Collectieve klachten bij de Raad van Europa

Gepubliceerd op

-

2021

Recent nog verscheen in de media dat het huidige systeem van onbetaalde stages in België het Europees Sociaal Handvest schendt. Dat oordeelde de Raad van Europa na een klacht van het Europees Jeugdforum. Maar weinig mensen zijn op de hoogte van de collectieve klachtenprocedure bij de Raad van Europa en de gevolgen ervan. Tijd om daar verandering in te brengen.   

Europees Sociaal Handvest

De Raad van Europa (RvE) is misschien minder gekend bij het brede publiek, maar zij is in Europa de mensenrechteninstelling bij uitstek. Het bekendste verdrag van de RvE is waarschijnlijk het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens. Maar daarnaast is er ook het Europees Sociaal Handvest, ook wel de Sociale Grondwet van Europa genoemd. Dit verdrag werd in 1961 ondertekend in Turijn en in 1996 herzien. Het garandeert rechten met betrekking tot arbeid, sociale bescherming, gezondheid, huisvesting, onderwijs, personenverkeer en niet-discriminatie. België ratificeerde het Handvest in 1990 en het Herziene Europees Sociaal Handvest in 2004 (91 van de 98 paragrafen werden intussen door België aanvaard).

Controle

De controle op de naleving van het Handvest gebeurt door het Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR). Voor België vindt de controle op het Handvest plaats via twee kanalen.

Enerzijds door de jaarlijkse rapportage, waarbij elk jaar bepaalde rechten van het Europees Sociaal Handvest worden onderzocht door het ECSR. De FOD Werkgelegenheid coördineert deze rapportageverplichting namens België en dient elk jaar een rapport in na informatie-uitwisseling met de federale en regionale collega’s.

Anderzijds bestaat er sinds 1995 een aanvullend protocol inzake een collectieve klachtenprocedure waar landen aan kunnen worden onderworpen indien zij deze tekst ratificeren. 15 van de 47 lidstaten hebben dit protocol reeds aanvaard, waaronder België (2003). Een collectieve klacht kan enkel worden ingediend door erkende sociale partners en niet-gouvernementele organisaties en mag niet over individuele geschillen gaan. Het protocol beoogt de effectiviteit, snelheid en impact van de implementatie van het Europees Sociaal Handvest te bevorderen. Daarnaast wordt op deze manier de rol van de sociale partners en niet-gouvernementele organisaties versterkt. Deze procedure is eigenlijk een parallel beschermingssysteem dat een aanvulling vormt op de rechterlijke bescherming die wordt geboden door het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens. De klacht kan zelfs worden ingediend zonder dat de nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput en zonder dat de verzoekende organisatie slachtoffer is van de betrokken schending. De uiteindelijke beslissing van het ECSR met betrekking tot de klacht moet door de betrokken staat worden nageleefd, maar is niet afdwingbaar in het nationaal rechtstelsel. De conclusies van het Comité zijn namelijk declaratoir. Op grond daarvan zijn de nationale autoriteiten verplicht maatregelen te nemen om in overeenstemming te zijn met het Handvest.

Onbetaalde stages

Recent nog kreeg een klacht veel aandacht in de Belgische en buitenlandse media. Volgens het ECSR gaan de onbetaalde stages die in ons land worden aangeboden, buiten het kader van een opleiding, in tegen het Europees Sociaal Handvest. En hoewel deze uitspraken niet echt kunnen worden afgedwongen hebben ze toch een bepaald gewicht en sporen ze beleidsmakers aan om de situatie verder te bekijken. Volgens het Europees Jeugdforum vormen onbetaalde stages een drempel voor de sociale mobiliteit en worden ze misbruikt door werkgevers om betaalde jobs te vervangen. Daarom diende zij in 2017 een klacht in bij de Raad van Europa. De indiener moet daarbij steeds verwijzen naar de rechten uit het Handvest die geschonden worden. Hier betrof het art. 4 §1 (recht op een billijke beloning) en art. 7 §5 (recht van kinderen en jongeren op bescherming) van het Herzien Europees Sociaal Handvest. Na de registratie van de klacht volgt een hele procedure waarbij de lidstaat eerst mag reageren op de ontvankelijkheid van de klacht en waarna beide partijen inhoudelijk reageren op de klacht. Tot slot beslist het Europees Comité voor Sociale Rechten over de ontvankelijkheid en over de gegrondheid van de klacht. In 2021 concludeerde het ECSR dat de Belgische arbeidsinspectie onvoldoende efficiënt is in de opsporing en preventie van ‘nepstages’. Dit schendt het recht van werknemers op een beloning die moet volstaat om te voorzien in een behoorlijk levenspeil voor zichzelf en hun gezin. Nadien reageerde Minister van Werk Pierre-Yves Dermagne dat onbetaalde stages een vorm zijn van deloyale concurrentie, misbruik van jonge werknemers en het de ongelijkheid op de arbeidsmarkt vergroot. Waarna de Minister verklaarde dat hij met behulp van zijn regionale collega’s alles in het werk zal stellen om dit te verhelpen.

Loontransparantie

Een andere recente klacht ging over de transparantie van lonen. Het betrof een klacht die in 2016 werd ingediend door Women of Europe, en dit tegen 15 verschillende lidstaten. Die klacht werd in 2020 afgesloten en daar besloot de Raad van Europa dat België twee artikels van het Handvest schendt door geen transparantie over lonen te geven. Het ECSR concludeert dat verschillende rechten niet worden geschonden. Maar er is wel degelijk een schending, namelijk dat de transparantie van lonen niet kan worden gewaarborgd.

Dit wordt heel uitgebreid gemotiveerd in de conclusies van het Comité. Het Comité stelt dat de wet van 22 april 2012 ter bestrijding van de loonkloof tussen mannen en vrouwen de zichtbaarheid van die kloof heeft vergroot en ook nuttig is gebleken om de kloof effectief te verkleinen. Het ECSR constateerde een gebrek aan loontransparantie in België, aangezien er geen wettelijke bepalingen zijn die vergelijkende parameters vaststellen om de gelijke waarde van werk vast te stellen dat door mannen en vrouwen wordt verricht. Bovendien is het beginsel van de loontransparantie in de particuliere sector in de praktijk niet gewaarborgd en vertonen de functieclassificatiesystemen een aantal tekortkomingen. Het ECSR was derhalve van mening dat er niet is voldaan aan de verplichting om het beginsel van transparantie van de beloning in de praktijk te erkennen en te eerbiedigen.

Hierop volgde in 2021 een aanbeveling van het Comité van Ministers (hierin zetelen de Ministers van Buitenlandse Zaken van de verschillende lidstaten) waar de beleidsmakers nu mee aan de slag kunnen gaan.

Onbekend maar daarom niet minder belangrijk

De conclusies van deze twee klachten en de aandacht die zij hebben gekregen bevestigen dat de uitspraken van de Raad van Europa weldegelijk enig gewicht hebben. Hoewel zij niet afdwingbaar zijn, kunnen zij wel de aandacht van beleidsmakers trekken. Zeker lidstaten die veel belang hechten aan mensenrechten worden niet graag op de vingers getikt. Maar het toont ook vooral aan dat elke lidstaat nog stappen kan zetten om sociale rechten beter te waarborgen.