Algemene verplichtingen inzake ergonomie op het werk en de preventie van MSA
Op deze pagina
Rekening houden met ergonomie vanaf het ontwerp van de werkposten
De werkgever moet rekening houden met de ergonomie op het werk vanaf het ontwerp en de inrichting van de werkposten, en bij aanpassing van de werkposten, zodat MSA of andere gezondheidsproblemen die door musculoskeletale risico’s op het werk worden veroorzaakt of verergerd, worden voorkomen (art. VIII.1-1, §1 van de codex). Als het aspect ergonomie pas wordt bekeken op het einde van de rit, loopt men immers het risico dat bepaalde zaken praktisch al niet meer mogelijk zijn: het is dus belangrijk om al in de ontwerpfase niet alleen aandacht te schenken aan de arbeidsveiligheid en gezondheid van een werkpost, maar ook over de ergonomie van die werkpost.
Dit wil bv. zeggen dat een werkgever die een nieuw gebouw zoekt of bouwt dat als arbeidsplaats bedoeld is of een nieuwe productielijn wil starten, er vanaf de tekentafel al aandacht voor moet hebben dat de werkposten zo ergonomisch mogelijk worden ontworpen en ingericht (zonder uiteraard de andere domeinen van welzijn zoals de veiligheid, gezondheid, hygiëne en psychosociale aspecten van het werk uit het oog te verliezen).
Ook bij de inrichting van een arbeidsplaats en de plaatsing van de werkposten moet ergonomie een aandachtspunt zijn, bv. bij de keuze en de plaatsing van kasten (hoogte?), stoelen en tafels (aanpasbaar, in hoogte verstelbaar?), verlichting (goede verlichting op de werkpost), kabels, …
Telkens wanneer werkposten worden aangepast, moet de risicoanalyse worden herhaald om na te gaan of de resultaten beter worden dan wel of de genomen maatregelen moeten worden aangepast.
Risicoanalyse van de musculoskeletale risico’s op het werk en passende preventiemaatregelen
De werkgever moet een risicoanalyse uitvoeren van de musculoskeletale risico’s op het werk (art. VIII.1-1, §2 van de codex). Hij moet daarbij rekening houden met:
De biomechanische risicofactoren waaraan werknemers worden blootgesteld, zoals:
- het gebruik van kracht, bv. bij het grijpen, samendrukken, torsie, druk, vastgrijpen, tillen of laten zakken, duwen of trekken, dragen of verplaatsen, zowel van voorwerpen als van personen, bv. bij het verzorgen van patiënten, het dragen of verplaatsen van dozen (met versus zonder handvaten, vol of leeg, …), …
- Repetitieve bewegingen , bv. een kapper, iemand die aan een lopende band etenswaren sorteert of inpakt in doosjes, of steeds dezelfde vijs vastzet, een kassamedewerkster die producten scant, werk met een computermuis, poetsen, …
- De duur en frequentie van de bewegingen of taken: werknemers die snel opeenvolgend (dezelfde) handelingen moeten doen, zullen daar sneller last van hebben dan wie daarvoor meer tijd heeft, bv. omwille van de snelheid van een lopende band.
- De werkhoudingen, en dan voornamelijk extreme, ongemakkelijke, ongunstige of statische houdingen: werk op de knieën, gehurkt, voorovergebogen, in krappe ruimtes, maar ook langdurig staand of zittend werken (ook bij kantoorwerk), …
- De werkbewegingen, rekening houdend met het bereik, de hoek en de snelheid van de beweging: wie iets dichtbij moet nemen, zal minder snel last hebben dan wie verder moet reiken om iets te nemen, iets dragen of nemen boven schouderhoogte geeft sneller last, …
- De kracht van het contact, bv. bij het (hard) vastgrijpen van gereedschap, of het zetten van plaatselijke druk op oppervlakken (voor het oppakken van dozen, bv. met handvaten versus zonder handvaten), …
Andere risicofactoren die verband houden met de werkpost , bv. het dragen van (zware of ongemakkelijke) PBM, onvoldoende verlichting of te veel lawaai in functie van de activiteiten, …
De resultaten van de risicoanalyses uit andere domeinen van welzijn op het werk, die de musculoskeletale risico’s op het werk rechtstreeks of onrechtstreeks kunnen beïnvloeden, bv. beeldschermen en manueel hanteren van lasten, blootstelling aan trillingen (fysische agentia), overmatige werkdruk (psychosociale risico’s), werken in de kou (thermische omgevingsfactoren), ... De interactie tussen de welzijnsdomeinen mag dus niet uit het oog worden verloren.
Op basis van deze risicoanalyse zal de werkgever vervolgens passende preventiemaatregelen moeten nemen om de musculoskeletale risico’s op het werk te voorkomen, met toepassing van de algemene preventiebeginselen en de preventiehiërarchie (art. VIII.1-3, §1 van de codex). Vaak zal het gaan om een combinatie van verschillende maatregelen, zoals het voorzien van aangepaste arbeidsmiddelen in combinatie met een passende opleiding, enz.
Bv. het aanpassen van machines en productielijnen, het voorzien van aangepaste arbeidsmiddelen (zoals tilliften, robots en cobots, laptopverhogers of tweede scherm, …) en geschikt meubilair (zoals verstelbare stoelen en tafels, hoog-laag bedden, …), het zorgen voor een passende werkomgeving (op vlak van verlichting, binnenklimaat, stilte, …), het verschaffen van de nodige informatie en passende opleidingen (bv. over het juist instellen van bureaustoelen, het correct gebruik van arbeidsmiddelen, voldoende pauzes en beweging, rugsparend heffen en tillen van lasten, …)
De resultaten van de risicoanalyse en de preventiemaatregelen moeten worden opgenomen in het globaal preventieplan en eventueel ook in het jaaractieplan (art. VIII.1-4 van de codex).
Welke actoren op de werkvloer worden betrokken bij de risicoanalyse en het voorstellen en nemen van de preventiemaatregelen?
De werkgever is zoals gebruikelijk verantwoordelijk voor het uitvoeren van de risicoanalyse en het nemen van de preventiemaatregelen, maar hij moet minstens de volgende personen betrekken (art. VIII.1-2, §1 en art. VIII.1-3, §1 van de codex):
- De preventieadviseur van de interne preventiedienst.
- De preventieadviseur-ergonoom: zijn tussenkomst is facultatief, behalve in een aantal situaties die uitdrukkelijk in de codex zijn vermeld, zoals:
- wanneer de complexiteit van de risicoanalyse dat vereist en er intern niemand aanwezig is die beschikt over de vereiste deskundigheid om een dergelijke complexe analyse tot een goed einde te brengen (bv. een ergonoom die in de onderneming werkt zonder preventieadviseur te zijn). De werkgever kan (naar analogie met de psychosociale risico’s) oordelen dat dit bv. het geval is in specifieke situaties waarbij er verschillende factoren tegelijkertijd aanwezig zijn die een graad van expertise vergen die normaal niet in de onderneming aanwezig is.
- wanneer dit volgt uit het bedrijfsbezoek zoals bedoeld in artikel II.3-53 van de codex: als er tijdens het (verkennend of periodiek) bedrijfsbezoek door de bedrijfsbezoeker van de externe preventiedienst wordt vastgesteld dat er specifieke musculoskeletale risico’s aanwezig zijn in de onderneming waarvoor een beroep op een preventieadviseur-ergonoom nodig of gewenst is, moet dit gemeld worden aan de werkgever en de externe dienst voor verdere opvolging: in dit geval is de tussenkomst van de preventieadviseur-ergonoom bij de risicoanalyse en het advies over de preventiemaatregelen verplicht.
- Wanneer dit volgt uit het beleidsadvies zoals bedoeld in artikel II.3-56 van de codex, en meer in het bijzonder wanneer één of meer van de 5 preventieprioriteiten die in het beleidsadvies voor kleinere werkgevers (van groep D of C-) musculoskeletale risico’s of ergonomie op het werk betreffen.
Uiteraard mag de werkgever, als dat nodig is, ook preventieadviseurs uit andere domeinen betrekken, zoals de preventieadviseur psychosociale aspecten of de preventieadviseur-arbeidsarts.
Ook de werknemers moeten uiteraard bij de risicoanalyse en het voorstellen van de preventiemaatregelen (art. VIII.1-2, §2 en art. VIII.1-3, §1 van de codex) worden betrokken: dit gebeurt via het comité voor preventie en bescherming op het werk, of, als er geen comité is, via de vakbondsafvaardiging. Als er geen van beide is, moeten de werknemers rechtstreeks worden betrokken bij deze risicoanalyse.
Wanneer moeten de risicoanalyse en de preventiemaatregelen worden herbekeken?
De codex bepaalt dat er minstens één keer per jaar, en in elk geval bij elke wijziging die de blootstelling van werknemers aan musculoskeletale risico’s op het werk kan beïnvloeden, moet worden nagegaan of het nodig is om de risicoanalyse te actualiseren (art. VIII.1-1, §3 van de codex): als er niks veranderd is sinds de vorige risicoanalyse, en er zijn geen werknemers die klagen over gezondheidsproblemen als gevolg van musculoskeletale risico’s, hoeft er verder niet veel te gebeuren, maar als dat wel het geval is (bijvoorbeeld: er werden laptops in de plaats van desktops in gebruik genomen, er is meer telethuiswerk, of er zijn meerdere werknemers langdurig afwezig omwille van MSA), dan moet de risicoanalyse geactualiseerd worden en moeten de preventiemaatregelen eventueel worden aangepast.
Tegelijkertijd moet de werkgever ook de preventiemaatregelen evalueren, m.a.w. één keer per jaar, en bij elke wijziging die de blootstelling van werknemers aan musculoskeletale risico’s op het werk kan beïnvloeden (art. VIII.1-3, §2 van de codex). Bij deze evaluatie moet de werkgever in elk geval ook met een aantal specifieke zaken rekening houden:
- Met de aanbevelingen en adviezen van de preventieadviseur-ergonoom, bv. in het kader van de risicoanalyse of het voorstellen of evalueren van de preventiemaatregelen, maar eventueel ook in het kader van bedrijfsbezoeken of een beleidsadvies.
- Met de aanbevelingen en adviezen van de preventieadviseur-arbeidsarts die betrekking hebben op de musculoskeletale risico’s. De codex specifieert dat deze aanbevelingen of adviezen kunnen voortvloeien uit het periodiek gezondheidstoezicht en de globale rapportering over het gezondheidstoezicht, bv. de informatie dat een aantal werknemers klachten vertonen die het gevolg (kunnen) zijn van musculoskeletale risico’s op het werk. Daarnaast kan ook de rapportering van de arbeidsarts in het kader van het collectief re-integratiebeleid of de aangifte van beroepsziekten nuttige informatie opleveren voor de werkgever, bv. omdat meerdere werknemers zijn uitgevallen omwille van MSA.
- Met de adviezen van het comité die betrekking hebben op musculoskeletale risico’s op het werk.
- Met het beleidsadvies van de externe preventiedienst bij werkgevers van groep C- en D, wanneer één van de prioritaire risico’s of één van de aanbevelingen in dit beleidsadvies betrekking heeft op musculoskeletale risico’s op het werk.
Welke informatie en opleiding moeten werknemers krijgen over de ergonomie op het werk en de preventie van musculoskeletale risico’s?
De werkgever moet ervoor zorgen dat zowel de leden van het comité als de overige werknemers de nodige informatie ontvangen over musculoskeletale risico’s op het werk, evenals een passende opleiding (art. VIII.1-5 van de codex). Dit moet in elk geval de volgende aspecten betreffen:
- De aard van de musculoskeletale risico’s en de biomechanische en andere risicofactoren, evenals de mogelijke gevolgen voor de gezondheid zoals MSA;
- de genomen preventiemaatregelen en de passende werkmethodes (bijvoorbeeld het ter beschikking stellen van ergonomische bureaustoelen, met inbegrip van de nodige informatie om deze stoelen correct in te stellen, opleiding over de juiste zithoudingen, sensibilisering over regelmatig rechtstaan en voldoende bewegen, het effectief en correct gebruiken van de voorziene tilhulpmiddelen, enz.);
- de rol van de hiërarchische lijn bij de toepassing en opvolging van de preventiemaatregelen;
- het gezondheidstoezicht (dat voorlopig inhoudelijk ongewijzigd is gebleven, cfr. art. VIII.1-6 van de codex);
- de werkwijze voor de opsporing en de melding van MSA of andere gezondheidsproblemen die door musculoskeletale risico’s op het werk worden veroorzaakt.
Informatie en sensibilisering i.v.m. ergonomie op het werk en preventie van MSA
De websites www.beswic.be en www.preventievanmsa.be bevatten heel wat informatie(brochures), tools en hulpmiddelen over ergonomie op het werk en de preventie van MSA, om werkgevers, werknemers en preventieadviseurs te informeren en te sensibiliseren rond dit thema
- Codex - Boek VIII - Titel 1 - Algemene bepalingen (PDF, 122.61 KB)
- In de eerste plaats bij de preventieadviseur van de interne en/of de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk.
- In de tweede plaats bij de bevoegde regionale directie van het Toezicht op het Welzijn op het Werk.
- Over de interpretatie van de regelgeving: schriftelijk bij de Algemene Directie Humanisering van de Arbeid.