en sociale bescherming (DWF AM&SB) van de Kruispuntbank voor de sociale zekerheid was het niet mogelijk om het opleidingsniveau van de personen te benaderen, hoewel dit belangrijk is bij de analyse van de integratie op de arbeidsmarkt. In het kader van de Socio-economische Monitoring heeft de FOD bijgedragen tot de ontwikkeling van deze variabele in het DWH AM&SB.

Hoewel het Datawarehouse arbeidsmarkt en sociale bescherming (DWH AM&SB) van de Kruispuntbank voor sociale zekerheid (KBSZ) verschillende bronnen van gegevens bevat, waaronder het opleidingsniveau, beschikt deze niet over een unieke variabele die het mogelijk maakt om het opleidingsniveau in se te bepalen en om de evolutie ervan te volgen. Daarom heeft de Directie van de studiën en van de statistieken, voor het rapport van 2017, een methodologie ontwikkeld die het mogelijk maakt om een opleidingsniveau te verkrijgen voor elk individu van 18 tot 64 jaar.

Onvolledige gegevens

Bij het opstellen van het rapport van 2017 benaderde het DWH AM&SB het opleidingsniveau op een onvolledige manier. De gegevens waren slechts beschikbaar voor een beperkte tijdlijn en enkel via drie gegevensbronnen: LED ("Leer- en ErvaringsbewijzenDatabank" die gegevens verzamelt over de certificaten verkregen in de Vlaamse Gemeenschap), Saturn (gegevens van het hoger onderwijs buiten de universiteit voor de Federatie Wallonië-Brussel) en de openbare diensten voor arbeidsbemiddeling (VDAB, FOREM, Actiris en ADG - de gegevens zijn dus enkel beschikbaar voor de personen die zijn of zich hebben ingeschreven bij één ervan).

Een gemeenschappelijke basis voor de hele bevolking

Om de lacunes op te vullen werd beslist om de gegevens van het Datawarehouse te koppelen aan de gegevens over het onderwijs van CENSUS 2011 (De CENSUS, opgezet door Statistics Belgium (FOD Economie), is een momentopname op 1 januari 2011 van alle inwoners van het Belgische grondgebied, on­geacht hun nationaliteit, die cijfers verstrekt over de demografie, de socio-economische aspecten, het onderwijs en de huisvesting.) De gebruikte methodologie was erop gericht om een gemeenschappelijke basis te hebben voor de hele bevolking en werd dus opgebouwd op basis van de gegevens van CENSUS 2011 en van de openbare diensten voor arbeidsbemiddeling. De waarden die voortvloeien uit deze twee gegevensbronnen werden gecompileerd in één opleidingsvariabele. Verschillende vergaderingen met de KBSZ zijn nodig geweest om deze methodologie te programmeren en uit te voeren.

De resultaten

Wat het resultaat betreft, tonen de gegevens aan dat in 2014 26,7% van de personen van 20 tot 64 jaar hoogstens een diploma van het lager secundair onderwijs heeft, 34,2% heeft een diploma hoger secundair onderwijs en 28,9% heeft een diploma hoger onderwijs. Voor 10,2% van de bevolking van 20 tot 64 jaar is het opleidingsniveau niet bekend. Dit zijn voornamelijk buitenlandse personen die sinds 5 jaar of minder zijn ingeschreven in het Rijksregister, ofwel omdat zij niet langs een openbare dienst voor arbeidsbemiddeling zijn gegaan om een baan te vinden, ofwel omdat het diploma dat zij in hun land hebben verworven niet erkend werd door de Belgische overheid.

De gegevens van het rapport 2017 wezen echter op een vermindering van het inzicht in het opleidingsniveau door CENSUS voor de jonge generaties die niet helemaal werd gecompenseerd door de gegevens van de openbare diensten voor arbeidsbemiddeling. Aangezien CENSUS een beeld is van alle inwoners van het Belgisch grondgebied op 1 januari 2011, werden personen die een diploma hebben behaald na 2011 niet opgenomen in de gegevens van CENSUS.

Nieuwe methodologie in 2019

Om dit probleem te verhelpen werd de methodologie herzien voor het laatste rapport Socio-economische Monitoring 2019. Hoewel de gegevens van CENSUS en van de openbare diensten voor arbeidsbemiddeling nog steeds worden gebruikt, werden zij aangevuld door de gegevens van de drie andere gegevensbanken die beschikbaar zijn in het DWH AM&SB: LED, Saturn en CRef (gegevens van de universitaire instellingen voor de Federatie Wallonië-Brussel). De gegevens van deze drie databanken blijven echter gedeeltelijk wegens de beperkte tijdlijn van deze drie databanken. Bovendien hebben de gegevens van Saturn en van CRef enkel betrekking op de diploma's van het hoger onderwijs. Door deze drie databanken te gebruiken werd het wel mogelijk om het opleidingsniveau van de jongere generaties beter te doorgronden. Om de variabele "opleidingsniveau" op te bouwen, die wordt gebruikt in het rapport 2019, werd de voorkeur gegeven aan de gegevens van LED, Saturn en CRef. Als geen enkel gegeven over het opleidingsniveau beschikbaar was in deze databanken, werd gebruik gemaakt van CENSUS en de gegevens van de openbare diensten voor arbeidsbemiddeling.

Opleidingsniveau en studiedomein

In dit rapport werd het opleidingsniveau in verband gebracht met het studiedomein. De toevoeging van deze dimensie maakt het mogelijk om de impact van het opleidingsniveau op de integratie op de arbeidsmarkt fijner te analyseren. De waarde van een diploma op de arbeidsmarkt is immers afhankelijk van de gekozen studierichting. Het creëren van de variabele "studiedomein" vergde een enorme hoeveelheid harmonisatie- en hercoderingswerk tussen de verschillende databanken en een aanzienlijke hoeveelheid programmeerwerk. Soms heeft de Directie van de studiën en van de statistieken bijvoorbeeld opzoekingen moeten doen op de websites van de verschillende hogescholen of universiteiten om te weten hoe verschillende opleidingen te classificeren: was het veeleer een "managementopleiding” of een "ingenieursopleiding” of viel de opleiding onder de "sociale wetenschappen" of onder "psychologie"?

De nieuwe gegevens tonen aan dat in 2016, 25,2% van de personen van 20 tot 64 jaar hoogstens een diploma van het lager secundair onderwijs heeft, 34,8% heeft een diploma van het hoger secundair onderwijs en 31,5% heeft een diploma van het hoger onderwijs. Voor 8,6% van de bevolking van 20 tot 64 jaar is het opleidingsniveau niet bekend.

De gegevens per opleidingsniveau tonen aan dat de meerderheid van de personen met ten hoogste een getuigschrift van het lager secundair onderwijs een diploma hebben behaald in de richting ‘ingenieurskunde, veredelingsindustrie en productie’ (43,7%) en in de ‘algemene programma’s’ (23,3%).

Voor de personen met een diploma van het hoger secundair onderwijs behaalde de meerderheid dat dat in de richting ‘ingenieurskunde, veredelingsindustrie en productie’ (36,2%) en in ‘sociale wetenschappen, handel en rechten’ (18,9%).

Voor de personen tenslotte met een diploma van het hoger onderwijs behaalde 32,5% dat in de ‘sociale wetenschappen, handel en rechten’ (waarvan 20,9% in “handel/economie” en “administratie”) en 19,8% in ‘gezondheid en sociale bescherming’ (van wie 6,3% in “verpleging” en 5,0% in “sociale voorzieningen”).

Het rapport 2019 werd gepubliceerd op 11 maart 2020 en is beschikbaar in drie talen (Frans, Nederlands en Engels) op de site van onze FOD.