Loon

Op deze pagina

    Minimumloon

    In België worden minimumlonen niet bepaald door de wet. De geldende minimumlonen worden bij ons, zoals in sommige andere landen, traditioneel vastgelegd in de collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO's) gesloten in de paritaire comités (PC’s) of subcomités (PSC's).

    De CAO's omvatten bepalingen die de algemene grondslagen voor de berekening van de lonen volgens de verschillende kwalificatie- en functieniveaus vaststellen.

    Indien de sector-CAO een minimumloon voorschrijft, mag de individuele overeenkomst geen lager, maar wel een hoger loon toekennen.

    Opmerking: De hier vermelde minimumbedragen zijn brutobedragen. Om het nettoloon te bepalen, d.w.z. het bedrag dat de werknemer werkelijk ontvangt, moeten o.a. de bedrijfsvoorheffing en de werknemersbijdragen voor de sociale zekerheid afgetrokken worden van het brutoloon. De socialezekerheidsbijdragen (geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid) maken het mogelijk om vervangingsuitkeringen (pensioenen, werkloosheidsuitkeringen enz.) en aanvullende uitkeringen (terugbetaling van ziektezorgen, kinderbijslag enz.) toe te kennen. Ze vormen 13,07% van het brutoloon van de loontrekkenden in de privé-sector. De bedrijfsvoorheffing is de belasting die elke maand afgehouden wordt van het loon. Deze wordt berekend op het belastbaar brutoloon (= brutoloon aangeduid in de arbeidsovereenkomst min de sociale bijdragen) en varieert naargelang de gezinssamenstelling en andere regels.

    Gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen (GGMMI)

    Een absolute ondergrens voor het loon is het gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen (GGMMI) van de Nationale Arbeidsraad (NAR).

    Het GGMMI is niet identiek is aan een minimum maandloon. In het GGMMI zijn immers bepaalde sommen begrepen die in de loop van het jaar worden uitbetaald. Zo wordt bijvoorbeeld een eindejaarspremie of dertiende maand in aanmerking genomen om na te gaan of het GGMMI nageleefd wordt.

    De NAR heeft enkele CAO’s gesloten die over het minimuminkomen gaan. Op de website van de NAR zijn de teksten van al deze CAO’s en enige commentaar bij deze CAO’s te vinden.

    De belangrijkste CAO’s uit deze reeks zijn :

    • de CAO nr. 43, aangepast door latere CAO’s, die het GGMMI vastlegt voor de werknemers van 18 jaar en ouder die arbeidsprestaties verrichten krachtens een arbeidsovereenkomst, met uitzondering van werknemers van 18, 19 en 20 jaar die werken op grond van een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten, en
    • de CAO nr. 50, aangepast door CAO nr. 50bis en CAO nr. 50ter, welke geldt voor jongeren onder de 18 jaar met een arbeidsovereenkomst, inclusief een studentencontract, en voor werknemers van 18, 19 en 20 jaar met een studentencontract. CAO nr. 50 geldt in de sectoren of activiteiten die onder geen P(S)C ressorteren of die ressorteren onder een P(S)C dat niet is samengesteld, en in de sectoren waarvoor het P(S)C geen minima of lonen voor de werknemers onder de 21 jaar heeft vastgesteld. P(S)C’s mogen dus voor deze jongeren hogere of lagere minimumlonen vastleggen. CAO nr. 50 geldt enkel indien ze dit niet doen.

    CAO’s nrs. 43 en 50 gelden niet voor jongeren die werken in het kader van alternerend leren op basis van een andere overeenkomst dan een arbeidsovereenkomst.

    Deze CAO’s zijn evenmin van toepassing op de personen die tewerkgesteld zijn in een familie-onderneming waar gewoonlijk alleen bloedverwanten, aanverwanten of pleegkinderen arbeid verrichten onder het uitsluitende gezag van de vader, de moeder of de voogd.

    Zij zijn evenmin van toepassing op de werknemers die gewoonlijk zijn tewerkgesteld gedurende periodes die minder dan een kalendermaand bedragen.

    Andere belangrijke CAO’s van de NAR houden bepalingen in aangaande gelijke beloning van vrouwen en mannen, aangaande de minimumbezoldiging voor mindervaliden, aangaande de indexcijfers, enz.

    Wat de deeltijdse werknemers betreft, voorziet de CAO nr. 35 in een gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen dat wordt berekend naar rata van hun arbeidsduur in de onderneming en van het gewaarborgd gemiddeld minimummaandinkomen van de voltijdse werknemers.

    Voor de bedragen wordt verwezen naar de databank Minimumlonen op Thema's > Sociaal overleg > Minimumlonen per Paritair (Sub)Comité ofwel zie www.minimumlonen.be 

    Het Gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen (GGMMI) voor werknemers van 18 jaar en ouder, voor werknemers onder de 18 jaar, en voor studenten onder de 21 jaar, is in de databank Minimumlonen ondergebracht in een (niet-officieel) comité 300, waar de loonbedragen van CAO’s nrs. 43 en 50 van de Nationale Arbeidsraad (NAR) worden verzameld.