2012 - Werkbaarheid in België in 2011: onderzoek met behulp van de VOW/QFT vragenlijst en vergelijking met de verzamelende gegevens in 2007 en 2009

Hoofdthema

Onderzoek uitgevoerd in België in 2011 over de werkbaarheid (Workability) met behulp van de VOW/QFT vragenlijst en vergelijking met de verzamelende gegevens in 2007 en 2009

Subthema

In 2011 heeft de Belgische Beroepsvereniging voor Arbeidsgeneesheren (B.B.v.Ag.) het mogelijk gemaakt om bijna 1000 nieuwe VOW/QFT te verzamelen. Ze werden ingevuld door werknemers die verplicht zijn om een geneeskundig onderzoek te ondergaan. Dit verslag presenteert de resultaten van de analyses van deze 1000 VOW/QFT, verzameld in 2011 De vergelijking als ook de normen (referentiewaarden) van de antwoorden afkomstig van de verenigde gegevens verzameld in 2007, 2009 en 2011 zijn ook voorgesteld.

Timing

2009-2012

Opdrachtgever

Directie van het onderzoek over de verbetering van de arbeidsomstandigheden (DiOVA)

Onderzoeksteam

  • Association Professionnelle Belge Des Médecins Du Travail (A.P.B.M.T.)
  • Prof. Catherine Hellemans, Laboratoire de Psychologie du Travail et Psychologie Économique (LAPTÉ), Université libre de Bruxelles

Onderzoeksopzet

  • De Algemene Directie Humanisering van de Arbeid van FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg heeft een reeks studies geleid om het concept van „work ability“ te verdiepen. In dit kader heeft de Directie van het onderzoek over de verbetering van de arbeidsomstandigheden (DIOVA) een vragenlijst, de VOW/QFT, gecreëerd. Deze is vollediger is dan de WAI (Work Ability Index: Ilmarinen, Tuomi & Seitsamo, 2005), bestaat in het Frans en in het Nederlands, en sluit aan bij de logica van de Belgische wet op het welzijn op het werk. Deze vragenlijst is bestemd voor de specialisten van de gezondheid op het werk. Het doel is deze vragenlijst voor hen toegankelijk te maken en het gebruik ervan te vereenvoudigen. De lijst is gratis beschikbaar: VOW QFT Vragenlijst (PDF, 71.42 KB).

    Naast de vragenlijst is op deze website ook het volgende te vinden: het handboek voor het gebruik van de vragenlijst, een vooraf opgemaakte database om de encodering te vergemakkelijken en om verschillende berekeningen van scores en gemiddelden te vergemakkelijken, het handboek voor het gebruik van deze database en een type-verslag (type-rapport) met normen om de presentatie en de interpretatie van de gegevens te vergemakkelijken. Al deze documenten vindt u in de toelichting over dit instrument: De VOW / QFT: Meetinstrument over werkbaarheid  
  • In 2007 werden 1812 VOW/QFT aangevuld door werknemers van 45 jaar en meer. In 2009 heeft de Belgische Beroepsvereniging voor Arbeidsgeneesheren (B.B.v.Ag.) het mogelijk gemaakt om bijna 1000 nieuwe VOW/QFT te verzamelen. Ze werden ingevuld door werknemers die verplicht zijn om een geneeskundig onderzoek te ondergaan.
     
  • Het eerste verslag stelt de resultaten van de analyses van 1000 nieuwe VOW/QFT (n = 975) voor die verzameld werden in 2009 dankzij de Belgische Beroepsvereniging voor Arbeidsgeneesheren (B.B.v.Ag.). Deze nieuwe bevraging is gebaseerd op de VOW/QFT versie van 2010 waar een nieuw item omtrent stress op het werk aan is toegevoegd
     
  • Het tweede verslag heeft als doel de antwoorden van de verschillende dimensies gemeten door de VOW/QFT in 2007, 2009 en 2011 te vergelijken, de referentiewaarden up to daten aan de hand van het samenvoegen van de drie databases en het toevoegen van de normen met betrekking tot de vragen over stress op het werk.

Resultaten

Resultaten van de analyses van 1000 nieuwe VOW/QFT (n = 975) voor die verzameld werden in 2009 dankzij de Belgische Beroepsvereniging voor Arbeidsgeneesheren (B.B.v.Ag.)  

  • Stress

    Aan de oude versie van de VOW/QFT werd in 2010 een nieuwe vraag met betrekking tot stress op het werk toegevoegd. De resultaten van deze vraag geven aan dat de meerderheid van de respondenten (54%) soms stress op het werk ervaart: 18% van de respondenten, bijna 1 werkkracht op 5, verklaart het grootste deel van de tijd tot altijd stress te ervaren op het werk. Uit de analyses blijkt dat er enkele risicogroepen bestaan: vrouwen, “intellectuelen", mensen die verantwoordelijk zijn voor andere medewerkers.
     
  • Psychosociale factoren

    De analyse van deze module heeft contrasterende resultaten opgeleverd:
    • de positieve punten zijn de volgende:
      • de respondenten worden slechts zelden geconfronteerd met moeilijkheden wat betreft veranderingen binnen hun takenpakket
      • jobonzekerheid lijkt slecht zeer weinig aanwezig te zijn
      • veel respondenten beleven plezier op het werk
      • sociale steun van de baas en collega's blijkt sterk aanwezig te zijn
       
    • de volgende punten zijn minder positief:
      • werkritme en hoeveelheid werk
      • gebruik van kennis
      • mogelijkheid tot participatie
      • de behoefte aan herstel na een werkdag 
     
  • Fysieke arbeidsomstandigheden

    De respondenten menen dat ze relatief weinig geconfronteerd worden met risico's of hinder in het kader van hun werk. Langs de andere kant meent een derde van de respondenten vaak tot altijd geconfronteerd te worden met fysiek zware arbeid, meer dan 40% meldt vaak tot altijd geconfronteerd te worden met bandwerk of beeldschermwerk. Ook kunnen we zonder al te veel verwondering vaststellen dat niet elke groep van werknemers aan evenveel fysieke risico's wordt blootgesteld
     
  • Veiligheid

    In het algemeen vinden weinig respondenten (rond de 10%) dat ze geconfronteerd worden, als betrokkene of getuige, met een arbeidsongeval; de grote meerderheid van de respondenten (86.5%) vindt ook dat er een veilig klimaat heerst binnen hun organisatie.
     
  • Gezondheid

    Het merendeel van de respondenten (90.8%) menen geen gezondheidsproblemen te hebben, bijna 80% meldt dat ze vinden dat hun gezondheidstoestand van de laatste twee weken goed of zelfs uitstekend is. Niet elke groep meldt dezelfde gezondheidsproblemen: vrouwen geven aan meer kwalen te hebben, een minder goede gezondheidstoestand te hebben ervaren de laatste twee weken en vaker thuis gebleven te zijn omwille van gezondheidsredenen dan mannen. De respondenten die niet meer dan een middelbare scholing gelopen hebben, melden het meeste thuis gebleven te zijn omwille van ziekte of een arbeidsongeval dan respondenten met een hoger opleidingsniveau; de respondenten die als hoofdactiviteit handarbeid verrichten hebben meer gezondheidsproblemen en blijven vaker thuis ten gevolg van ziekte of een arbeidsongeval.
     
  • Werkbekwaamheid

    De grote meerderheid van de respondenten (94.9%) vindt dat ze beschikken over goede competenties; bijna 75% van de respondenten meent dat hun capaciteiten verbeterd zijn maar gemiddeld gezien is het correcter te zeggen dat de meerderheid vindt dat hun bekwaamheden onveranderd gebleven zijn de laatste 5 jaren. Er worden sterke correlaties waargenomen tussen de twee types anciënniteit en een verbetering van de capaciteiten: hoe meer de totale anciënniteit en de anciënniteit bij de huidige werkgever verhogen, hoe meer de capaciteiten verminderen. Dit resultaat sluit nauw aan bij de problematiek omtrent het loopbaanplafond die welgekend is in de HR. De resultaten kunnen dan ook een motivatie betekenen voor het Human Resource Management om eens stil te staan bij het carrièretraject van de oudere werknemers.
     
  • Blijfintentie

    De grote meerderheid van de respondenten (89.9%) is redelijk zeker te kunnen blijven werken op zijn huidige werk op korte termijn; langs de andere kant zijn de respondenten (61.3%) meer verdeeld wat betreft het te blijven werken op lange termijn tot aan de wettelijke pensioenleeftijd. Er worden enkele verschillen vastgesteld wat betreft de blijfintentie bij de huidige werkgever tussen de verschillende groepen: mannen die een hoger opleidingsniveau hebben en de mensen die werken in de industrie melden minder de intentie te hebben om te blijven werken tot aan de wettelijke pensioenleeftijd dan de anderen.

Synthese: De resultaten die hierboven vermeld worden, maken duidelijk dat de risicogroepen voor fysiek zware arbeidsvoorwaarden, gezondheidsaspecten en blijfintentie vooral mannen, handarbeiders en mensen uit de industrie zijn. Met de toevoeging van de vraag omtrent stress op het werk, zien we dat er wederom enkele groepen naar voren geschoven worden die gevoelig zijn voor stress, namelijk vrouwen, mensen wiens job voornamelijk uit intellectuele arbeid bestaat en de hiërarchische verantwoordelijken. Het wordt hierdoor duidelijk dat niet elke groep geconfronteerd wordt met dezelfde problematiek: dit gegeven onderstreept des te meer het belang van een risicoanalyse die afgestemd is op een specifieke groep.

Publicaties 

Bijkomende inlichtingen

Indien u meer informatie wenst over dit onderzoek of de publicaties, neem dan contact op met de Directie van het Onderzoek over de Verbetering van de Arbeidsomstandigheden (DIOVA), E. Blerotstraat 1 - 1070 Brussel, alain.piette@werk.belgie.be.